Informatie over en participatie in projecten met ruimtelijke consequenties: analyse en oplossingen

Anouck
Vanermen

Ruimtelijke projecten in België: sneller én beter

Laten we eerlijk zijn: het project van de Oosterweelverbinding in Antwerpen liep niet bepaald van een leien dakje. En hoe zit het ondertussen met de bouw van het winkelcentrum Uplace? De snelheid waarmee, en de manier waarop grote ruimtelijke projecten in België gerealiseerd worden is vaak problematisch te noemen. Valt hier niet iets aan te doen?

Deze thesis behandelt de problematiek van de participatie van de burger in projecten met ruimtelijke consequenties. In de praktijk kan vastgesteld worden dat burgers en actiegroepen steeds meer eisen om actief inspraak te verkrijgen bij de realisatie van grote infrastructuurprojecten. Deze projecten gaan nooit ongemerkt voorbij, en hebben vaak een grote impact op de leefomgeving van de omwonenden. De mondige burger wil in deze 21ste eeuw dan ook zijn mening kwijt kunnen over zulke grote projecten, en wil de mogelijkheid krijgen om zijn individuele belangen naar voren te brengen. Langs de andere kant dienen projecten natuurlijk binnen een redelijke termijn verwezenlijkt te worden. De doorlooptijd van ruimtelijke projecten in België loopt echter steeds meer op. Is het dan niet mogelijk om burgers te laten participeren, en een project toch vooruit te laten gaan?

Juridische analyse

In de huidige stand van het Belgisch recht hebben burgers de mogelijkheid om via het openbaar onderzoek te participeren aan ruimtelijke ingrepen. Dit is een klassieke vorm van formele participatie waarbij burgers de mogelijkheid krijgen om binnen een bepaalde termijn opmerkingen en bezwaren in te dienen over ontwerpen van ruimtelijke plannen of ontwerpen van bepaalde vergunningsaanvragen. Deze vorm van inspraak biedt echter weinig genoegdoening en wordt vaak slechts gezien als een vorm van tegenspraak. Het ruimtelijk plan of de vergunningsaanvraag is immers op dat ogenblik reeds een feit, en het enige wat de burger nog kan doen is in de verdediging gaan, en zijn eigen individuele belangen proberen veilig te stellen ten opzichte van het plan of de aanvraag. Echt participeren, en meedenken over alternatieven voor het project is niet meer aan de orde.

Daarom wordt voorgesteld om in een vroegere, informele fase reeds participatiemogelijkheden te voorzien. De burger zou dan ‘co-producent’ worden van het ruimtelijk project, en via overlegvergaderingen, brainstormsessies en workshops zou hij zijn mening kwijt kunnen, en kan er met zijn overwegingen reeds rekening worden gehouden bij de opmaak van het plan of de vergunningsaanvraag. Zo zal het plan of de aanvraag een breder draagvlak krijgen onder de bevolking, en kunnen latere procedureslagen vermeden worden.



Actie

Ook van overheidswege besefte men in Vlaanderen dat er actie nodig was om aan bovenstaande problematiek tegemoet te komen. Eerst werden dan ook twee onderzoekscommissies opgericht in 2009 en 2010. De Commissies Berx en Sauwens hadden tot doel om een snellere besluitvorming mogelijk te maken bij grote infrastructuurprojecten. Ook de participatie van de burger werd door beide commissies grondig onder de loep genomen.

De belangrijkste conclusies van de onderzoekscommissies benadrukken dat het middenveld permanent en grondig geïnformeerd dient te worden over de voortgang van een bepaald project. Alleen dan kunnen zij nuttig participeren. Hiertoe dient een informatieplatform geïnstalleerd te worden. Daarnaast dient ook het projectmanagement geprofessionaliseerd te worden, en dient geïnvesteerd te worden in de aanpak en vormgeving van verschillende overlegprocessen tussen overheden en burgers. Ook een mentaliteitsverandering bij de overheid lijkt onvermijdelijk.

De eindverslagen van deze commissies bleven gelukkig geen dode letter. In 2014 nam de Vlaamse Overheid wetgevende initiatieven om aan deze problematiek tegemoet te komen. Ten eerste werd op 23 april 2014 het decreet betreffende complexe projecten goedgekeurd in het Vlaams Parlement. Dit decreet creëert de mogelijkheid voor initiatiefnemers van complexe projecten om te kiezen voor een geïntegreerde besluitvormingsprocedure. De nieuwe procedure houdt in dat een project begint met een verkenningsfase, gevolgd door een startbeslissing, een onderzoeksfase, een voorkeursbesluit, een uitwerkingsfase en tot slot het projectbesluit. Het voordeel van zo’n stappenplan is dat er een duidelijke structuur ontstaat, waardoor ook het publiek over duidelijke informatie beschikt met betrekking tot de fase waarin een project zich bevindt. Er wordt dus aandacht besteed aan de snelheid, maar ook de kwaliteit van het project wordt niet uit het oog verloren. In alle verschillende fases zijn ook participatieprocessen voorzien.

Ook op 23 april 2014 werd ten tweede het decreet betreffende de omgevingsvergunning goedgekeurd in het Vlaams Parlement. Dit decreet zal ervoor zorgen dat de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning in de toekomst geïntegreerd worden in één omgevingsvergunning voor onbepaalde duur. Hierdoor wordt een grote administratieve vereenvoudiging doorgevoerd die een positieve invloed moet hebben op de doorlooptijd van infrastructuurprojecten. Door middel van één vergunning wordt immers zowel een uitspraak gedaan over de toelaatbaarheid van de milieu- als de stedenbouwkundige aspecten van een project. Een initiatiefnemer van een groot project moet dus nog slechts één vergunningsprocedure doorlopen.

Besluit

Na een grondige analyse van de problematiek, en een kritische kijk op de genomen initiatieven om oplossingen aan te reiken, denk ik dat we in Vlaanderen op de goede weg zijn. In het verleden zijn er vele problemen geweest rond verschillende ruimtelijke projecten, maar met de genomen maatregelen in de twee nieuwe decreten kunnen volgens mij veel van die problemen in de toekomst vermeden worden.

Dankzij het decreet complexe projecten kan immers een duidelijke, geïntegreerde procedure gevolgd worden, waardoor het voor het publiek mogelijk wordt om goed op de hoogte te blijven van de evolutie van het project. Ook is er reeds tijdens de onderzoeksfase voorzien in een bevraging en een participatie van het publiek, om latere conflicten over alternatieven voor het project te vermijden. Daarnaast kan er veel tijd gewonnen worden dankzij de omgevingsvergunning. Er moet immers slechts één vergunningsprocedure doorlopen worden, met één adviesronde en één openbaar onderzoek.

Ik ben alvast van mening dat we in de nabije toekomst reeds gunstige effecten mogen verwachten van deze decreten, op voorwaarde dat ook een mentaliteitsverandering wordt doorgevoerd bij de overheid, waarbij men bereid is de voorziene participatiemogelijkheden serieus te nemen, en waarbij men het nut van participatie inziet. Kortom, op naar snellere én betere ruimtelijke projecten in Vlaanderen!

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2014
Promotor(en)
Prof. dr. Hubeau