Familiebedrijven en dividenden, een match made in heaven?

Quentin
Van Houte

Familiebedrijven kenmerken onze Belgische economie. Niet alleen wordt meer dan de helft van de Belgische ondernemingen met personeel gekwalificeerd als een familiale onderneming maar ze maken ook bijna de helft uit van alle ondernemingen met meer dan 200 werknemers. Daarnaast heerst doorgaans ook het idee dat deze ondernemingen beter presteren op gebied van beursprestatie en operationele prestaties dan andere, niet familiale, ondernemingen. Tot slot zouden familiebedrijven voornamelijk interessant zijn omwille van het dividend dat ze uitbetalen. Maar is dit allemaal wel zo? Is er überhaupt een relatie tussen familiaal aandeelhouderschap en het dividendbeleid van een onderneming?

Dit onderzoek poogde een antwoord te formuleren op bovenstaande vragen. Er werd data verzameld van Belgische beursgenoteerde ondernemingen over een periode van zes jaar (2015 tot en met 2020). Vervolgens werd een opsplitsing gemaakt tussen familiebedrijven en niet-familiebedrijven. Deze opsplitsing gebeurde op basis van het percentage stemrechten dat al dan niet in handen was van één of meerdere families. Het drempelniveau dat gehanteerd werd om te kunnen spreken van een familiebedrijf bedroeg 20%. Vervolgens werd er onderzocht of familiebedrijven het operationeel beter doen dan niet- familiebedrijven. De meest cruciale vraag echter, waar het onderzoek een antwoord op trachtte te bieden, is of er al dan niet een relatie zou bestaan tussen familiaal aandeelhouderschap en het dividendbeleid.

Uit de resultaten is gebleken dat familiebedrijven het operationeel inderdaad beter zouden doen dan niet-familiebedrijven. Zo was de gemiddelde rentabiliteit op geïnvesteerd kapitaal hoger voor de groep familiebedrijven. Ook is hun schuldgraad veel lager en blijken familiebedrijven groter te zijn in termen van totaal actief. De centrale vraag binnen het onderzoek is of er al dan niet een verband is tussen familiaal aandeelhouderschap en het dividendbeleid van een onderneming. Op basis van regressiemethoden werd onderzocht of de kans op dividendbetaling en de uitbetalingsgraad hoger of lager ligt bij familiale bedrijven. Opmerkelijk genoeg is gebleken dat er geen significante verschillen zijn tussen familiebedrijven en niet-familiebedrijven. Echter moet wel opgemerkt worden dat rentabiliteit en grootte van de onderneming een positief effect hebben op de kans van dividendbetaling en de totale uitbetalingsgraad. Verder heeft de schuldgraad een negatief verband. Dit laatste houdt in dat hoe lager de schuldgraad van een onderneming is, hoe groter de kans op een dividendbetaling en hoe hoger de uitbetalingsgraad zou zijn. Op deze drie variabelen scoren familiebedrijven wél beduidend beter dan niet-familiebedrijven. Het is met andere woorden mogelijk dat er een onrechtstreeks verband is tussen het al dan niet aanwezig zijn van een familiale aandeelhouder op het dividendbeleid.

Daarnaast werd er onderzocht of er een relatie terug te vinden is tussen het niveau van familiaal aandeelhouderschap en de kans op dividendbetaling. Tot slot is eveneens onderzocht of er een relatie is tussen dit aandeelhoudersniveau en de totale uitbetalingsgraad. Uit de regressieresultaten is gebleken dat er een concave relatie bestaat tussen het niveau van familiaal aandeelhouderschap en de kans op dividendbetaling alsmede de uitbetalingsgraad. Met andere woorden, bij een laag niveau van familiaal aandeelhouderschap zal een toename van het niveau van familiaal aandeelhouderschap leiden tot een toename van de kans op dividenduitbetaling en een hogere uitbetalingsgraad. Dit mechanisme zal omkeren, echter, vanaf een bepaald niveau bereikt wordt. Bijgevolg zal bij een hoog niveau van familiaal aandeelhouderschap een toename van het niveau van familiaal aandeelhouderschap leiden tot een afname van de kans op dividendbetaling en een afname van de uitbetalingsgraad.

Er zijn verschillende theorieën dewelke pogen een verklaring te bieden voor de relaties dewelke er geobserveerd worden tussen aandeelhouderschap en dividendbeleid. De resultaten binnen dit onderzoek kunnen gekaderd worden binnen de principaal-agent theorie dewelke aangeeft dat familiale aandeelhouders vanaf een bepaald niveau van controle voordelen kunnen onttrekken van de onderneming via andere kanalen dan een dividend. Het zou echter ook mogelijk zijn dat families vanaf een bepaald niveau van controle zodanig begaan zijn met het correct functioneren van de onderneming dat men meer middelen binnen het bedrijf wil houden. Bijgevolg kan men de schuldgraad afbouwen en de balans doen aandikken wat op zich een verklaring zou kunnen geven voor het feit dat familiebedrijven groter zijn met een lagere schuldgraad.

Het zou dus goed kunnen dat het dividendrendement van familiebedrijven hoger is dan niet-familiebedrijven. Dit wil echter niet noodzakelijk zeggen dat familiebedrijven een hogere kans hebben op een dividendbetaling of noodzakelijkerwijs meer uitbetalen. Wie geïnteresseerd is in een dividendbelegging zal dus niet enkel moeten rekening houden met het al dan niet familiaal karakter van de onderneming. Er zijn echter nog andere factoren zoals grootte, schuldgraad en winstgevendheid die een belangrijke rol kunnen spelen.

Download scriptie (378.2 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2022
Promotor(en)
Prof. Dr. Alain PRAET