Het digitaal editeren van Middelnederlandse teksten: een status quaestionis en een verkenning aan de hand van een digitale editie van de ‘Vierde Martijn’

Frans
de Jonge

h1 { margin-bottom: 0.21cm; line-height: 100%; }h1.western { font-family: "Times New Roman",serif; font-size: 14pt; }h1.cjk { font-family: "WenQuanYi Zen Hei"; font-size: 18pt; font-weight: normal; }h1.ctl { font-family: "Lohit Devanagari"; font-size: 18pt; }p { margin-bottom: 0.25cm; line-height: 120%; }p.cjk { font-size: 10pt; font-weight: normal; }a:link { }

Middeleeuwse teksten: wat kun je ermee?

 

Het einde van de veertiende eeuw luikt. Bij het licht van een flikkerende kaars is een ervaren schrijver naarstig aan het werk. Zijn doel? Het aanleggen van een verzameling teksten met morele aansporingen. Zijn perkament is van slechte kwaliteit, zijn schrift gejaagd. De buitenwereld zal dit werk nooit zien, misschien zijn medebroeders evenmin. Als altijd zwijgende kartuizermonnik wil hij namelijk toch iets dat tot hem persoonlijk spreekt.

 

Ook nu, meer dan 600 jaar later, spreekt deze verzameling teksten nog steeds, maar nu zijn wij de luisteraars. Deze verzameling teksten staat bekend als de Heber-Serrurecodex, zo genoemd naar twee voormalige bezitters: de Engelse boekenverzamelaar Richard Heber en de filoloog Constant Serrure. Naast een flinke verzameling Middelnederlandse werken is het de enige vindplaats van het leerdicht Rinclus, van het bijtende gedicht de Vierde Martijn en van Der kerken claghe, een klacht over de val van Acre in 1291. Om zulke teksten grondig te onderzoeken met de nieuwste technieken is een digitale editie gewenst. Met dat doel voor ogen is de huidige stand van zaken op het gebied van digitale edities onderzocht. Op basis daarvan zijn aanbevelingen geformuleerd die met een digitale editie van de Vierde Martijn in de praktijk zijn gebracht.

Wat is een digitale editie?

Voor het digitale veld voldoen de klassieke editietypedefinities niet. Traditioneel zijn er bijvoorbeeld diplomatische edities, die proberen een tekst weer te geven zoals de lezer hem oorspronkelijk zag, en kritische edities, waarin op basis van tekstkritiek uit meerdere afschriften de beste of meest oorspronkelijke tekst wordt samengesteld. Maar in het geval van een digitale editie kunnen in principe beide soorten edities uit hetzelfde bronbestand worden gegenereerd. Voor de wat meer technisch aangelegde gebruiker zal dit bronbestand de editie zijn, maar in de praktijk zal de meeste tijd worden doorgebracht met een al dan niet dynamische, gegenereerde weergave. Daarom wordt er met de term digitale documentaire editie gewerkt.

Een digitale documentaire editie is een nieuw object dat alle componenten van een digitale editie omvat: zowel de bron, de uitvoer als de hulpmiddelen die noodzakelijk zijn om de uitvoer weer te geven. Die hulpmiddelen moeten niet worden opgevat als specifieke programma’s, zoals een bepaalde tekstbewerker of een enkele webbrowser, maar als dat wat noodzakelijk is om een weergave te genereren. Het bronbestand is op zichzelf voor de meest voor de hand liggende toepassingen niet noodzakelijk bruikbaar. Het moet eerst worden omgezet in een formaat dat door de browser kan worden geïnterpreteerd en vervolgens weergegeven. Lang niet alle onderdelen van een digitale documentaire editie zijn voor alle toepassingen van belang. Vanuit een traditioneel oogpunt kan er daarom van meerdere edities worden gesproken.

