The introduction of a financial transaction tax: Belgian, European and international initiatives.

Wouter
Van Der Veken

De financiële transactietaks: opgepast voor de details

Wist u dat, naar schatting, ongeveer 45-50% van het totale volume van de aandelenhandel op de grote Amerikaanse beurzen niet rechtstreeks voortvloeit uit menselijke beslissingen, maar uit beursorders geplaatst door ingewikkelde computerprogramma's? Hoewel de cijfers voor de Europese beurzen lager liggen, is de algoritmische handel of "flitshandel" er zeker niet afwezig. Tegelijk worden financiële markten steeds meer overspoeld door -voor de niet-ingewijden- onbegrijpelijke financiële instrumenten. In de nasleep van de recente financiële crisis zorgden deze omstandigheden voor een politieke wedergeboorte van de financiële transactietaks of "FTT". Een mogelijke introductie loopt echter stroef en de vele heilige huisjes komen het debat niet ten goede.

Een belasting in vele vormen

Tien EU lidstaten, waaronder België, Frankrijk en Duitsland, onderhandelen momenteel over de invoering van een financiële transactietaks. Eerdere voorstellen op het niveau van de G20 en de gehele EU faalden. Doelstellingen zijn onder meer de banksector te laten bijdragen in de kosten van de crisis en speculatieve of risicovolle transacties duurder te maken. Na hevig verzet van sommige niet-deelnemende lidstaten, in het bijzonder het Verenigd Koninkrijk, is een politiek compromis veraf. Het is dan ook waarschijnlijk dat de belasting -als deze er nog komt- sterk zal verschillen van de eerste voorstellen.

Maar wat moeten we ons nu eigenlijk voorstellen bij een financiële transactietaks? Elke belasting op individuele transacties in de financiële sfeer zou onder de noemer kunnen vallen. Verschillende Zuid-Amerikaanse landen hebben bijvoorbeeld taksen op bepaalde banktransacties, zoals betalingen met kredietkaarten. Deze zijn in de huidige context echter geen FTT. In hoofdlijnen gaat het om belastingen op drie soorten transacties: deze waarbij een bepaald effect (bijvoorbeeld een aandeel of obligatie) wordt overgedragen, waarbij twee verschillende valuta (bijvoorbeeld euro en Britse pond) worden gewisseld of waarbij derivaten worden verhandeld. Onder deze laatsten vinden we talrijke soorten afgeleide producten die een onderliggende waarde reflecteren. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om te "beleggen" in een bepaald aandeel zonder het aan te kopen, maar door een derivatencontract te sluiten met een financiële instelling. De Europese FTT zou de eerste en laatste soort transacties belasten. Een beperking van dit toepassingsgebied lijkt echter waarschijnlijk.

De FTT is allesbehalve jong. Academische voorstellen zijn terug te leiden tot John M. Keynes in 1936. Het bekendste voorstel dateert uit de jaren '70 en is van de hand van de Amerikaanse Nobelprijswinnaar James Tobin. Deze verdedigde een lage belasting op valutatransacties om de handel in deze markten af te remmen. Speculatieve handel op korte termijn zou immers leiden tot grote schommelingen in de wisselkoersen. Tot Tobin's ongenoegen werd een variant van zijn idee sindsdien ingezet door andersglobalistische bewegingen in hun strijd tegen het mondiale kapitalisme.

Tezelfdertijd is de FTT geen louter academisch gegeven. Tientallen landen kennen of kenden belastingen op financiële transacties. Twee voorbeelden zijn de Belgische taks op beursverrichtingen en de huidige Britse stamp duty reserve tax. Doorgaans moeten deze hoofdzakelijk de staatskas spijzen. Zweden is de historische uitzondering. Van 1984 tot 1991 experimenteerde het -onsuccesvol- met een FTT gericht op het verhinderen van speculatie. Recent hebben Frankrijk en Italië een FTT geïntroduceerd. Hoewel deze kaderen in de post-crisis mentaliteit, zijn ze technisch opvallend gelijkaardig aan traditionele beurstaksen.

Een goed idee?

Of de invoering van een FTT een goed of slecht idee is, is grotendeels afhankelijk van twee factoren: de rol die speculatie speelt in de markten en mogelijke schade die de taks zou kunnen toebrengen aan ons financieel-economische systeem. Over deze factoren bestaat echter allerminst overeenstemming tussen economen. De scriptie "The introduction of a financial transaction tax: Belgian, European and international initiatives" vermijdt dan ook het theoretische debat. Wel wil de studie aantonen dat een FTT alvast gedoemd is te mislukken zonder goede belastingtechnische vormgeving.

Bij de FTT geldt zonder twijfel het spreekwoordelijke "the devil is in the detail". Kleine defecten hebben vaak gigantische nadelige gevolgen, bijvoorbeeld omdat ze toelaten om de belasting massaal te ontwijken of omdat ze bepaalde transacties aantasten die wenselijk zijn vanuit maatschappelijk oogpunt. De scriptie analyseert de opties in technische vormgeving door te putten uit het grote arsenaal aan bestaande taksen en deze te vergelijken.

Deze analyse identificeert enkele zwakke punten in het ontwerp van de Europese FTT zoals dat vandaag voorligt. De FTT wordt in principe enkel verhaald op financiële instellingen. Toch is het om verschillende redenen niet denkbeeldig dat huishoudens en KMO's de belasting voor een groot deel zullen dragen. Bovendien bestaat de kans dat financiële instellingen een bepaald deel van hun handel verplaatsen naar een land waar lokale autoriteiten niet geneigd zijn om mee te werken met de belastingheffing. In die optiek is de FTT volgens tegenstanders een maat voor niets zolang niet alle EU landen én de belangrijkste financiële centra ter wereld samenwerken.

Hoewel we kunnen teruggrijpen naar de lessen uit het verleden om mogelijke valkuilen te omzeilen, blijft de invoering van een FTT dus gepaard gaan met een flinke dosis onzekerheid.

Daar zijn de juristen

De problemen die de FTT ondervindt zijn niet enkel van praktische of politieke, maar ook van juridische aard. Zo is het niet geheel duidelijk of de Europese FTT wel conform het internationaal en Europees recht is.

Tegenstanders zien de FTT als grotesk illegaal. Voorstanders erkennen niet het geringste probleem. Aangezien er amper precedenten voorhanden zijn, is een definitief antwoord geven onmogelijk. Een grondige analyse toont echter aan dat de realiteit meer genuanceerd is dan beide kampen beweren. Het invoeren van een FTT is op zich niet noodzakelijk illegaal. Dit betekent echter niet dat een aantal specifieke kenmerken dit niet zouden kunnen zijn. Zo stelt de scriptie bijvoorbeeld dat het belasten van transacties in valuta's meer problemen oplevert dan voorstanders denken. Ook zijn er verschillende elementen in het Commissievoorstel die mogelijk het vrij verkeer van kapitaal schenden.

Opnieuw is de concrete fiscaaltechnische vormgeving cruciaal. Naast het algemene "wel of geen FTT?", moet de vraag dus ook luiden "welke FTT?". Het onderwerp is momenteel echter sterk gepolitiseerd en verschillende belangen boksen tegen elkaar op. Het is twijfelachtig of een genuanceerd debat wel nog tot de mogelijkheden behoort.