Radicaal gedachtegoed in de Vlaamse gevangenissen: onschadelijk gemaakt, of een tikkende tijdbom?

Hanne
Kelchtermans

Op 22 maart 2016 bombardeerden teruggekeerde Syriëstrijders radicalisering en falende Belgische inlichtingendiensten tot hot topic. Op 29 mei 2018 schoot Benjamin Herman twee politieagenten en een burger dood in Luik. Benjamin, een gevangene op penitentiair verlof, zou in de gevangenis geradicaliseerd zijn. De Islamitische Staat (IS) eiste de aanslag op.

Dit plaatste de Belgische autoriteiten voor een dilemma: risicoprofielen met betrekking tot radicalisering op de traditionele manier opsluiten, of ze isoleren van de andere gevangenen? De eerste aanpak zou van de gevangenis een broeihaard voor radicaal gedachtengoed kunnen maken. De tweede aanpak zou een nog groter probleem kunnen creëren bij hun vrijlating.

De Vlaamse aanpak

In de directe nasleep van de aanslagen bestond er geen consensus over de beste aanpak: terwijl het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) pleitte voor de intensieve begeleiding van deze gedetineerden, pleitte het departement Justitie ervoor deze gevangenen te isoleren. In deze context werden er dan ook twee gespecialiseerde DeRadEx-afdelingen opgericht, waar geradicaliseerde gedetineerden met een hoog risicoprofiel in afzondering van de andere gedetineerden opgevolgd en begeleid worden. Tegelijkertijd stelde het departement WVG twee consulenten deradicalisering aan, die door middel van geïndividualiseerde begeleidingstrajecten inzetten op het disengagement en re-integratie van deze personen. Doel: een luisterend oor bieden en in dialoog gaan ten einde de grieven aan de basis van hun radicaal gedachtengoed te doorbreken.

Het beleid bevond zich op twee sporen. De departementen WVG en Justitie gingen echter steeds nauwer samenwerken om tot een gezamenlijke en geïntegreerde aanpak te komen. Zo organiseerden ze gezamenlijke visiedagen, waarop ze het Actieplan Radicalisme, ook wel Plan R genoemd, actualiseerden. Bij deze actualisatie werd de Cel Extremisme (CelEx) en de Centrale Psychosociale Dienst Extremisme (CPSDEx) opgericht met als doel de implementatie van het Plan te verzekeren binnen het federale Directoraat-generaal Penitentiaire Instellingen (DG EPI).

Doen we het goed?

Dus of we het nu goed doen, de opvolging van gedetineerden met radicaal gedachtengoed? Wij kunnen nog altijd niet in mensen hun hoofd kijken…”, aldus één van de respondenten. Wanneer een ex-gedetineerde een aanslag pleegt, weten we dat het beleid faalde. Maar is er ook een manier om dat vroeger te weten?

Het antwoord op die vraag is niet eenvoudig. Plan R heeft namelijk twee doelstellingen: enerzijds wil het vanuit een veiligheidsperspectief individuen met een radicaliserend effect opsporen, en anderzijds wil het met oog op re-integratie hun impact reduceren door hen intensief individueel te begeleiden. Het slechte nieuws: tenzij beide doelstellingen falen, zal niet iedereen het eens zijn over het ‘succes’ van het beleid. Beleid aangaande een dergelijke complexe en geïndividualiseerde problematiek zal dan ook nooit perfect zijn voor iedereen. Het goede nieuws: door zoveel mogelijk in dialoog te treden en kritische vragen te stellen, kunnen verschillende visies elkaar zoveel mogelijk tegenmoet komen en kunnen hiaten voortijdig opgemerkt worden.

Daarom voerde Hanne Kelchtermans (22) een beleidsevaluatie uit van Plan R in de Vlaamse gevangenissen, waarvoor ze zes professionals bevroeg naar hun ervaring, percepties en visie op het beleid. Hierbij trachtte ze een antwoord te formuleren op de volgende vragen: (1) Hoe verloopt de opvolging van risicoprofielen betreffende radicalisering binnen de Vlaamse gevangenissen in de praktijk? en (2) Welke positieve evoluties en mogelijkheden voor verbetering van het beleid zien professionals met het oog op deradicalisering, disengagement en re-integratie? Op basis van de input van twee respondenten van het departement WVG, twee respondenten van het departement Justitie en twee respondenten van CelEx en CPSDEx (DG EPI) formuleerde ze vijf conclusies en beleidsaanbevelingen.

Actieplan Radicalisme: (positieve) evoluties

Het klinkt vandaag de dag ondenkbaar, maar aanvankelijk waren de Belgische autoriteiten blij wanneer ze vaststelden dat jongeren hun veilige Belgische thuishaven inruilden voor Syrische en Iraakse slagvelden. Toch was de Belgische Staat al langer bekend met gedetineerden die veroordeeld werden voor terrorisme: reeds in de jaren ’80, ’90 en ‘00 waren gedetineerden veroordeeld naar aanleiding van hun betrokkenheid in extreemlinkse (bijvoorbeeld de Communist Combatant Cells) en islamitisch terroristische groeperingen (bijvoorbeeld de Moroccan Islamic Combatant Group). Dit ging echter over een dozijn gedetineerden.

Tot 2015 was men zich dus nauwelijks bewust van de aard en omvang van de problematiek van terugkerende strijders en gedetineerden met radicaal gedachtengoed, waardoor men louter reactionair te werk ging. De huidige ervaring biedt echter de mogelijkheid om deze problematiek proactief te benaderen. Maar doen we dat ook?

Alle respondenten gaven aan dat alle verschillende actoren sinds 2015 steeds beter samenwerken en informatie beter onderling deelden. Zo wist men onder meer via multidisciplinaire overlegmomenten een steeds beter geïntegreerde aanpak te ontwikkelen. Daarnaast werden de justitieassistenten in 2019 officieel erkend als partner op de casusoverlegmomenten binnen detentie. Op die manier kunnen zij reeds in de gevangenis actief meedenken over de vrijlating van de gedetineerde.

Mogelijkheden tot verbetering: Jürgen Conings

Dat het aantal gedetineerden dat door CelEx wordt opgevolgd omwille van islamitische radicalisering afneemt, weten we al jaren. Dat de problematiek aangaande extreemlinks en -rechts toeneemt, benadrukten meerdere respondenten eveneens reeds in het voorjaar van 2021. Dit bewustzijn resulteerde dan ook in één van de vijf beleidsaanbevelingen van deze masterproef: men stelt voor deze problematiek een plaats te geven binnen de opleidingen voor de ondersteunende experten radicalisering binnen de justitiehuizen, en samenwerkingsverbanden uit te werken met verschillende partners die gespecialiseerd zijn in de problematiek. Ondanks dit bewustzijn onder betrokken actoren wist Jürgen Conings toch nog de Belgische veiligheidsdiensten voor schut te zetten. Lessons learnt?

Download scriptie (683.98 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Prof. Dr. Annie Hondeghem