Het beschikbare digitaal materiaal

Het huidige aanbod van digitaal beschikbaar materiaal komt in vele vormen en maten, van minder naar meer bruikbaar voor verdere verwerking, van facsimile's tot gedetailleerde transcripties. Een facsimile is een zo getrouw mogelijke reproductie van een origineel handschrift, bijvoorbeeld in de vorm van foto’s of scans. Transcripties brengen de oorspronkelijke tekst over naar moderne drukletters, waarbij het altijd de vraag is of de spelling van bijvoorbeeld ‘u’ en ‘v’ en ‘ij’ of ‘y’ moet worden gemoderniseerd. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor het gebruik van leestekens.

Uit het onderzoek naar de ontsluiting en toegankelijkheid van gedigitaliseerde collecties via online catalogi komt een duidelijk beeld naar voren. Het is onmiskenbaar gebruiksvriendelijker als de zoekfuncties voor digitale manuscripten volledig geïntegreerd zijn met de normale catalogi. Anders bestaat het gevaar dat alle moeite die hiervoor gedaan wordt geheel over het hoofd wordt gezien. De catalogus van de Universiteitsbibliotheek van Gent biedt in dit opzicht een uitmuntend voorbeeld dat zeker navolging verdient. Digitale facsimile’s zijn volledig en intuïtief geïntegreerd in het gebruikelijke zoeksysteem, zonder noemenswaardige restricties op te leggen aan de gebruiker.

De bekendste bron van digitale teksten is de Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren (DBNL). Wie zich in eerste instantie richt op de DBNL zal veel moois vinden, maar vooral wat verder gaat dan het paradigma van gedigitaliseerde papieren werken kan op die manier aan de aandacht ontsnappen. De DBNL maakt namelijk een indrukwekkende, verrassend complete hoeveelheid primaire en secundaire literatuur op gebruiksvriendelijke wijze beschikbaar, maar ze biedt geen volwaardige digitale edities aan.

Hoe het zou moeten

Het internet maakt het voor iedere onderzoeker gemakkelijk om zijn of haar transcripties wereldkundig te maken, maar tegelijkertijd is al dat werk lastig vindbaar tenzij men er reeds van afweet. Al kleven er zeker nadelen aan een systeem als UniCat, waar de catalogi van Belgische universitaire bibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek van België via een enkele website raadpleegbaar zijn, zouden gedigitaliseerde werken idealiter toch via een dergelijk systeem te vinden moeten zijn.

Verrassend weinig bronnen geven duidelijk aan welke rechten en plichten de gebruiker heeft. Als de rechten beperkt zijn is dat niet ernstig, want dat is de standaardaanname, maar als de rechten de gebruiker veel vrijheid geven zou dit net als op de websites van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) duidelijk moeten worden aangegeven. In principe ligt een open-accesslicentie voor de hand, want het beoogde doel is immers gewoonlijk dat onderzoekers met het materiaal aan de slag gaan. Indien men voor een dergelijke licentie opteert, zou men, wederom net als bij KANTL, ook het bronbestand beschikbaar moeten stellen. Elk onderdeel van een digitale documentaire editie heeft voor een andere doelgroep nut. Kort samengevat, het beste praktijkvoorbeeld komt van KANTL, waar alle relevante data worden aangeboden onder duidelijke voorwaarden.

Door het gebruik van een algemeen geaccepteerde standaard zal het indien noodzakelijk ook in de toekomst eenvoudig mogelijk zijn om het document naar een eventueel toekomstig bestandsformaat om te zetten. Het grootste gevaar voor het voortbestaan van de digitale editie van de Vierde Martijn die deze aanbevelingen in de praktijk brengt ligt daarom in de toekomstige levensduur van Github, de website waar zij gehuisvest is. Wie geïnteresseerd is, kan eens een kijkje nemen op <http://frenzie.github.io/vierde-martijn/> om de digitale editie van de Vierde Martijn te raadplegen.

Download scriptie (1.13 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2015