Minder goede zorg voor transgender personen door negatieve attitudes: wat kunnen we eraan doen?

Aisa
Burgwal

“Er is onvoldoende informatie over behandelingen en operaties, en autoritaire, paternalistische en pathologische attitudes bestaan in overvloed.”  (trans vrouw, 22 jaar)



Dit is slechts één van de vele negatieve reacties van een transgender respondent binnen het onderzoek van de masterproef. Wanneer gevraagd wordt naar de organisatie van de algemene, als wel de trans-specifieke gezondheidszorg, de hulpvaardigheid en kennis van hulpverleners, als wel de mate van discriminatie in alle mogelijke vormen, komen al snel negatieve evaluaties aan het licht.



De term transgender (of kortweg trans) is een paraplubegrip. Het verwijst naar die mensen wiens genderexpressie en/of genderidentiteit  verschilt van de conventionele verwachtingen dat iemand geboren in een mannelijk lichaam zich ook een jongen zal voelen en tonen, en vice versa voor iemand geboren in een vrouwelijk lichaam. 



Uit eerdere studies bleek dat transpersonen negatieve ervaringen met hulpverleners ervaarden, zoals ongepaste nieuwsgierigheid, onbegripvolle reacties, belachelijk gemaakt worden, tot zelfs discriminatie. Zo veranderde, in een eerder uitgevoerde Belgische studie, één derde van alle transpersonen van huisarts omwille van diens negatieve reactie. Deze negatieve ervaringen vinden hun oorsprong bij vooroordelen, stereotypes en soms zelfs stigmatisatie ten aanzien van transpersonen. Deze vooroordelen, stereotypes en stigma’s vertalen zich dikwijls in negatieve attitudes. Deze attitudes zijn niet alleen aanwezig bij hulpverleners binnen de gezondheidszorg, maar zijn ruim verspreid binnen alle lagen van de maatschappij. Denk maar aan onlangs gepubliceerde krantenkoppen zoals ‘Zou u ook applaudisseren als Bo van Spilbeek uw dochter was’ of het recente debat in Terzake over de (ab)normaliteit van een geslachtsverandering. De doorgaans positieve reacties worden vaak snel vergezelt door negatieve commentaren.



Ook het algemene gebrek aan kennis over het transgender thema heeft een belangrijk effect op de houding en reacties ten opzichte van transpersonen. Bijvoorbeeld vragen rond genderidentiteit worden nog dikwijls verward met vragen rond seksuele oriëntatie.



Als gevolg van de negatieve ervaringen, wachten transpersonen vaak lang voordat ze beroep doen op een dokter of andere hulpverlener, of veranderen ze van hulpverlener omwille van diens negatieve reactie. Een bijkomend gevolg is een minder goede gezondheid, lichamelijke klachten en een lage levenskwaliteit. De collectieve impact van deze ervaringen stelt transpersonen in verhoogde mate bloot aan risico’s zoals roken, drug- en/of alcoholgebruik. Ook hun mentale en fysieke gezondheid kan er onder lijden, met een grotere kans op zelfmoordgedachten en -pogingen. 

Verschillen in attitudes

Om een duidelijker zicht te krijgen op de opvattingen van hulpverleners, werden deze binnen de masterproef vergeleken met de opvattingen van transpersonen zelf in vijf Europese landen (Georgië, Polen, Servië, Spanje en Zweden). Op basis van dit onderzoek kunnen we nagaan of er al dan niet een noodzaak is tot extra training van hulpverleners of het uitschrijven van richtlijnen voor een trans-sensitieve gezondheidszorg.



De resultaten tonen aan dat hulpverleners over het algemeen negatievere attitudes hebben ten opzichte van verschillende trans-specifieke thema’s dan transpersonen zelf. Zo zien ze het trans zijn meer als een psychiatrische stoornis en geloven ze dat transpersonen vaker mentale gezondheidsproblemen hebben dan personen zonder transgender achtergrond of identiteit. Ook staan hulpverleners negatiever tegenover het nieuwe behandelmodel van transpersonen, waarbij transpersonen zelf meer inspraak hebben bij hun behandeling. In het huidige behandelmodel ligt de uiteindelijke beslissing over het behandelplan nog altijd bij de hulpverlener, wat inspraak van de transpersoon zelf minimaliseert.



Misschien nog belangrijker dan de te verwachten verschillen tussen hulpverleners en transpersonen, vond het onderzoek verschillende resultaten naargelang land, leeftijd en opleidingsgraad. Respondenten uit Spanje en Zweden, jongere respondenten of hoger opgeleiden, zijn opvallend vaker voorstander van een evolutie naar het nieuwe model waar transpersonen zelf kunnen beslissen over hun behandeling. De verschillen in leeftijd en opleiding bleven ook bestaan wanneer over alle landen heen gekeken werd, en kunnen dus niet toegeschreven worden aan enkel culturele verschillen. Dat respondenten uit Spanje en Zweden meer openstaan voor een evolutie naar het nieuwe model is niet zo vreemd, gezien beide landen vooroplopen in de organisatie van transzorg, en progressiever zijn op maatschappelijk en juridisch vlak betreffende transgenderzorg. Spanje en Zweden hebben een goed georganiseerde trans-specifieke gezondheidszorg, iets wat nog ontbreekt in de andere drie landen. Zo is het, anno 2018, bijvoorbeeld niet meer noodzakelijk om gesteriliseerd te worden alvorens een wijziging van geslachtsregistratie op officiële documenten te bewerkstelligen. Dit is wel nog het geval in landen zoals Georgië en Servië. Ook moet een getrouwde transpersoon niet meer scheiden om deze wijziging te verwezenlijken, zoals wel nog vereist in Polen en Servië. De gevonden verschillen zijn interessant aangezien deze verschillen kunnen wijzen op een grotere noodzaak aan bewustmaking binnen bepaalde bevolkingsgroepen. Uit het onderzoek bleek dat een training/bewustmaking namelijk meer nodig is in landen zoals Georgië en Servië, voor oudere mensen en lager opgeleide mensen.



Fundamentele verbetering is vereist

Op basis van dit onderzoek kunnen we suggereren dat trainingen en protocollen nodig zijn om hulpverleners kennis te laten vergaren rond het transgender thema en trans-specifieke zorg. Voor bestaande protocollen kan al verwezen worden naar de Standards of Care editie 7 (SOC7), ontwikkeld door de World Professional Association for Transgender Health (WPATH), die een overzicht geeft van behandelprotocollen voor transpersonen die zorg zoeken. Het algemene doel van de SOC is om klinische begeleiding te bieden aan zorgverleners actief in de transgenderzorg. Er wordt gezocht naar een veilig en effectief behandelingsplan zodat de transpersoon een blijvend persoonlijk comfort kan bereiken, terwijl algemene gezondheid, psychisch welbevinden en zelfontplooiing gemaximaliseerd worden. Deze protocollen zullen worden aangepast en worden verbeterd binnen de volgende versie van de SOC (versie 8). Op basis van deze uitgevoerde studie kunnen eveneens trainingen ontworpen worden, ook specifiek voor de mogelijks meer conservatieve subgroepen. Dit kan ervoor zorgen dat hun attitudes een tolerantere en positievere vorm aannemen. Deze initiatieven kunnen zo ook de drempel tot hulpverlening verlagen en uiteindelijk leiden tot een betere gezondheid van transpersonen.

 

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
prof. dr. Alexis Dewaele & prof. dr. Joz Motmans