Ingrediënten voor een monitor mediapluriformiteit met inbreng van een casestudy

Elien
Delaere

 

Persvrijheid heruitgevonden

 

De macht van de massamedia bereikt vandaag ongekende hoogten. We worden op elke hoek van de straat, op elke website en in elke krant of tijdschrift geconfronteerd met nieuws. Door geavanceerde technologische toepassingen zijn we slechts op een muisklik verwijderd van de laatste nieuwtjes. Maar wat onschuldige informatie lijkt heeft een belangrijke invloed op het functioneren van onze democratie.

 

De media beïnvloeden net door hun selectie en presentatie van informatie uit het grote aanbod de publieke opinie en de politieke besluitvorming, en vormen mee het imago van uiteenlopende (sub)groepen. Ondanks deze sociale verantwoordelijkheid lijkt berichtgeving geen zaak meer van kritische analyse, maar wel één van commerciële belangen. Want los van de tendens tot sensationalisering komen de vereisten van een journalist om kritisch en objectief te zijn in het gedrang door economische afhankelijkheid van directie en marketeers en het gebrek aan redactionele autonomie dat daaruit voortvloeit. Een controle-orgaan hiervoor wordt afgeschreven omdat het de persvrijheid zou beperken. Maar hanteren marketeers de wet van vrije meningsuiting hier niet als vals argument om vrij spel te krijgen? Met andere woorden: is de pers nog wel zo vrij als ze beweert te zijn? En komt ons recht op eerlijke  informatie hierdoor niet in het gedrang? Uit wat volgt zal blijken dat het argument van persvrijheid moet worden geherdefinieerd in een tijdperk waarin marktmechanismen een dominante  rol spelen.

 

Mijn masterproef is een pleidooi voor de invoering van een monitor mediapluriformiteit als een essentiële voorwaarde voor het functioneren van de media in een democratie. Concreet houdt dit in dat er een onafhankelijk controle-orgaan moet worden opgericht om er op toe te zien dat belangenvermeniging aan het hoofd van een redactie geen invloed heeft op de inhoud van persberichten. Wanneer media gestuurd worden door slechts enkel pioniers zijn de attitudes en opinies die aan bod komen beperkt. De theoretische en filosofische grondslag van deze redenering ligt in de relativiteit van het begrip ‘waarheid’. In een democratische samenleving wordt het opdringen van één waarheid niet geapprecieerd. Eén van de basisbeginselen van de democratie is net de mogelijkheid tot publiek debat, waarbij verschillende meningen openlijk met elkaar moeten kunnen concurreren. John Stuart Mill beschrijft waarheid in zijn politiek-filosofisch werk On Liberty vooral als ‘een kwestie van het hercombineren en verzoenen van tegengestelden’. Naast de basistaak van de media om de samenleving te informeren, kunnen zij door de keuze van de items die aan bod komen en de manier waarop zij aan bod komen bijdragen aan een pluriforme informatievoorziening.

 

‘Pluriform’. Een concept waar communicatie-experts het nog lang niet over eens zijn.Inhoudelijk bestaat er een verband met reflectieve en open diversiteit. In een reflectieve setting streeft men naar een gelijke toegang voor élke mening over maatschappelijke thema’s, wat resulteert in een presentatie van een ‘publieke opinie’: de positie van de meerderheid die naar het midden neigt. Wanneer daarentegen gelijke aandacht wordt besteed aan elk stroming, groep, of positie die kan worden ingenomen, spreekt men van open diversiteit. Deze vormen van diversiteit zijn moeilijk te verzoenen. Wanneer gestreefd wordt naar reflectieve diversiteit, zal de pers neigen naar een eenzijdige, mainstream berichtgeving. Ligt de focus op openheid, dan krijgt niet elke stem proportioneel het recht gehoord te worden, omdat de media in hun selectie van informatie de stem van de minderheden, of mensen die ànders denken dan Jan Modaal aan het woord laat. Het is belangrijk om het framework dat gehanteerd wordt door de overheid en de media in rekening te brengen bij evaluatieve uitspraken over mediapluriformiteit. Worden argumenten van politici en journalisten eerder gestaafd door een bijval van de ‘publieke opinie’ of laten ze daarnaast ook ruimte voor de belangen en ideeën van minderheden? Vanuit het perspectief van ‘democratische waarheidsvinding’ is het contrasteren van opinies en dus een keuze voor open diversiteit essentieel, los van het feit dat deze niet altijd door de meerderheid ondersteund worden. In België zijn de massamedia erg publieksgericht en zal men de aard van de berichtgeving sterk laten afhangen  van wat het publiek verkiest aan de hand van oplagecijfers. Men streeft naar reflectieve diversiteit vanuit een relatief groot vertrouwen in het vermogen van de gemeenschap om accuraat te oordelen over de informatie. Journalisten lijken niet in te zien dat ze hierdoor net hun functie als waakhond van de democratie uit het oog verliezen.

