Het optreden ten aanzien van cannabisgebruik en bezit voor persoonlijk gebruik in Vlaamse steden

Ulrike
Seynaeve

Het Belgisch cannabisbeleid onder de loep: gedoogbeleid te ondoorzichtig?!

Cannabis, althans de discussie over welk beleidsmodel het best gehanteerd wordt bij cannabis, is een actueel thema. De recente voorbeelden van legalisering van cannabis in Washington en Colorado hebben het debat over hoe idealiter zou moeten opgetreden worden bij cannabis opnieuw doen oplaaien. Zoals men een blikje cola uit de automaat kan halen is het nu zelfs mogelijk in bepaalde staten van de VS om cannabis te verkrijgen door middel van een wietautomaat. De tijd dat het gebruiken van cannabis voornamelijk geassocieerd werd met hippies lijkt dan ook voorbij te zijn. Zowel in België als in Europa is cannabis momenteel de meest gebruikte drugssoort. Niet enkel in de Verenigde Staten maar ook in België blijkt het legaliserings-idee zijn ingang te vinden. Zo kan het pleidooi van Decorte, De Grauwe en Tytgat (18.11.2013) voor een kritische evaluatie van het Belgische cannabisbeleid alsook het feit dat de legalisering van softdrugs als agendapunt wordt opgenomen door bepaalde politieke partijen, hierbij als voorbeeld aangegeven worden.

De vraag of het gebruik van en in welke mate cannabis gezondheidsgerelateerde risico's inhoudt blijkt nog een controversieel thema te zijn. Zo zijn er studies die quasi geen negatieve impact op de sociale en fysieke gezondheid vaststellen bij het gebruik van cannabis, terwijl andere studies deze vaststelling blijken te weerleggen (Tashkin, Simmons, Sherrill & Coulson, 1997; Aldington, Williams, Nowitz, Weatherall, Pritchard, Mc Naughton, Robinson & Beasley, 2007; Taylor, Fergusson, Milne, Horwood, Moffit, Sears & Poulton, 2002). Hoe dan ook, de potentiële schade die cannabis kan teweegbrengen kan of mag niet zomaar genegeerd worden. Deze meesterproef heeft niet de ambitie om een bijdrage te leveren in dit laatste debat. Wel wil met deze meesterproef een blik geworpen worden op de manier waarop drugs- of cannabiswetgeving en beleid in België geïmplementeerd worden. De meesterproef vertrekt vanuit de stedelijke context en probeert in kaart te brengen hoe gereageerd en opgetreden wordt ten aanzien van cannabisgebruik en bezit voor persoonlijk gebruik in twee Vlaamse steden. Binnen de stedelijke context kunnen drie instellingen geïdentificeerd worden die verantwoordelijk zijn voor de preventie, controle en vervolging van cannabisgebruik en bezit voor persoonlijk gebruik namelijk stadsambtenaren, politieambtenaren en vertegenwoordigers van de magistratuur. Naast het wettelijk kader, wordt voor elk van deze het lokaal beleid alsook het praktijkoptreden inzake cannabisgebruik en bezit voor persoonlijk gebruik geschetst. Alsof dit allemaal nog niet genoeg was, wil deze meesterproef dit optreden ook onderwerpen aan een kritische beoordeling door de drie informatiedragers (stadsambtenaren, politieambtenaren en vertegenwoordigers van de magistratuur) die centraal staan in dit onderzoek. Om dit alles onderzoekbaar te maken werden drie hoofdonderzoeksvragen vooropgesteld: "Hoe wordt opgetreden ten aanzien van cannabisgebruik en bezit voor persoonlijk gebruik?", "Hoe beoordelen de verantwoordelijke ambtenaren het optreden ten aanzien van cannabisgebruik en bezit voor persoonlijk gebruik?" en "Hoe of op welke manier zouden de verantwoordelijke ambtenaren het optreden ten aanzien van cannabisgebruik en bezit voor persoonlijk gebruik willen verbeteren?" Twee Belgische en West- Vlaamse steden, Kortrijk en Oostende werden nader bestudeerd. Om daadwerkelijk een antwoord te verkrijgen op de bovenvermelde onderzoeksvragen werd een (beperkte) documentenanalyse gedaan en werd een kwalitatief empirisch onderzoek uitgevoerd. Daarbij werden, per onderzochte stad, vijf semi- gestructureerde interviews gedaan met de drie groepen van informatiedragers die centraal staan in dit onderzoek.

