Van oude menschen, en dingen die (niet) voorbij gaan

Martijn
van Beers
  • Judith
    Urlings
  • Pascal
    van Gerven

Een jaar of tien geleden zat ik op vakantie bij mijn opa in de auto. De zon scheen, het was gezellig, en we hadden geen haast. Opa zat te genieten van de omgeving, en wees mij en mijn zusje van alles aan: "Kijk eens hoe mooi dit is! Zien jullie hoe mooi dat is?". Ondertussen keken mijn zusje en ik elkaar aan. In plaats van de omgeving zagen wij vooral de automobilisten achter ons. De helft keek kwaad, de andere helft verbaasd of vol medelijden. En terecht: zonder het zelf door te hebben, reed opa dertig op een provinciale weg.

Dit onderstreept het stereotype van de oudere bestuurder die geen auto kan rijden. De (gezonde) levensverwachting is in de westerse wereld tegenwoordig veel hoger dan voorheen, maar dat brengt wel risico's met zich mee. Beperkingen zoals intredende doofheid, slechter zicht en geestelijke achteruitgang maken rijden steeds moeilijker. De vermindering van de rijvaardigheid en -geschiktheid wordt dus niet direct veroorzaakt door ouderdom, maar doordat de functionele vaardigheden die nodig zijn om te kunnen rijden naarmate men ouder wordt steeds verder worden aangetast.

Voor autorijden zijn enorm veel functionele vaardigheden nodig. Het is een van de moeilijkste dingen die we tijdens ons leven leren, omdat talloze handelingen tegelijkertijd moeten worden uitgevoerd. Je moet de motoriek bezitten om drie pedalen en een versnellingspook met de juiste kracht aan te sturen. Het zicht om de hele omgeving én de situatie binnen de auto (bijvoorbeeld het dashboard) te monitoren. En heel veel geestelijke rekenkracht voor het plannen van je reis, het inschatten wat andere weggebruikers gaan doen, hoe veel afstand je in dat geval moet bewaren. Omdat dit alles, en meer, tegelijkertijd nodig is en geïntegreerd moet worden om goed te kunnen autorijden, is het niet verwonderlijk dat de vaardigheid om auto te rijden te voet komt en te paard gaat.

Vooral personen met milde cognitieve beperkingen (MCI) hebben veel problemen met rijden. MCI wordt beschouwd als het voorstadium van dementie. Geheugenverlies komt vaak voor, of een vertraagd denkvermogen in het algemeen, maar in principe kan elk geestelijk proces aangetast worden. Zo ook de vaardigheden die nodig zijn om te kunnen autorijden, zoals planning, vooruitdenken of het snel opmerken van dingen in je omgeving. Personen met MCI vormen zo'n groot gevaar op de weg, omdat al deze vaardigheden aan het verslechteren zijn, maar nog niet totaal verdwenen zijn. De grens tussen rijgeschikt en -ongeschikt is dus vaag in deze groep.

Ook de impulscontrole, ofwel het vermogen om niet gelijk toe te geven aan elke ingeving, wordt vaak aangetast in MCI. Bij jongeren, volwassenen en ouderen zonder cognitieve problemen is al een verband aangetoond tussen betere impulscontrole en betere rijvaardigheid, en het is dus niet gek om te vermoeden dat een dergelijk verband ook bestaat in ouderen met MCI. Wij hebben dus het verband tussen impulscontrole en rijvaardigheid onderzocht in een groep ouderen met MCI die in de rijsimulator reden. Helaas was dat verband in ons onderzoek niet erg sterk. Er moet dus nog het nodige werk verzet worden op dit gebied, maar als dat gebeurd is, kan een simpele impulscontroletest op vele verschillende manieren toegepast worden.

Wanneer er een verband bestaat tussen impulscontrole en rijvaardigheid, biedt deze test bijvoorbeeld een zeer gemakkelijke indicatie van iemands rijvaardigheid. Het zou sneller zijn dan een rit op de weg, gemakkelijker (de test zou zelfs thuis kunnen worden afgenomen), goedkoper, en verkeersveiliger: je hoeft het verkeer niet meer bloot te stellen aan een potentieel gevaar op de weg. Naarmate de relatie tussen impulscontrole en rijvaardigheid sterker wordt, wordt de indicatie bovendien steeds betrouwbaarder. Een impulscontroletest zou zo een grote rol kunnen spelen in een getrapt systeem van rijvaardigheids-evaluatie. In dit systeem maken mensen een aantal verschillende tests, die steeds moeilijker worden, om na te gaan of iemand nog rijgeschikt is. De eerste stap is bijvoorbeeld een vragenlijst op Internet, de tweede het doen van een cognitieve testbatterij bij de geriater, en de derde is een rit op de weg. Hoe minder rijvaardig iemand is, hoe groter de kans is dat hij of zij al snel slecht scoort. Wanneer iemand al slecht scoort op de vragenlijst, kan dat bijvoorbeeld een sterke aanleiding zijn om alternatieve vormen van transport, zoals het OV, te overwegen. Op deze manier hoeft men geen kostbare en potentieel gevaarlijke rit op de weg te rijden. Een simpele impulscontroletest kan in dit systeem in de eerste of tweede trap worden ingezet, om mensen die rijgeschikt zijn te kunnen onderscheiden van hen die dat niet meer zijn.

Training van de impulscontrole kan daarnaast toegepast worden om de rijvaardigheid van ouderen op peil te houden of te verbeteren. Het is al aangetoond dat men de impulscontrole kan trainen; en als er een verband zou zijn tussen impulscontrole en rijvaardigheid, zou men van een impulscontroletraining ook beter gaan rijden. Dat levert op zijn beurt niet te onderschatten voordelen op voor de verkeersveiligheid en mobiliteit van de oudere zelf.

Op dit moment is het gebruiken van een impulscontroletest voor assessment en training van de rijvaardigheid nog toekomstmuziek, maar het is zeer zeker geen sciencefiction. In het huidige tempo van vooruitgang in de neurowetenschappen, wordt het potentieel om zeer uitgebreidere studies uit te voeren in rap tempo veel groter. Onze studie mat impulscontrole bijvoorbeeld door middel van een vragenlijst en een computertest, terwijl ik een studie voor me zie die op het niveau van afzonderlijke hersencircuits onderzoekt welke bijdragen aan impulscontrole, en welke daarvan samenhangen met rijvaardigheid. Dat mag futuristisch klinken, maar de dag waarop dat gebeurt, en de dag waarop een simpele test ontwikkeld wordt die aantoonbaar nut heeft, is waarschijnlijk dichterbij dan we denken.

Dat zou dan ook een heuglijke dag zijn voor alle automobilisten die jaren geleden zo boos onze auto binnen kijken. Zij kunnen dan opgelucht ademhalen: er is nog wel degelijk hoop voor ouderen zoals mijn opa...

Download scriptie (804.72 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Hasselt
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Ellen Jongen