 

Waarom is er reden tot ingrijpen? Die reden ligt al decennia lang op de loer, maar is niet evident om aan de grote klok te hangen. De oorzaak van de problematiek ligt in de concentraties die zich vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw in de hele mediasector afspeelden. Wij bespraken en onderzochten enkel de concentraties bij de Vlaamse dagbladen, omdat het bestek van de masterproef te beperkt was voor een evaluatie van de hele mediasector. Vanaf 1950 had de geschreven pers te kampen met een slinkend lezersaantal, door de opkomende concurrentie met commerciële televisie. Nieuws maken werd een streven naar winst en de redacties zijn in die zin afhankelijk van hun oplagecijfers. De pluriformiteit van het nieuws krijgt hierdoor een flinke deuk, want eerder dan het belichten van de stem van minderheden en zo de veelheid aan opinies te communiceren, zal de pers zich richten op de stem van de meerderheid om een groter bereik te realiseren. Exit democratische waarheidsvinding. Toch zullen journalisten hier nauwelijks tegenin gaan, wat hen moeilijk kwalijk genomen kan worden. ‘Wiens brood men eet, diens woord men spreekt’ volgens Bourdieu. Bij Europese, nationale en regionale overheden bestaat het besef  dat pluriformiteit moet worden nagestreeft in de media, maar omdat overheidsinmenging met de inhoud van media uit den boze is, missen bestaande initiatieven hun doel. Een uitweg? Koppel de bestaande middelen aan een onafhankelijk controle-orgaan van wetenschappers. Wanneer experts de werking en inhoud van de pers longitudinaal en op een consistente manier kunnen vaststellen via publieke reflectie en mediavisitaties, kan de selectie van kranten of redacties die in aanmerking komen voor steun, op rechtmatige wijze en aan de hand van pluriformiteitscriteria tot stand komen.

 

Over deze thematiek heeft in België nog niet veel onderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek in deze masterproef is daarom ook slechts een aanzet tot nadenken en vraagt om vervolgonderzoek. Aan de hand van een casestudy  (alle 134 artikels die in de Vlaamse kranten over het RTBF-nepjournaal gepubliceerd werden) en geoperationaliseerde criteria werd het mogelijk een idee te krijgen over de pluriformiteit in onze Vlaamse dagbladen. Alle artikels werden gecodeerd op dimensies van redactionele zelfstandigheid en publieksgerichte functies die aan bod kwamen. De bekomen redactionele zelfstandigheidsgraad, vastgesteld met een inhoudsanalyse-instrument van de Nederlands persmonitor, is voor de Vlaamse dagbladen erg hoog. De resultaten zijn echter vertekend doordat binnen het bestek van deze masterproef een inbreng van alle factoren gerelateerd aan redactionele zelfstandigheid onmogelijk was. De resultaten legden wel de verhoudingen in het aandeel van politiek nieuws tussen de kranten bloot. Van de 134 artikels publiceerden Het Laatste Nieuws, De Gazet van Antwerpen, Het Belang van Limburg en Het Volk elk slechts 7%. De Standaard besteedde met één derde van de berichten de meeste artikels aan het politieke item. Het aandeel politiek nieuws in een krant is, net als een aangepaste minimum zelfstandigheidsgraad voor Vlaanderen, namelijk van groot belang voor de evaluatie van  de pluriformiteit in de pers. Voor het samengaan van de feitelijke-, overzichts- en oordeelsfunctie als pluriformiteitscriterium, scoorden de kranten laag. Een representatief, objectief en volledig artikel over een politieke kwestie bestaat idealiter uit één derde feiten, één derde context en één derde opinie. Aan deze voorwaarde was slechts in 44 van de 134, of 33% van de artikels voldaan. De Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg combineren de drie functies het vaakst, maar dit resultaat is relatief, gezien de beperkte hoeveelheid politiek nieuws die ze publiceren. De Morgen en De Standaard zijn in onze analyse de meest pluriforme kranten, omdat ze het samengaan van de drie democratiserende functies het vaakst toepassen bij een voldoende groot aanbod aan politiek nieuws. Het valt op dat de kranten met de kleinste oplage, zoals De Morgen, De Standaard en Het Belang van Limburg in onze analyse het meest pluriform bevonden worden. Dit bevestigt de hypothese dat een grote oplage en dus een streven naar rendabiliteit samen gaat met een groter gebrek aan pluriformiteit. We zijn er ons in deze masterproef van bewust dat de analyse een beduidende verenging inhoudt van het concept pluriformiteit, maar geven toch een idee over mogelijke ingrediënten voor een monitor mediapluriformiteit. Steun aan de pers, verwant aan de realisatie van een pluriforme pers en andere kwaliteitseisen, wordt vaak afgeschreven als concurrentievervalsing. Daarom is er in Vlaanderen nood aan een onafhankelijke monitor mediapluriformiteit die de mediamarkt  nog zorgvuldiger, met de nodige expertise en aanvullende onderzoekstechnieken, doorlicht.

Download scriptie (324.34 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2008