Leraars willen de dt-regel behouden

Niels
Planckaert

"Hier word gespelt". Een mogelijk nieuw spellingbeeld.

Schaf de dt-regels af. Dat betoogde Dominiek Sandra, professor psycholinguïstiek aan de Universiteit Antwerpen, in maart 2021 in De Standaard. Zijn voorstel leidde tot heel wat kritiek en emotionele reacties op sociale media. Aan de spelling zou niet geraakt worden, zo klonk het. Toch was het uit de storm aan reacties moeilijk op te maken hoe verschillende belangengroepen tegenover de kwestie stonden. Masterstudent in het vertalen Niels Planckaert onderzocht in zijn masterproef het draagvlak voor een aanpassing van de werkwoordspelling bij Vlaamse leerkrachten. De resultaten van dat onderzoek lieten weinig twijfel: leraars willen de huidige werkwoordspelling behouden.

Hoe graag we het soms ook anders zouden willen, als mens hebben we weinig invloed op de manier waarop ons brein functioneert. Die werking van het brein leidt ertoe dat bepaalde regels voor de mens wel automatiseerbaar zijn en andere niet. Dat geldt dus ook voor onze spelling. De regels voor verenkeling en verdubbeling van medeklinkers vergen bijvoorbeeld heel wat instructie en oefening maar zijn daarna wel geautomatiseerd in het brein. De werkwoordspelling, daarentegen, is relatief eenvoudig te onderwijzen, maar is niet automatiseerbaar. Bijgevolg zal een ervaren speller dus zelden of nooit een  fout als jaaren maken, maar laat elke speller zich ooit wel eens vangen aan een dt-fout.

Concreet is de voortdurende strijd tussen het werkgeheugen en het langetermijngeheugen de boosdoener voor onze moeilijkheden met de werkwoordspelling. Ons werkgeheugen probeert de spellingregels toe te passen op elke werkwoordsvorm die we moeten vervoegen, maar wordt daarbij voortdurend verstoord door suggesties die ons langetermijngeheugen aanbiedt. In dat langetermijngeheugen is immers de meest frequente vorm van elk (werk)woord opgeslagen. Voor het werkwoord gebeuren is dat bijvoorbeeld gebeurd. Die vorm zal dus vaker opgeroepen worden door ons brein, waardoor het gebeurd een vaker voorkomende spelfout is dan het is gebeurt.

Een kwestie van attitude?

De jeugd hecht gewoon te weinig belang aan spelling, wordt al te vaak gesuggereerd. Tot op zekere hoogte kunnen spellingfouten inderdaad vermeden worden door teksten doelgericht na te lezen. Toch is uit het psycholinguïstisch onderzoek van Dominiek Sandra en collega’s gebleken dat we ook bij het nalezen de hoogfrequente vorm moeilijker als fout herkennen. Als speller worden we dus als het ware twee keer in de val gelokt door ons brein. Bovendien is uit talloze onderzoeken gebleken dat zowel jongeren als leerkrachten wel nog heel veel belang hechten aan de spelling van werkwoorden, vooral in formele contexten. Het is dus onwaarschijnlijk dat attitude aan de basis van het spellingprobleem ligt. De optelsom van al die vaststellingen heeft er dan ook toe geleid dat Sandra in 2021 een voorstel voor een nieuwe werkwoordspelling lanceerde. Ook andere taalkundigen stelden al voor om de werkwoordspelling te vereenvoudigen, bijvoorbeeld door ze sterker te baseren op het fonologische principe (‘spel wat je hoort’).

Een nieuwe werkwoordspelling

Vanuit wetenschappelijk oogpunt zijn er dus goede argumenten voor een aangepaste werkwoordspelling. Maar is er ook een draagvlak voor zo’n aanpassing bij taalgebruikers zelf? Dat probeerde Niels Planckaert in zijn masterproef voor een stuk in kaart te brengen. Hij richtte zich daarbij op een niet onbelangrijke groep: de leerkrachten. Net zij zijn immers de spilfiguren die spellingregels overbrengen en ze ondervinden de problemen die leerlingen met spelling ondervinden dus aan den lijve. Planckaert legde hen een reeks stellingen voor over de huidige werkwoordspelling, confronteerde hen met de bevindingen van Sandra’s onderzoek over de verwerking van spelling in het brein, en presenteerde drie voorstellen voor een alternatieve werkwoordspelling. Hij gaf hen nadien ook telkens de mogelijkheid om vrije commentaar neer te schrijven. Hij ging bovendien na of er een verschil in mening was tussen leerkrachten met meer of minder ervaring en tussen leerkrachten uit het lager en het secundair onderwijs. Met zijn online enquête bereikte Planckaert 226 Vlaamse leerkrachten uit de derde graad van het lager onderwijs en leerkrachten Nederlands uit de eerste graad van het secundair onderwijs.

De leraars bleken sterke voorstanders van de huidige werkwoordspelling. Tegenover de drie alternatieve voorstellen stonden ze zeer negatief. Er waren geen duidelijke effecten van onderwijstype (lager of secundair onderwijs) en aantal jaar ervaring op de attitudes van de leerkrachten. Nadat ze hadden kennisgemaakt met de drie voorstellen, waren de leerkrachten bovendien nog sterker overtuigd van de huidige werkwoordspelling dan voordien.

Het verdict

Er is met andere woorden geen draagvlak bij de leerkrachten voor een herziening van de werkwoordspelling. Als oorzaak voor spellingproblemen verwijzen ze naar een attitudeprobleem bij hun leerlingen, onvoldoende zinsleer in het onderwijs en een overaanbod aan verschillende onderwijsmethodes. Opvallend daaraan is dat ze lijken voorbij te gaan aan de wetenschappelijke inzichten over attitude en spellingverwerking in het brein. De leerkrachten zijn bovenal bezorgd dat het niveau van het onderwijs (opnieuw) zou dalen bij een aanpassing van de werkwoordspelling.

Bij leraars die lesgeven in een sterk meertalige context is een genuanceerder verhaal te horen. Zij lijken zich meer bewust van de moeilijkheid van de werkwoordspelling en de verregaande implicaties die spelproblemen voor leerlingen kunnen hebben. “Nu steken we heel veel tijd in werkwoordspelling, ik doe het graag, maar voor anderstalige en meertalige leerlingen is het een van de toegangstickets tot faalonderwijs”, zegt een leerkracht daarover. Die laatste vaststelling is volgens Planckaert voer voor verder onderzoek, maar kan ook de basis vormen voor een taalpolitieke discussie over de rol van spelling in sociale inclusie. In welke mate moet de spellingnorm rekening houden met het groeiende aantal taalgebruikers dat het Nederlands niet als moedertaal heeft? Die vraag kan niet met wetenschap beantwoord worden.

Download scriptie (1.07 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2022
Promotor(en)
Sarah Van Hoof (promotor), Filip Devos (copromotor)