Implementatie van het Kawa-model in een kinderpsychiatrische crisissetting

Isabel
Vanderveren

Het leven als waterval, of eerder een rustige rivier?

Mijn afstudeerproject als ergotherapeute vond plaats in een kinder- en jeugdpsychiatrische crisissetting. Ik paste het Kawa-model, een ergotherapeutisch  model, toe om de crisissituatie vanuit het standpunt van het kind of de jongere duidelijk te krijgen. Uit mijn onderzoek is naar voor gekomen dat er grote verschillen zijn in hoe het kind of de jongere zijn crisissituatie ervaart tegenover hoe het team van hulpverleners de crisissituatie inschat.

Binnen ergotherapie wordt de patiënt begeleid met als doel hem/haar zo optimaal mogelijk te laten functioneren thuis, op school en in zijn ruimere leefomgeving. Wanneer een kind of jongere zich in een crisissituatie bevindt is hij niet meer in staat te functioneren in zijn dagdagelijkse leven. Wanneer dit gebeurt kunnen kinderen en jongeren tot maximaal 18 jaar opgevangen worden in de Leuvense Urgentie en Crisis Kinder- en jeugdpsychiatrie (LUK), onderdeel van het Universitair Ziekenhuis Leuven (UZL). Hier kunnen ze maximum 7 dagen verblijven terwijl er gewerkt wordt aan stabilisering van het probleem en er een vervolgtraject aangeboden wordt.

Het kind of de jongere in crisis is vaak geblokkeerd en kan niet meer tot verhaal komen. Het Kawa-model blijkt voor een groot deel van de kinderen of jongeren een geschikte methodiek om toch hun verhaal te kunnen doen. Het Kawa-model biedt een metafoor die het leven voorstelt als een rivier. De rivier ontspringt ergens, net zoals een persoon geboren wordt en eindigt in de zee, net zoals het leven eindigt op een bepaald punt. Rivieren kennen bochten, net zoals er veranderingen in het leven kunnen zijn. In de rivier kunnen stenen voorkomen, die als metafoor dienen voor de problemen en tegenslagen in het leven. Gelukkig bestaan er ook takken, die de krachten die iemand heeft voorstellen. De rivier wordt omgeven door een bedding, net zoals een persoon omgeven wordt door familie, vrienden, school,….

Het Kawa-model als metafoor creëert een juiste afstand tussen de cliënt en zijn verhaal. Zijn onderbewustzijn en fantasie en creativiteit worden aangesproken. Er vindt externalisatie plaats, waarbij het probleem buiten de persoon zelf wordt gelegd, en waardoor de persoon hierop controle kan uitoefenen. Het combineren van externaliseren en expressieve kunsttechnieken of spel is bijzonder geschikt voor kinderen omdat deze methoden goed aansluiten bij hun nood aan een speelse attitude tegenover serieuze problemen.

In de LUK werd de metafoor van het Kawa-model uitgewerkt in een zandbak in plaats van met een tekening. De kinderen en jongeren konden hun rivier, met de nodige stenen en takken al doende uitleggen in de zandbak. Het kunnen manipuleren van de materialen en het driedimensionale vereenvoudigde het proces om hun eigen verhaal om te zetten in de riviermetafoor. (Zie afbeelding)

Onderzoek naar het Kawa-model staat nog in de kinderschoenen. Zo is het bijvoorbeeld nog niet bepaald door wie het model ingevuld moet worden. Mijn scriptie onderzocht of er verschillen bestonden tussen de riviertekeningen van de cliënt en van de therapeuten, en welke deze verschillen waren.   

In de rivier kunnen doorsnedes genomen worden om te kijken wat er op een bepaald moment in het leven van het kind aan de hand is. Voor mijn onderzoek werden de doorsnedes van de huidige situatie van het kind gebruikt. Het kind of de jongere tekende zijn versie, en ik tekende vanuit de intake en de teamvergadering mijn versie. Nadien werden de twee naast elkaar gelegd om te kijken of er verschillen waren, en welke verschillen er waren.

De resultaten toonden grote verschillen, zowel in volume als in inhoud, bij al de onderzochte elementen (stenen, takken en bedding).

Het kind gaat meer kleine stenen (problemen) tekenen, terwijl de therapeut minder, maar grotere problemen ziet. Bij de therapeut nemen de stenen tegenover het geheel dubbel zoveel plaats in. Mogelijks onderschat het kind zijn problemen, door een beperkt ziekte-inzicht of door ontkenning, ofwel overschat de therapeut de problemen. Nog opvallend is dat slechts 1/4de van de problemen die het kind aangeeft ook door de therapeut opgetekend worden. Het kind gaat problemen veel meer toeschrijven aan hun omgeving en zaken die buiten zichzelf liggen, terwijl hulpverleners veel meer dan dubbel zo vaak naar het gedrag en de gevoelens van het kind zelf kijken. 

Er werden zeer weinig takken (krachten) getekend, deze namen zeer weinig oppervlakte in tegenover het geheel. Het kind, maar voornamelijk de therapeut, erkende de positieve dingen die er zijn amper. Dit is mogelijks te verklaren doordat we in een crisissetting zitten, waar een  belangrijk doel de probleeminventarisatie is. Er gaat dus veel tijd naar wat misloopt. Toch is het belangrijk aandacht te geven aan de dingen die goed gaan. Deze zaken kunnen aangewend worden om een relatie met het kind op te bouwen en om problemen aan te pakken.

Inhoudelijk valt op dat er nooit een overeenkomst was in de getekende takken. Opnieuw gaan de kinderen de krachten meestal (+90%) toeschrijven aan iets of iemand in de omgeving. Als we dan deze krachten zien als aanknopingspunt voor verandering, blijkt het om omgevingskrachten te gaan, en niet om positieve eigenschappen van het kind zelf. De therapeut schreef dit nooit toe aan de omgeving. Wij keken naar de positieve eigenschappen van het kind of  naar wat het kind goed kan of graag doet.

Inhoudelijke verschillen vonden we ook bij de bedding van de rivier (omgeving). De therapeut plaatst moeilijkheden in de omgeving bijna uitsluitend (90%) binnen de primaire steungroep (het gezin). Dit kan te verklaren zijn doordat zij hun kind komen aanmelden en zij bij het intakegesprek aanwezig zijn. De kinderen schenken daarentegen ook veel belang aan hun vrienden en hun school. Het is belangrijk dat wij als therapeut van in het begin ook kijken naar de ruimere omgeving van het kind.

De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat er grote verschillen zijn tussen de riviertekeningen van de hulpverleners en van de kinderen. Dit benadrukt dat het Kawa-model door het kind zelf getekend moet worden. Anders kunnen hulpverleners informatie missen, kunnen ze prioriteiten verkeerd leggen of kunnen ze irrelevante doelstellingen opstellen. Tot slot beveel ik verder onderzoek aan naar het Kawa-model en zijn riviertekeningen.

Download scriptie (1.74 MB)
Universiteit of Hogeschool
AP Hogeschool Antwerpen
Thesis jaar
2013