Penitentiair verlof: behouden mits bijsturing

Eilan
Bergs

Eind mei vorig jaar doodde Benjamin Herman bij een schietpartij op de Boulevard d’Avroy in Luik drie mensen. Het feit dat hij op dat moment als gedetineerde penitentiair verlof had resulteerde in een mediastorm, waarbij door sommigen het volledige systeem van penitentiair verlof in vraag gesteld werd. Studente Eilan Bergs deed tijdens haar stage voor haar bachelorproef in de Centrale Gevangenis van Leuven onderzoek naar het theoretische kader en de praktische werking van het penitentiair verlof. Het penitentiair verlof blijft volgens haar een essentieel en nuttig onderdeel in de voorbereiding op de sociale re-integratie van de gevangen, al zijn een aantal bijsturingen noodzakelijk.

 

De werking van het penitentiair verlof in een notendop uitleggen is geen sinecure. In de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (wet strafuitvoering’) heeft - onder meer - de strafuitvoeringsmodaliteit penitentiair verlof een prominente plaats gekregen. Het penitentiair verlof behoort tot het standaardregime van elke gedetineerde en wordt toegekend als hij voldoet aan een aantal voorwaarden die opgesomd worden in de wet strafuitvoering. Zo moet de veroordeelde zich bevinden ‘[…] in het jaar dat de datum voorafgaat waarop hij tot voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden toegelaten’ (artikel 7, 1°). Daarnaast mogen er ‘[…] in hoofde van de veroordeelde geen tegenaanwijzingen [bestaan] waaraan men niet tegemoet kan komen door het opleggen van bijzondere voorwaarden; deze tegenaanwijzingen hebben betrekking op het gevaar dat de veroordeelde zich aan de uitvoering van zijn straf zou onttrekken, op het risico dat hij tijdens het penitentiair verlof ernstige strafbare feiten zou plegen of op het risico dat hij de slachtoffers zou lastig vallen’ (artikel 7, 2°). Tot slot moet de veroordeelde instemmen ‘[…] met de voorwaarden die aan het penitentiair verlof kunnen worden verbonden krachtens artikel 11, § 3’ (artikel 7, 3°).

Wanneer de veroordeelde voldoet aan al deze voorwaarden, beschikt hij dus in feite over een subjectief recht op penitentiair verlof. De veroordeelde mag op dat moment de gevangenis driemaal 36 uur per trimester verlaten (artikel 6, § 1). Het doel van het penitentiair verlof is tweeledig: de familiale, affectieve en sociale contacten van de veroordeelde in stand houden en bevorderen, maar daarnaast ook de sociale re-integratie van de veroordeelde voorbereiden (artikel 6, § 2, 1°-2°). Anders gesteld: het stelsel heeft de bedoeling om de spanningen, die gepaard gaan met het gevangenisleven, te reduceren en het isolement, als gevolg van de opsluiting, te doorbreken.

 

INGEWIKKELDE PROCEDURE

Hoewel het penitentiair verlof dus in beginsel tot het standaardregime van elke gedetineerde behoort, moeten er talrijke stappen doorlopen worden alvorens het effectief toegekend kan worden. Opnieuw gaan we enkel kort in op de hoofdlijnen. In eerste instantie licht de gevangenisdirecteur de veroordeelde schriftelijk in over de mogelijkheid tot toekenning van penitentiaire verloven, zodra de veroordeelde zich in de wettelijk bepaalde tijdsperiode bevindt. De veroordeelde moet vervolgens zijn verzoek tot penitentiair verlof schriftelijk aan de directeur richten. De directeur kan hierna de Dienst Justitiehuizen van de FOD opdragen een beknopt voorlichtingsrapport op te stellen of een maatschappelijke enquête te houden in het opvangmilieu die de veroordeelde voor het penitentiair verlof voorstelt. Binnen twee maanden na de ontvangst van het verzoek stelt de directeur een met redenen omkleed advies op. Het advies van de directeur heeft betrekking op de beoordeling van de toekenningsvoorwaarden, op de beoordeling van zogenaamde ‘tegenindicaties’, op de eventuele noodzaak voor het opleggen van bijzondere voorwaarden die tegemoetkomen aan die tegenaanwijzingen en op de duur of periodiciteit. Het advies wordt systematisch gestaafd aan de hand van een uitgebreid verslag van de psychosociale dienst. Die dienst staat in voor het psychosociaal onthaal, de begeleiding tijdens de detentie en het voorbereiden op een re-integratie van gedetineerden.

Zowel het verzoek als het verslag van de psychosociale dienst, de maatschappelijke enquête en het advies van de directeur worden vervolgens overgemaakt aan de gemachtigde van de minister, de centrale gevangenisadministratie en meer in het bijzonder de sectie externe rechtspositie van de Directie Detentiebeheer (hierna: DDB). De veroordeelde ontvangt daarvan ook een afschrift (artikel 8). De DDB staat in voor de toekenning van het penitentiair verlof en moet zijn beslissing motiveren in functie van het onderzoek van de toekenningsvoorwaarden, van de tegenindicaties en van de eventuele bijzondere voorwaarden. Ook hier schrijft de wet weer specifieke termijnen voor die gerespecteerd moeten worden (artiel 10 § 2). Wanneer de DDB een met reden omklede beslissing genomen heeft, worden de gedetineerde, het openbaar ministerie en de directie binnen de 24 uur op de hoogte gebracht. Wanneer de voorwaarden van een beslissing tot toekenning van een penitentiair verlof niet nageleefd worden of er tegenaanwijzingen zouden ontstaan in hoofde van de veroordeelde die niet bestonden op het moment van toekenning, kunnen de voorwaarden aangepast worden of kan de beslissing geschorst of zelfs herroepen worden (artikel 12, § 2).

