Ik wil iets vertellen

Evelien
Comptdaer

 

Ik wil iets vertellen
 
Ik zit op de mat in de klas. Ik wil graag met de bal spelen en probeer dit duidelijk te maken aan de juf. Ik doet wat ik kan om de bal te vragen. De juf kijkt me eigenaardig aan en zet de blokken voor mijn neus…
Of met andere woorden: Wat als communicatie níet vanzelfsprekend is?
 
Communicatie wordt veel te snel gelinkt aan gesproken taal, aan spraak. Spraak is echter slechts één van de mogelijke uitingsvormen van taal. Spraak is eigenlijk het vermogen tot spreken of de kunst van het spreken.
Maar wat als dat spreken onmogelijk is?
 
Vaak biedt een ondersteunend communicatiehulpmiddel hierbij het antwoord. We spreken van ‘ondersteunde communicatie’ als communicatievormen elkaar functioneel vervangen, ondersteunen of aanvullen ten behoeve van informatie-uitwisseling. Het gaat om een zo efficiënt mogelijk verlopende communicatie in gevallen waar spraak niet (meer) mogelijk is.
Ondersteunde communicatie richt zich zoveel mogelijk op de aanwezige competenties en mogelijkheden om te communiceren. Bij ondersteunde communicatie wordt gebruik gemaakt van verschillende communicatievormen, -methoden en technische hulpmiddelen. 
Bondig samengevat; de visie van ondersteunde communicatie gaat ervan uit dat je alle mogelijke middelen en materialen inzet om de ander te begrijpen en zelf begrepen te worden.
 
Het is onmogelijk om alle verschillende vormen van ondersteunde communicatie op een rijtje te zetten aangezien er een enorm ruim aanbod is. Om er maar enkelen op te noemen: communicatiekaarten, communicatieboeken, aanwijsborden, dagschema’s, computersystemen zoals Tellus, gebarentaal, enzovoort.
Het is zeer belangrijk dat men zich ervan bewust is dat elk kind een unieke aanpak vereist. Hoe je dus de communicatie kan ondersteunen, kan je niet zomaar kiezen uit een lijstje met de verschillende mogelijkheden.
De ondersteunde communicatie wordt voor elke persoon op maat gecreëerd en wordt aangepast aan de noden van een enkele persoon. Ook blijven er steeds vernieuwende methoden bijkomen.
De grote vraag is natuurlijk welk hulpmiddel gepast is voor welke persoon en hoe je dat bepaalt. Het kiezen van de juiste ondersteunde communicatievorm vraagt een uitgebreid en zorgvuldig onderzoek, waarbij verschillende factoren in kaart worden gebracht.
Ik stel vast dat er met verscheidene, belangrijke factoren rekening moet gehouden worden. Enkelen hiervan zijn de mogelijkheden, de beperkingen, de voorgeschiedenis, de concentratie, de motoriek, de zintuiglijke waarneming, de omgeving, enzovoort. Maar wat misschien wel het belangrijkst is, is het waarnemings- of ervaringsniveau van het kind.  Dit geeft weer op welk niveau het kind zich situeert in verband met taal- en communicatiebegrip.
 
Na dit onderzoek bij één bepaalde jongen (Lars, fictieve naam), komt het praktische deel aan de beurt. Aan de hand van mijn onderzoek, bepaalde ik dat een communicatieboek voor Lars het beste hulpmiddel zou zijn.
Olofsen (2005), geeft volgende definitie: “Een communicatieboek is een map met afbeeldingen (foto’s, pictogrammen, getekende plaatjes) van onderwerpen die voor het kind van belang zijn. Vaak worden de afbeeldingen in categorieën ingedeeld, zoals personen, activiteiten, zelfverzorging etc. Het kind, maar ook de mensen in de omgeving kunnen de afbeeldingen aanwijzen om iets te vertellen of een keuze te maken.”
Ik wil zeker benadrukken dat een communicatieboek iets persoonlijks is en dat dusgeen algemene versie kan ontwikkeld worden. Er moet op maat gewerkt worden voor elke
cliënt. 
De belangrijkste doelstelling die voor een goed communicatiehulpmiddel geldt, is dat de communicatie ondersteund, bevorderd en gestimuleerd wordt.
 
Om het communicatieboek uiteindelijk op te stellen, werk ik vanuit de visie van Gayle Porter. Zij ontwikkelde namelijk in 2006 het vernieuwende concept ‘Pragmatic Organisation Dynamic Display Communication Books’, of kortweg PODD.
Wat nu net zo vernieuwend is aan PODD is het pragmatische aspect dat erin verwerkt is. Pragmatiek gaat over de manier waarop taal wordt gebruikt. Terwijl de andere velden van de taalkunde zich bezighouden met formele aspecten van taal en zich de vraag stellen wat de bouwstenen en onderlinge relaties zijn, kijkt de pragmatiek vanuit een
meer functioneel perspectief naar taal, of beter naar taalgebruik. In de praktijk vertaalt dit pragmatisch aspect zich dan bijvoorbeeld in het gebruik van ‘start-zinnen’, labels of themapagina’s. Op de startpagina wordt er rekening gehouden met de pragmatische opbouw van de woordenschat. Voorbeelden hiervan zijn ‘Ik wil iets vertellen’,
‘Er is iets mis’, ‘Ik heb een idee’, enzovoort. Doordat deze start-zinnen gebruikt worden,kan er gewerkt worden in alledaagse situaties. Dit is namelijk ook een belangrijk doel
van PODD. 
 
Na een evaluatie blijkt dat een communicatieboek het geschikte hulpmiddel was voor Lars. Enkele doelstellingen die bereikt werden door het boek te gebruiken zijn:
-          Lars voelt zich begrepen en kan zichzelf beter uitdrukken.
-          Hij zoekt nu zelf wat hij wil zeggen in plaats van steeds met ja of nee te antwoorden op vragen.
-          Lars’ communicatie wordt ondersteund en gestimuleerd.
 
 
Ik concludeer dat het communicatieboek kan benoemd worden als een meerwaarde voor verschillende partijen. In de eerste plaats natuurlijk voor Lars zelf. Hij kan nu zelf tonen wat hij wil zeggen, wat hij wil doen, hoe hij zich voelt, enzovoort.
Maar ook voor de opvoeders/leerkrachten/ouders is Lars’ boek een meerwaarde. Als opvoeder wil je tegemoet komen aan de behoeften van een kind wil je de mogelijkheden zoveel mogelijk benutten. Dat is waar een ondersteunend communicatiehulpmiddel op zijn plaats is.  
 
 
Ik zit op de mat in de klas. Ik  zoek in mijn boek en  hiervoor wordt mij de tijd gegeven. Als ik het prentje van de bal gevonden heb, toon ik dit aan de opvoeder. Deze geeft mij de bal, eindelijk voel ik me begrepen…
Of met andere woorden: Wat als communicatie toch soms dichter bij is dan je denkt?   

Download scriptie (3.81 MB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool Gent
Thesis jaar
2009