Het strafuitvoeringsonderzoek: een meerwaarde? Een rechtsvergelijkend onderzoek.

Elinne
Mertens

Het strafuitvoeringsonderzoek. Een meerwaarde?

Straffen zijn pas effectief indien ze ook echt worden uitgevoerd. Bij de invordering van strafrechtelijke geldelijke sancties worden echter heel wat problemen ervaren. Om hieraan tegemoet te komen, heeft de Belgische wetgever in februari 2011 een vermogensonderzoek in de fase van de strafuitvoering mogelijk gemaakt: het strafuitvoeringsonderzoek of in het kort, het SUO. Dit SUO maakt verder onderzoek mogelijk naar het vermogen van de veroordeelde indien twee voorwaarden vervult zijn. Ten eerste moet er een gebrek aan volledige betaling zijn, ten tweede moet de hoogte van de resterende betalingsverplichting ‘belangrijk’ zijn. Maar is dit SUO ook echt nodig?

Heeft de veroordeelde vermogen?
Het thesisonderzoek van Elinne Mertens onderzoekt of een SUO overbodig zou zijn indien het invorderen van geldelijke sancties op een volledige en correcte manier gebeurt. Het grootste deel van het onderzoekt draait dan ook om de inning van geldelijke straffen. Ten eerste is het nodig om te onderzoeken of de veroordeelde hiervoor wel voldoende solvabel is. Bepaalde actoren in de strafuitvoeringsfase kunnen dit reeds onderzoeken, namelijk door (what’s in a name?) het solvabiliteitsonderzoek. Hierdoor kan het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming (het COIV) via verschillende manieren zicht krijgen op het vermogen van de veroordeelde. Het COIV kan bijvoorbeeld in bepaalde gevallen bankverrichtingen opvragen, met inbegrip van de kenmerken van de rekening van herkomst of bestemming. De wet die het SUO invoerde, heeft dit solvabiliteitsonderzoek nog eens extra uitgebreid. Desondanks voert het COIV maar af en toe een solvabiliteitsonderzoek uit, gelet op zijn beperkte capaciteit (budget en personeel).

Innen van dit vermogen
Vervolgens moeten de ontvangers dit vermogen nog innen. Hiervoor bestaan verschillende mogelijkheden, maar ook in deze stap worden bepaalde problemen ondervonden. De afgenomen interviews brachten bij de ontvangers verschillende frustraties aan het licht: “De ontvanger heeft wel voldoende middelen, maar véél te weinig en behoorlijk opgeleid personeel die deze middelen kunnen uitvoeren.” Bepaalde invorderingsmogelijkheden worden als te tijdrovend en kostelijk beschouwd, waardoor de ontvangers dit minder gaan toepassen. Daarnaast wordt de invordering van geldelijke sancties door de verschillende actoren niet als prioriteit beschouwd. De richtlijnen blijken onvoldoende en er bestaat geen invorderingsstrategie, noch doelstellingen, noch enige controle. De invordering kent ook praktische problemen. Deze hebben voornamelijk te maken met het gebrek aan automatisering en gemakkelijke toegang tot alle nodige gegevens. Al deze problemen zorgen ervoor dat de bestaande wettelijke mogelijkheden niet allemaal even veel worden gebruikt. Opdat deze voldoende worden toegepast, zijn er enkele veranderingen nodig waaraan het SUO niet tegemoet komt.

Vermogen wordt niet teruggevonden, wat nu?
Het kan echter gebeurden dat een persoon zijn vermogen doet verdwijnen om zijn geldelijke straf niet te moeten betalen. De ontvanger heeft in dat geval slechts beperkte bevoegdheden om deze vermogensbestanddelen terug te vinden en in beslag te nemen. Het SUO kent hiervoor extra bevoegdheden toe in de fase van de strafuitvoering. Er bestaat echter ook een andere mogelijkheid. Nadat de ontvanger het parket heeft ingelicht dat het de sanctie niet kan invorderen, kan het gebruik maken van bestaande strafbaarstellingen om verder onderzoek te doen naar het vermogen van de veroordeelde. Even verduidelijken. Het kan zijn dat het COIV uit het eerder vermelde solvabiliteitsonderzoek concludeert dat de veroordeelde eigendommen heeft overgeheveld naar zijn echtgenote, naar familieleden of naar patrimoniumvennootschappen die hij zelf heeft opgericht. Een vermoeden dat een veroordeelde vermogensbestanddelen verduisterd (bedrieglijk onvermogen) of witgewassen heeft, is voldoende om een onderzoek hiernaar in te stellen. Dit onderzoek verschilt van het SUO aangezien het een nieuw strafbaar feit onderzoekt. Hiervoor kan de veroordeelde vervolgens opnieuw veroordeeld worden, waarna ook deze straf geïnd moet worden en de keten opnieuw begint.

Het SUO, een goed idee?
Het SUO situeert zich reeds in deze inningsfase. Het maakt in de strafuitvoeringsfase verregaande bevoegdheden mogelijk, bijvoorbeeld een telefoontap of een huiszoeking zonder toestemming. De rechterlijke controle is hier beperkt aangezien de veroordeelde ‘reeds veroordeeld is’, zij het dan voor een ander misdrijf dan het witwassen van geld of het bedrieglijk onvermogen. Dit kan leiden tot mogelijk misbruik. Zo kan in het SUO reeds initieel bewijsmateriaal verzameld worden van nieuwe misdrijven, met minder verregaande waarborgen dan wanneer er een nieuw vooronderzoek wordt opgestart. Daarnaast werd het SUO als controversieel beschouwd aangezien het deze bevoegdheden ook kan uitoefenen op ‘malafide derden’. Zij werden niet veroordeeld en hebben mogelijk helemaal geen misdrijf gepleegd. De definitie van het begrip ‘malafide derden’ – personen die doelbewust met de veroordeelde samenspannen om zijn vermogen te onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de veroordeling – lijkt echter verdacht veel op de definitie van het misdrijf van bedrieglijk onvermogen – het bedrieglijk bewerken van het vermogen om het te onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de veroordeelde. Dit maakt het mogelijk om een nieuw vooronderzoek te starten en op die manier derden bij het onderzoek te betrekken als medeplichtige of mededader. Op die manier kunnen ook derden op meer rechtsbescherming rekenen.

Conclusies

Uit het onderzoek kunnen dus verschillende conclusies getrokken worden. Ten eerste bestaan er voldoende wettelijke mogelijkheden om het vermogen van de veroordeelde te onderzoeken en vervolgens de geldelijke sanctie hierop te innen. Deze mogelijkheden worden echter onvoldoende gebruikt. Indien er sprake is van bedrieglijk onvermogen of witwassen van geld, moet er hiernaar verder onderzoek gevoerd worden. Dit kan met het SUO. Gezien de beperkte rechterlijke controle in het SUO moet dit echter worden stopgezet van zodra er overgeschakeld kan worden op een ‘gewoon’ onderzoek. In dat opzicht zijn bepaalde onderzoeksbevoegdheden in het SUO dan ook overbodig. Om het risico op het witwassen of verduisteren van vermogensbestanddelen te verkleinen, is het alleszins nodig dat hierop meer gefocust wordt in het vooronderzoek.

Download scriptie (1.26 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2015