Een sprong in het onbekende met een veel te zware rugzak

Nele
Geysels

«Ik heb veel meegemaakt… Maar… ik heb het overleefd. Dat is iets goed. Want, veel zeggen dat tegen mij : dat is ongelofelijk dat gij dat overleefd hebt. Nu zie ik dat … en dan denk ik gewoon van, ja, ik moet verder gaan.»  (Sylvie, 20 jaar)

Voor vele jongeren is het evident om op te groeien in een gezin. Maar zo verloopt het niet altijd. Wanneer basiszorg en veiligheid ontbreken, komen jongeren terecht in de jeugdzorg. Ik ging in gesprek met 11 jongvolwassenen uit de VZW Jeugddorpen, over hun parcours in de jeugdzorg en de sprong naar de volwassenheid.

Het parcours

Allemaal zijn ze dankbaar voor de tussenkomst van de jeugdhulp. Opgroeien in de eigen thuissituatie was geen beter alternatief. Maar toch heeft hun parcours een grote impact. De moeilijke thuissituatie maar zeker ook het gebrek aan continuïteit in het jeugdhulptraject, wegen door als een zware rugzak. De overgang naar de volwassenheid is geen geleidelijk proces van loskomen, maar een sprong in het onbekende die men op een vastgelegde leeftijd moet maken en waarbij geen weg terug is.

De jongvolwassenheid is een periode van zoeken naar maatschappelijke identiteit. De samenleving voorziet hiervoor een moratorium: ruimte om te experimenteren met keuzes. Voor jeugdzorgverlaters is die er niet. Van een erg gestructureerde omgeving, komen ze terecht in keuzevrijheid, maar wel mét verantwoordelijkheid voor de gevolgen. Voorbereidingstrajecten vormen een tussenstap. De rugzak die ze meedragen blijft grotendeels dezelfde omdat de tijd te kort is om die te verwerken. Maar een eerste aanzet om het eigen leven te oriënteren wordt samen gemaakt. De hulp is als een springplank om de sprong kracht bij te zetten.

De gezinsbenaderende werking

De gezinsbenaderende werking (GBW) is een uniek project waar jongeren opgroeien in een gezin van ruim tien kinderen, deels eigen kinderen en deels uit de jeugdzorg. De opvoedende ouders trachten door stabiliteit en continuïteit in de hechting, een al te zware rugzak te voorkomen. De overgang is eerder een loslaten in verbondenheid. Er wordt een brug gebouwd tussen de jeugdzorg en het verdere leven die bestaat uit het persoonlijke engagement van de opvoeders:

«Ik denk dat ik heel snel bij moeke en vake terug ga staan. Dat zijn toch echt de enigste personen dat ik echt goed kan vertrouwen. Ja, voor mij zijn dat gewoon echt mijn ouders. Allé, die zijn er nog altijd voor mij. Als er iets is of zo, ik kan altijd aan de deur komen bellen. Ik kan hier met alles terecht.» (Inez, 22 jaar)

Dit toont dat continuïteit in zorg en loslaten in verbondenheid mogelijk is waardoor de rugzak minder zwaar wordt en een brug ontstaat naar de volwassenheid. Momenteel is er echter (nog) geen opvolger gevonden voor dit gezin.

Aanbevelingen voor de jeugdzorg

Het gebrek aan continuïteit is een pijnpunt. Deze jongvolwassenen vertellen vaak ingewikkelde verhalen van verschillende plaatsingen. Het patroon van steeds onderbroken hechtingsrelaties heeft een zware impact op hun leven:

«Ja, ik vond dat heel moeilijk omdat je gewoon geraakt aan bepaalde gewoontes en leefregels en een stukje u thuis creëert en ineens word je weggeduwd uit die situatie en moet ge terug helemaal opnieuw beginnen. Meestal ook, ja, altijd in een andere school. Altijd in een nieuw huis. Dus dat vond ik wel moeilijk. En dat zorgt ervoor dat een kind een beetje bindingsangst creëert, omdat je nooit zeker bent, je hebt nooit 100% zekerheid. ». (Lina, 18 jaar)

De bezoekregeling met de biologische ouders willen ze behouden, maar zorgt ook wel voor verwarring waarbij een kind tijd zou moeten krijgen om zich eerst aan te passen aan de nieuwe leefsituatie:

« Pakt nu bijvoorbeeld bij mij thuis, die zagen nooit naar u om. En dan komt ge op weekend en dan zijn die ineens poeslief. En anders is het altijd ambras. En als ze dan in dat weekend juist poeslief zijn, dan denkt ge als kind: “Ah ja, ik wil terug bij mijn ouders gaan wonen”. En dan gaat ge het uithangen in dat ander gezin. Dus ik denk wel dat als ge bijvoorbeeld in internaat of pleeggezin zit, ge het eerste jaar of het eerste half jaar, beter niet naar uw ouders gaat. Want als ge daar maandag binnen komt en ge kunt vrijdag al naar huis… Ja, dat gezin of dat internaat kan u niet kneden naar hun doen eigenlijk. Dat is echt ingewikkeld voor een kind, denk ik.» (Christian, 23 jaar)

Wanneer de jeugdzorg stopt, is men verplicht om op eigen benen te staan. Tijd en ruimte ontbreken om op eigen tempo een weg te banen:

« Enerzijds, ik wil nog totaal niet overstappen naar die fase, maar ja, je kunt niet altijd blijven zitten in de fase waarin ik nu zit, hé. Ik heb zo wat schrik van, als ik de overgang maak naar volwassenheid, dat ik dan gewoon voor alles alleen sta… en dat is wat ik nog niet wil. ». (Naomie, 18 jaar)

Ook op financieel gebied is er weinig ruimte. Dat maakt dat het extra knokken is om er te geraken. Een leefloon biedt weinig kans op studeren en als jongeren meteen werken is hun loon zo nipt dat sparen voor een betere huisvesting onmogelijk is.

Hoe staan ze voor de toekomst?

Naast de impact van het verleden, merk ik veerkracht en het zoeken naar betekenis om die rugzak los te laten. Ze hopen een zachte landing te maken in het volwassen leven zodat dromen realiteit kunnen worden. Wat ze meegemaakt hebben maakt deel uit van wie ze zijn:

«Ik heb geen gemakkelijk pad gehad. En ik heb geen gemakkelijke jeugd gehad... allemaal niet. Maar had het niet zo geweest, dan had ik ook niet gestaan waar ik nu sta. Ik ben daar sterker uit geworden. Moet dat allemaal gebeuren om sterk te worden? Allé, daar stel ik mij ook nog veel vragen over : “ Waarom is dat bij mij geweest? En wanneer stopt het ne keer ?”… Maar het heeft mij wel de persoon gemaakt, die ik nu ben. »                                                                 (Marijke, 27 jaar)