 

VERBETERPUNTEN

Zelfs een korte schets van de procedure brengt ons meteen bij een eerste punt van mogelijke verbetering: kan het hele proces niet efficiënter georganiseerd worden? De digitale technologie doet - klassiek - traag zijn intrede bij Justitie, misschien is het gevangeniswezen wel het domein bij uitstek om hier prioritair op in te zetten in de nabije toekomst? Enkele jaren geleden deed het computerprogramma ‘SIDIS Suite’ al zijn intrede. Via die applicatie wordt van elke gedetineerde een gecentraliseerd elektronisch dossier bijgehouden, dit zou het moderne detentiebeheer moeten bevorderen. Het is momenteel consulteerbaar door de DDB en, in beperkte mate, door het parket, de politie, de Justitiehuizen, de Dienst Vreemdelingenzaken en de staatsveiligheid. De introductie van een digitaal platform heeft echter allesbehalve komaf gemaakt met de papieren dossiers. Bovendien voorziet het computerprogramma op dit moment niet in de mogelijkheid voor een veroordeelde om zijn eigen procedures op te volgen of te consulteren. Ook voor slachtoffers of eventuele nabestaanden zou er een plaats kunnen zijn in zo’n platform. Het verder inzetten op digitalisering van het traject zou niet alleen kunnen leiden tot een aanzienlijke administratieve vereenvoudiging, het zou een aantal andere actoren ook nauwer kunnen betrekken bij het procedureverloop.

Daarnaast zou die nieuwe technologie ook ingezet kunnen worden voor de (beperkte) ‘monitoring’ van een veroordeelde tijdens het penitentiair verlof. Zoals het penitentiair verlof vandaag georganiseerd is bestaan er, vaak terechte, twijfels of de veroordeelde na zijn penitentiair verlof nog wel gaat terugkeren naar de gevangenis. En geregeld zijn er ook veroordeelden die niet of laattijdig terugkeren. Dat legt druk op het systeem, zelfs wanneer zich geen noemenswaardige incidenten voordoen tijdens het penitentiair verlof.

De vraag moet ook gesteld durven worden of elke veroordeelde wel op dezelfde manier behandeld moet worden bij de toekenning van het penitentiair verlof. In een gevangenis als Leuven Centraal verblijven, zoals geweten, veelal veroordeelden met langdurige straffen. Het opzet van penitentiair verlof is om de familiale, affectieve en sociale contacten in stand te houden en te bevorderen opdat de sociale re-integratie voorbereid kan worden. Slagen veroordeelden wel voldoende in dat opzet met drie maal 36 uur penitentiair verlof per trimester? De eerdere maatregel om ‘verlengd’ penitentiair verlof toe te staan in bepaalde omstandigheden zou daarvoor aangewend kunnen worden.

Tot slot willen we een warme oproep doen voor het beleid van morgen. Voor de buitenwereld is de gevangenis vaak ‘de vergeetput van de maatschappij’ en eens de veroordeelde opgesloten wordt, is het verbroken evenwicht hersteld en kan de maatschappij opgelucht ademhalen. Het besef moet meer dan ooit groeien dat het verhaal daar niet stopt, wel integendeel. Mensen opsluiten met als doel ‘hen voor te bereiden op hun vrijheid’ moet het centrale uitgangspunt worden. Daar is inderdaad extra begeleiding voor nodig binnen de gevangenismuren, zoals de ontslagnemende minister van Justitie al meermaals aanhaalde. Daarnaast is ook bijkomende aandacht voor de fase buiten de gevangenismuren noodzakelijk. Een re-integratie die gradueel verloopt lijkt hier het meest aangewezen, een (individueel?) (moduleerbaar?) penitentiair verlof kan hier een erg belangrijke rol vervullen. Ondanks de talrijke procedurele stappen en waarborgen is de toekenning van penitentiair verlof geen exacte wetenschap - en zal het dat ook nooit worden - maar waar kan men dat wel bereiken wanneer men met (veroordeelde) mensen werkt? Het gevangenisbeleid van de toekomst leert uit de fouten, maar bouwt ook voort op de successen uit het verleden. Een beleid dat terugkomt op eerder genomen stappen bij incidenten die breed uitgesmeerd worden in de kranten is gedoemd om te mislukken en creëert evenmin een draagvlak bij het publiek. Een prominente plek voor gevangenissen én de gevangene in een regeerakkoord zou alvast een sterk signaal zijn.

 

Download scriptie (1.11 MB)
Universiteit of Hogeschool
UC Leuven-Limburg
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Tim Greven