Het fonologisch deficiet als oorzaak van dyslexie: een overzicht

Karen
Gijsbrechts

Het fonologisch plobreem: de oorzaak van dyslexie

Lees deze zin niet. Gelukt? Nee, natuurlijk niet. Lezen gaat voor de meesten onder ons zo makkelijk dat men zelfs met alle bestwil in de wereld niet kan stoppen met het ontcijferen van tekst, willens nillens. Voor anderen is dit niet zo vanzelfsprekend. Dyslexie is een stoornis die het lezen en schrijven bemoeilijkt, dat weten we allemaal, maar wat ligt er aan de basis van deze stoornis? Wat is zijn oorzaak? En waarom is dit een moeilijke vraag?

Doorheen verschillende eeuwen zijn er talloze theorieën in verband met dyslexie naar voren geschoven. Oudere hypothesen beroepen zich vaak op perceptuele tekorten. De visueel deficiet theorie bijvoorbeeld stelt dat dyslectici visuele prikkels, zoals letters op papier, op een afwijkende manier waarnemen. De meeste van zulke theorieën zijn onvoldoende gestaafd met betrouwbaar onderzoek, waardoor ze stilaan uit zwang raken. Meer en meer wetenschappers richten zich nu tot een specifiek linguïstisch deficiet waarbij de fonologisch deficiet theorie met stip op één staat als mogelijke oorzaak van dyslexie.

Wanneer men leert lezen zijn twee principes van cruciaal belang. Ten eerste het besef dat woorden uit verschillende klanken bestaan: het woord ‘kat’ mag dan wel klinken als één, ononderbroken geluid, het bestaat uit de fonemen ‘k’, ‘a’ en ‘t’. Daarnaast is het belangrijk dat men begrijpt dat de letters op papier, grafemen, vertegenwoordigers zijn van klanken, fonemen. Dit noemt men het alfabetisch principe. Het fonologisch deficiet houdt in dat deze notie van fonemen bij dyslectici niet optimaal functioneert. Omdat lezen in essentie een decodeerproces is waarbij de grafemen omgezet worden in fonemen, en die fonemen gecombineerd moeten worden tot woorden, is een fonologisch tekort nefast voor leesvaardigheden.

Dit fonologisch tekort uit zich niet alleen op vlak van een zwak fonologisch bewustzijn. Ook een zwak verbaal kortetermijngeheugen en een gebrekkige lexical retrieval zijn symptomen. Een overweldigend aantal studies toont aan dat dyslectische kinderen vooral in deze drie dimensies slechter presteren dan normale lezers.

Het fonologisch deficiet wordt dus vermoedelijk veroorzaakt door een gebrek in de fonologische code. De fonologische code bestaat uit mentale, fonologische representaties van woorden die van belang zijn bij het produceren en herkennen van woorden. Bij dyslectici zouden de fonologische representaties vager en minder gedetailleerd zijn, met de bekende fonologische problemen als gevolg. De afwijkende kwaliteit kan te wijten zijn aan een onvoltooide ontwikkeling van de verzameling fonologische representaties, die normaliter tot op een bepaald niveau steeds gedetailleerder wordt. Een andere mogelijkheid houdt in dat dyslectici een auditieve afwijking vertonen waardoor ze de subtiele informatie die nodig is voor de ontwikkeling van fonologische representaties niet voldoende kunnen onderscheiden. Beide theorieën hebben voor- en tegenstanders.

Hoewel er een zekere consensus heerst over omtrent het fonologisch deficiet als oorzaak van dyslexie kunnen we ook bedenkingen formuleren.

Allereerst is het niet makkelijk om dyslexie te definiëren als een homogene stoornis met één welbepaalde oorzaak. Dyslectici geven onderling blijk van een scala aan diverse symptomen. Zo kunnen mensen met dyslexie ook lijden aan evenwichtsstoornissen of coördinatie. Bovendien leggen niet alle dyslectici een fonologisch deficiet aan de dag. Daarnaast is het opmerkelijk dat dit fonologisch deficiet zich bij meesten wel laat merken in leesvaardigheden, maar niet of nauwelijks in spraak. Het lijkt logisch dat fonologische beperkingen die de verwerking van klanken in het gedrang brengen zich ook manifesteren op gebied van klankproductie.

Ten tweede brengt het onderzoeken van dyslexie als cognitieve stoornis veel methodologische moeilijkheden met zich mee. Veel van de testen die worden gebruikt om een fonologisch deficiet bloot te leggen hebben cognitieve processen tot gevolg die het resultaat van de test kunnen beïnvloeden. Hoe kan men bijvoorbeeld weten of de verwerking van het woord ‘kat’ hetzelfde is bij het horen van ‘kat’ als bij het horen van de opdracht ‘Deel het woord ‘kat’ op in klanken’? Dergelijke hindernissen zorgen ervoor dat er mogelijk getwijfeld kan worden aan de loepzuiverheid van zulk onderzoek.

Ten slotte is er de phonological access hypothesis die een geheel ander licht werkt op het fonologisch deficiet. Volgens deze relatief recente hypothese zijn de fonologische representaties van dyslectici kwalitatief even goed als die van normale lezers, maar moet het deficiet gezocht worden in de toegang tot deze representaties. De fonologische problemen waar meeste dyslectici mee te kampen hebben worden in dat geval veroorzaakt doordat de fonologische representaties niet bereikbaar zijn. Zo wijzen hersenscans uit dat de verbinding tussen het gebied van Broca, het gebied dat zich bezighoudt met taal, en de primaire en secundaire auditieve cortex bij dyslectici niet optimaal functioneert, wat de phonological access hypothesis lijkt te ondersteunen. Deze hypothese spreekt weliswaar een fonologisch deficiet als oorzaak van dyslexie niet tegen, maar verandert radicaal de aard van het beestje. Duidelijk is in ieder geval dat zelfs een theorie zo standvastig als het fonologisch deficiet nog veel vragen doet rijzen.

Dyslexie is een uiterst bekende leesstoornis. Iedereen kent wel iemand met dyslexie in zijn nabije omgeving, wat ertoe kan leiden dat men de nood aan meer studies over het hoofd ziet. De zoektocht naar een oorzaak van dyslexie is echter nog lang niet ten einde. Hoewel het fonologisch deficiet op dit moment de meest plausibele oorzaak van dyslexie lijkt, zijn bovenstaande bedenkingen dwingende redenen voor verder onderzoek. Deze scriptie biedt een leidraad door het overweldigend aanbod van onderzoek over dyslexie met onder andere een overzicht van de belangrijkste mogelijke oorzaken en een bespreking van het fonologisch deficiet in al zijn facetten. 

Download scriptie (580.52 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2014