Aangezien een volledige uiteenzetting van alle bevindingen van het onderzoek te omvattend zou zijn worden hieronder slechts enkele van de hoofdbevindingen belicht. De resultaten tonen zowel gelijkenissen als verschillen tussen beide steden wat betreft het optreden. Op vlak van het wettelijk kader en het lokaal beleid vertonen beide steden grote gelijkenissen. Wat betreft het praktijkoptreden kunnen enige verschillen geobserveerd worden. Op parketniveau bijvoorbeeld bleek een discrepantie te bestaan tussen de gerechtelijke arrondissementen wat betreft de mogelijkheden op vroegtijdige doorverwijzing naar hulpverlening bij cannabisgebruik en bezit. Ook de beoordeling van het optreden reikte een aantal nuttige inzichten aan over de houding van de respondenten ten opzichte van cannabiswetgeving, beleid en praktijk. In essentie komen er vooral twee grote knelpunten naar voor. In de eerste plaats werd aangegeven dat veel verwarring bestaat bij de bevolking over cannabis, zowel over de regelgeving alsook over de kennis van het product. Sommige respondenten pleiten dan ook voor duidelijke communicatie over de regelgeving en benadrukken het belang van preventie en sensibilisatie. Verder werd door verschillende respondenten gewezen op een gebrekkig vangnet aan drughulpverlening voor meerderjarigen. Om die reden wordt door de respondenten gepleit voor een uitbreiding van het hulpverleningsaanbod in hun regio. Sinds 2005 doet de Gemeenschappelijke richtlijn van de minister van Justitie en het College van procureurs- generaal omtrent de vaststelling, registratie en vervolging van inbreuken inzake het bezit van cannabis dienst als leidraad bij het reageren ten aanzien van cannabisbezit. Door bepaalde respondenten werd gewezen op onduidelijkheden in de Gemeenschappelijke richtlijn van 2005. Het feit dat bepaalde begrippen onvoldoende gedefinieerd zijn en om die reden een te grote beoordelingsvrijheid overlaten voor mensen in het werkveld, is volgens deze respondenten niet werkbaar. Zo werd bijvoorbeeld aangehaald dat begrippen zoals 'in het bijzijn van de minderjarige' of 'het bezit van cannabis in de onmiddellijke omgeving van een onderwijs of gelijksoortige instelling' onvoldoende precies en duidelijk gedefinieerd zijn. Om die reden wordt door deze respondenten dan ook gepleit om een eenduidig standpunt in te nemen omtrent de status van cannabis, gekoppeld aan duidelijke wetgeving en duidelijke richtlijnen voor de mensen op het werkveld.

In een notendop werd hierboven een meesterproef van 143 pagina's voorgesteld. Het moge duidelijk zijn dat het volledige werk verschillende interessante bevindingen bevat die de omvang van dit artikel te boven gaan. Geïnteresseerden, neem gerust de tijd om dit werk door te lezen. Mede door het feit dat onderzoek rond dit thema, zeker in België schaars is, had deze meesterproef vooral de bedoeling om explorerend te zijn. De inzichten die deze meesterproef aanreikt werden dus telkens aangebracht door een beperkt aantal respondenten. Op verschillende punten werden dan ook inzichten aangedragen die stof geven tot kritisch nadenken over het optreden ten aanzien van cannabisgebruik en bezit voor persoonlijk.

Bibliografie

Aldington, S., Williams, M., Nowitz, M., Weatherall, M., Pritchard, A., Mc Naughton, A.,           Robinson, G. & Beasley, R. (2007). Effects of cannabis on pulmonary structure,    function and symptoms. Thorax, 62, pp. 1058-1063.

Decorte, T., De Grauwe, P. & Tytgat, J. (18.11.2013). Cannabis: bis? Pleidooi voor een   kritische evaluatie van het Belgisch cannabisbeleid. [19.11.2013:          http://www.kuleuven.be/pers/pb-2013/cannabis/2013118-visietekst-pleidoo…- een- kritische.pdf].

Tashkin, D., Simmons, M., Sherrill, D. & Coulson, A. (1997). Heavy habitual marijuana   smoking does not cause an accelerated decline in FEV1 with age. American Journal of           Respiratory and Critical Care Medicine, 155(1), pp. 141-148.

Taylor, D., Fergusson, D., Milne, B., Horwood, L., Moffitt, T., Sears, M. & Poulton, R. (2002). A             longitudinal study of the effects of tobacco and cannabis exposure on long function in           young adults. Addiction, 97, pp. 1055-1061. 

Download scriptie (1017.62 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2014
Promotor(en)
Prof. L. PAOLI