Het Welfare Quality protocol: het welzijn van melkvee op traditionele versus moderne melkveebedrijven

Erlijn
Deolet

Het welzijn van melkvee: bindstal versus loopstalTijdens de intensivering in de landbouw is er heel wat veranderd voor de landbouwer en zijn dieren. Om te overleven was het noodzakelijk een groter aantal dieren te huisvesten, de productie op te drijven, neven-activiteiten te laten vallen en een ander staltype te bouwen. Aan de hand van het Welfare Quality® protocol tracht Erlijn Deolet een antwoord te vinden op de centrale onderzoeksvraag of er een verschil is in het welzijn van melkvee op traditionele versus moderne melkveebedrijven. Dit onderzoek, onder leiding van Frank Tuyttens van het ILVO, startte in februari 2010 en eindigde in april 2011.


Het Welfare Quality® protocol

Erlijn heeft gebruik gemaakt van een Europees protocol om dierenwelzijn op een gestandaardiseerde methode te scoren op melkveebedrijven. Dit protocol zit momenteel nog in zijn kinderschoenen. Maar de kans is reëel dat protocol op termijn een erkende methode wordt om dierenwelzijn te evalueren op melkveebedrijven in de Europese Unie.
Uit onderzoek blijkt dat de burger zich kritisch opstelt bij het consumeren van dierlijke producten. De consument vindt het belangrijk kennis te hebben van de dier(on)vriendelijk omstandigheden waarin een dierlijk product wordt geproduceerd. Een doelstelling van het Welfare Quality® protocol is om in de toekomst een welzijnscategorie toe te kennen aan dierlijke producten.

Ruwe data verzamelen

Als eerste test de observator de schrikreactie van de koeien op mensen. Dit wordt de ADF-test genoemd. De observator moet naar de neus van de koe stappen en de afstand noteren waarop de koe zich terugtrekt. Hierna wordt de emotionele toestand van de kudde beoordeeld door een observatie genaamd QBA. De kudde wordt enkele minuten geobserveerd en nadien duidt de observator onder andere aan hoe gelukkig, verveeld en apathisch de kudde zich gedraagt naar zijn gevoel. Deze test lijkt heel subjectief. Maar onderzoek wees uit dat de meningen van verschillende observatoren betrekkelijk goed overeenstemmen.

Tijdens de volgende observatie wordt de kudde onderverdeeld in kleinere groepen. Deze kleine groepjes worden grondig geobserveerd. De observator noteert het aantal sociale en agonistische gedragingen die hij waarneemt. Een koe die een soortgenoot likt, is een voorbeeld van sociaal gedrag. Voorbeelden van agonistische gedragingen zijn kopstoten, achtervolgingen en koeien die rechtgejaagd worden door soortgenoten. Tijdens deze observatie wordt het aantal seconden gechronometreerd die een koe nodig heeft om te gaan liggen. Een koe die meer dan enkele seconden nodig heeft om te gaan liggen, wijs erop dat de constructie van de ligbedden niet goed zijn afgestemd op de koe. Melkvee dat belemmerd wordt om te gaan neerliggen, overbelast de klauwen. Aanrakingen met het huisvestingsysteem noteert de observator ook tijdens de neergaande beweging.
Nadien wordt er op individueel niveau een klinische score aan de koeien toegekend. De lichaamsconditie, het aantal haarloze plekken, wonden en zwellingen, diarree, de consistentie van de mest, kreupelheid, een zware ademhaling, een gebroken staart, de aanwezigheid van neus- en oogvloei worden gescoord tijdens de klinische observatie.
In het laatste onderdeel van het protocol vult  de landbouwer een vragenlijst in en scoort de observator de drinkwatervoorziening. De vragenlijst bevat gegevens over het aantal koeien die gestorven zijn en een moeilijke kalving hadden de laatste twaalf maanden.

Vragen over het onthoornen van de kalveren komen ook aan bod. Op moderne bedrijven is het een noodzaak om de koeien te onthoornen om de kans op verwondingen bij rangordegevechten te vermijden. Dit draagt bij aan een beter welzijn op voorwaarde dat de juiste methode en verdoving gebruikt worden. Op traditionele bedrijven is het vaak nog een noodzaak om de dieren niet te onthoornen. Zonder hoorns zouden vele koeien zich uit het bindsysteem kunnen wringen.

Het aantal dagen dat melkvee op de weide wordt gelaten, is van essentieel belang voor het dierenwelzijn. De klauwen, die in de winter vaak geïnfecteerd zijn door de hoge infectiedruk in de stal, kunnen in de weide herstellen. De koeien op de weide gaan op een natuurlijke methode liggen en opstaan. Zo krijgt hun lichaam voldoende rust aangezien er geen plaatsgebrek of een gladde ondergrond is tijdens de neergaande beweging. Geen enkele beweging wordt belemmerd door een slechte constructie.

Resultaten

Op alle ruwe data voerde Bart Ampe van de Universiteit Gent statische analyses uit. Hieronder zijn slechts enkele resultaten weergegeven.

Voorgaande grafiek geeft het significante verschil weer van de ADF voor beide bedrijfstypes. In een bindstal kan de observator meer koeien aanraken dan in een loopstal. De grotere angstrespons in de loopstal is te wijten aan de automatisering. Door de technologie heeft de landbouwer veel minder contact met zijn koeien.

De bovenstaande grafiek geeft de mate weer waarin de kudde zich sociaal gedraagt. Dit is een van de resultaten van de QBA. Dat koeien in een bindstal vaker socialer zijn dan koeien in een loopstal is te verklaren door het sociaal likken dat frequenter voorkomt in bindstallen.

Deze grafiek, horend bij de gedragsobservaties, geeft het gemiddeld aantal seconden weer dat een koe nodig heef om te gaan neerliggen. Hoe lager het aantal seconden, hoe beter voor het welzijn. Een groot aantal seconde wijst op een foute constructie van het ligbed. De moderne bedrijven scoren beter in vergelijking met de traditionele bedrijven. Dit verschil is echter niet significant (P= 0,81).

De voorgaande grafiek geeft het gemiddeld aantal haarloze plekken weer op het lichaam van een koe per bedrijfstype. Het verschil is echter niet significant (P< 0,0779) maar er zijn meer haarloze plekken in een bindstal dan in de loopstal. Deze resultaten zijn een onderdeel van de klinische score.

De bovenstaande grafiek geeft een van de resultaten weer van de management en omgevingsgerelateerde parameters weer. Hierop is te zien dat de koeien in een bindstal een groter aantal dagen op de weide lopen in vergelijking met de koeien in een loopstal.

Besluit

Een correct besluit maken is moeilijk aangezien het protocol bepaalde wegingsfactoren toekent aan de verschillende scores in de integratie. De integratie, waarbij aan een bedrijf een welzijnscategorie wordt toegekend, valt echter buiten de grenzen van de bachelorproef van Erlijn Deolet.

Door alle onderdelen van het protocol eenzelfde wegingsfactor toe te kennen, kan er worden besloten dat traditionele bedrijven beter scoren voor ADF, QBA, management en omgevingsgerelateerde parameters. Moderne bedrijven scoren algemeen beter voor de gedragsobservaties en klinische parameters.
Het besluit van dit onderzoek luidt dat er weldegelijk een verschil is in het welzijn van melkvee op traditionele en moderne melkveebedrijven.

 

Download scriptie (1.83 MB)
Universiteit of Hogeschool
Odisee
Thesis jaar
2011