Het studieprofiel humane wetenschappen doorgelicht. Een analyse aan de hand van de inzichten van leerlingen en leraren.

Laurien
Coenen

Naar een apologie voor humane wetenschappen?

“Binnen het aso, dat voorbereidt op voortstuderen, zijn de verschillen groot. Van de studenten die uit de richting Grieks-wiskunde komen, halen meer dan zeven op de tien een academische bachelor (alle richtingen samen) in de normale drie jaar […] bij humane is het niet één op tien.” (Ysebeart, 16.05.2014, p. 1)

Het is doorgaans geen positieve berichtgeving die ons bereikt wanneer de pers over de aso-studierichting humane wetenschappen bericht. Zo loop je als humane wetenschapper de grootste kans van alle aso-leerlingen om na vijf jaar hoger onderwijs (academische of professionele bacheloropleiding) ongediplomeerd achter te blijven. De media grijpen deze slechte doorstroomcijfers dan ook frequent aan om de gehele richting neer te sabbelen. Humane wetenschappen slaagt niet in haar opzet luidt daarbij het verdict. Maar, is die negatieve perceptie wel terecht? Hoe doeltreffend is de richting eigenlijk?

Dit onderzoek biedt een doorlichting van de studierichting humane wetenschappen. Hierbij baseren we ons op meer dan louter de uitstroom- of doorstroomcijfers naar het hoger onderwijs. In deze doorlichting wordt er nagegaan of de studierichting slaagt in de opzet of de verwachtingen die in het studieprofiel humane wetenschappen vervat liggen. Het studieprofiel geldt daarbij als het sturende document voor om het even welke richting in het Vlaamse onderwijs. Daarop zijn onder meer de leerplannen gebaseerd. Het studieprofiel humane wetenschappen bevat in de eerste plaats verwachtingen over de instromende leerlingen. Welk soort leerling hoopt de richting aan te trekken om te kunnen spreken van een optimale leerlingoriëntering? Ten tweede vermeldt het studieprofiel verwachtingen omtrent de uitstromende leerlingen. Welk vooruitzicht formuleert het studieprofiel voor haar uitstromende leerlingen wanneer het over hun verdere studies gaat? Als laatste kunnen we uit het studieprofiel eveneens verwachtingen afleiden over de burgerzin van de humane wetenschappers. Over welke burgerschapsvaardigheden en -eigenschappen beschikken humane wetenschappers wanneer ze na het zesde middelbaar vier jaar van de opleiding achter de kiezen hebben? In de eerste plaats denkt men dan aan politieke kennis en interesse, sociale en politieke geëngageerdheid, tolerantie en appreciatie voor discussie, debat en conflict. Indien de opleiding doet wat het hoort te doen, dan zouden we bijvoorbeeld kunnen besluiten dat leerlingen humane wetenschappen uit het zesde middelbaar toleranter en meer politiek betrokken zijn dan hun medeleerlingen uit de andere aso-richtingen.

Klopt dit ook? Lost de richting de drie grote doelstellingen of verwachtingen in? Hierbij geldt: indien het studieprofiel slaagt in (een deel van) de drievoudige opzet die het zichzelf voorhoudt, dan moet de algemene negatieve opvatting toch enigszins worden genuanceerd. Statistisch materiaal en rondetafelgesprekken met leerlingen en leraren hebben ons in staat gesteld om de doeltreffendheid van de richting in kaart te brengen. Daaruit blijkt in de eerste plaats dat een genuanceerd beeld van de studierichting op zijn plaats is. In tegenstelling tot wat de algemene perceptie ons doet geloven, is de richting op een aantal vlakken behoorlijk succesvol. Zo worden de verwachtingen omtrent burgerschap grotendeels ingelost. Humane wetenschappers slagen er bijvoorbeeld als geen enkele andere leerlingengroep in om discussies te zien als een goede tennismatch in plaats van een agressief steekspel waarvan zij zich liever weerhouden. Ze zouden vaker, beter en anders debatteren.

Het effectiviteitsprobleem van de richting situeert zich dan ook voornamelijk aan de instroomzijde van de richting. Het blijkt immers niet altijd evident om de ‘juiste’ leerlingen aan te trekken. Met die ‘juiste’ leerling wordt een leerling bedoeld die de studie humane wetenschappen in het derde middelbaar aanvat uit zuivere interesse. Tegenwoordig kiezen leerlingen al te vaak uit negatieve overwegingen voor humane wetenschappen omwille van de weinige wiskunde die de richting biedt en het perceptieprobleem waarmee ze kampt. Voor al wie niet excelleert in de wiskunde wordt humane wetenschappen al snel de aantrekkelijkste aso-richting. Hierdoor situeren de ‘sterke’ en ‘abstract denkende’ leerlingen zich voornamelijk in enkele ‘niche’-richtingen in het Vlaamse aso zoals Latijn en wetenschappen. Om hun kansen in het hoger onderwijs te vrijwaren, kiezen deze leerlingen ondanks hun eventuele interesse voor de humane wetenschappen liever voor een richting die veel wiskunde aanbiedt.

Nochtans is het studieprofiel voor haar welslagen sterk afhankelijk van een optimale leerlingenoriëntering. Dat merken we aan de uitstroomverwachtingen van het studieprofiel: deze worden slechts voor de helft ingelost. Zo weten we dat leerlingen humane wetenschappen zich met dezelfde frequentie inschrijven in het hoger onderwijs. Desondanks liggen hun slaagkansen een stuk lager dan die van hun medeleerlingen uit de andere aso-richtingen. De verklaring? “Instroom, dat is heel de uitleg [waarom de doorstroomcijfers zijn wat ze zijn]. Het imagoprobleem van de richting vanuit de wiskunde die er niet in zit”, klinkt het aan de zijde van de leraren.

Kortom toont dit onderzoek aan dat het zeker niet allemaal kommer en kwel is zoals de gangbare opvattingen ons dat doen geloven. Veel staat of valt echter met een ‘juiste’ leerlingeninstroom of –oriëntering. Wat kan dit, in tijden van onderwijshervormingen, impliceren op het beleidsvlak? Vanuit het veld klinken alvast enkele suggesties. Allereerst: bied leerlingen die daarnaar verlangen meer wiskunde aan. Eventueel in de vorm van een ‘humane-wiskunde’ en een ‘humane-moderne talen’. Ten tweede: licht leerlingen die willen instromen op de tweede graad beter in. Een leerling die kiest voor humane wetenschappen vanuit negatieve overwegingen moet weten waarvoor hij staat en beseffen dat die studie ondanks de vooroordelen geen vierjarige walk in the park zal worden. Als derde: bewaak het aso-niveau van de richting nauwgezetter en sanctioneer de wanpresteerders op schoolniveau. En, tot slot: stop de slaag- en doorstroomcijfer-fetisj, pak liever het probleem aan bij de kern.

 

Referentie:

Ysebeart, T. (16.05.2014). ‘Sterke’ richting, sneller diploma. De Standaard, p. 1.

Download scriptie (6.49 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2015