Kleine verbindingen

Kate, Pieterjan
Kerkhofs, Maes

Groene stad

Met z’n allen naar de stad! Dat credo van veel architecten en stedenbouwkundigen werd de laatste jaren steeds luider verkondigd. Zelf vertelden wij dit verhaal ook vrolijk aan iedereen die wilde luisteren. Deze masterproef werd geschreven ‘vanuit ons kot’, in volle coronacrisis. Daarbij verkozen we beiden tijdens de quarantaine niet in de stad te verblijven, maar wel in ons ouderlijk huis in een gemeente met meer open ruimte en bewegingsvrijheid. De lockdown-maatregelen veranderden de vrijheid en mogelijkheden van de stad algauw naar claustrofobie en risico’s. 

In een crisis komen bestaande maatschappelijke problemen aan de oppervlakte drijven. Opiniemakers nemen dezer dagen gretig de pen in de hand om problematieken aan te kaarten, die voorheen door experts en mondige burgers werden gescandeerd, maar pas nu voor velen op dagdagelijkse basis pijnlijk duidelijk worden. Een veelbesproken onderwerp is het tekort aan groene ruimte in dense stadsbuurten. De parken zijn te druk bezocht om de regels van de sociale afstand te kunnen garanderen, wat vele parken in binnen- en buitenland deed sluiten. Ook in Borgerhout intra muros waar ongeveer 30.000 mensen op plus minus twee vierkante kilometer wonen, vormt het ruimtegebrek voor velen een probleem. De Borgerhoutenaren moeten het stellen met maar net iets meer dan 1 m2 belevingsgroen per inwoner en dit maakt het tot de tweede dichtst bevolkte en bebouwde regio van België (na Sint-Joost-ten-Node). Om een potentiële postcorona stadsvlucht tegen te gaan, is het cruciaal om aan te tonen dat meer kwalitatieve open ruimte kan samengaan met de verdichting van de stads- en dorpskernen. Het draagvlak voor meer open ruimte kent nu een hoogtepunt.

Stedenbouw inzetten tegen ziektes is niet nieuw. Klassieke voorbeelden zijn de boulevards van baron Haussmann in Parijs en het ontstaan van tuinsteden in Engeland rond 1900. De brede lanen in Parijs werden niet enkel aangelegd in functie van het onderdrukken van opstanden, maar ook tegen uitbraken van cholera-epidemieën. Zo werden ook in het Antwerpen van de negentiende eeuw de Leien breed aangelegd in de bestrijding van cholera. Het Antwerpse burgerinitiatief Ringland werd gelanceerd uit sociale, ecologische maar ook gezondheidsbeweegredenen. De overkapping van de Ring moet mee de strijd aangaan tegen de giftige stadslucht. Noot: het idee van een eerste gedeeltelijke overkapping (Ringpark de Knoop) kwam in 2004 uit Borgerhout. 

De Turnhoutsebaan en omgeving, vandaag en morgen.Open visie

Dat Borgerhout intra muros als tweede dichtst bevolkte en bebouwde regio van België nood heeft aan een verlichting van haar stadsweefsel maakten de eerder vermelde cijfers duidelijk. Dit idee lijkt evenwel haaks te staan op een van de grootste topics in de huidige Vlaamse stedenbouw, namelijk kernverdichting en inbreiding. De ogenschijnlijk tegengestelde concepten verdichting en verlichting kunnen elkaar echter versterken, op lokaal en bovenlokaal niveau. Op lokaal niveau betekent dit bijvoorbeeld het compact stapelen of schikken van volumes op een bepaalde site om zoveel mogelijk open ruimte te vrijwaren, maar evengoed door meervoudig ruimtegebruik. Bovenlokaal kan het principe van verdichting in een bepaald stadsdeel of dorp samengaan met de bescherming of herintegratie van robuuste groene ruimte op een nabijgelegen locatie. 

Eigen aan het dichte Oud-Borgerhout is de afwezigheid van een helder patroon in het stratenplan. Dit organisch gegroeide stadslabyrint zorgt voor desoriëntatie en inefficiënt openbaar vervoer, maar tegelijk ook voor onverwachte ruimtelijke kwaliteiten. Een stadsdeel vol complexiteiten en contradicties. Socioloog Richard Sennett pleit voor de onvoorspelbare stad: “Hoe strakker en uitgesprokener stedelijke vormen zijn, hoe meer ze definiëren wie er wel en niet thuishoort.” (Stadsleven, 2018) Bernardo Secchi en Paola Vigano vertellen in een interview (2010) door het Parijse instituut Cité de l’architecture over het project Grand Paris. Ze hebben het over de taak van architecten en steden- bouwkundigen om elk deel van de stad zo veel mogelijk open te stellen. Uit hun analyse van buurten in Grand Paris bleek dat de meer ingesloten wijken vaak gelijk staan aan moeilijke, ruigere en door armoede geplaagde buurten. Voorgaande voorbeelden van Sennett en Secchi&Vigano lijken twee verschillende benaderingen: de complexiteit omarmen versus het brengen van helderheid in het stadsweefsel, met beiden hetzelfde doel van een open stad voor ogen. Deze tegenstelling is ongenuanceerd want werken aan de stad is steeds een evenwichtsoefening tussen de twee. Het brengen van helderheid (fysieke verbindingen) in het stadsweefsel staat niet per definitie gelijk aan het creëren van onderlinge verbinding tussen buurten (mentale verbindingen). Het is een dunne grens, want bereikbaarheid en helderheid zijn belangrijke elementen voor de mobiliteit van mensen en zo ook hun sociale mobiliteit. 

Aan de hand van gerichte minimale ingrepen die inspelen op de bestaande noden, trachten we een maximaal effect te genereren. Het resultaat toont de zoektocht naar een strategie om de Turnhoutsebaan en de omgeving errond te ‘verlichten’, door lokaal te verdichten en een verwachting te koesteren van het residentiële potentieel dat het project Ringland met zich meedraagt. Er wordt gesproken over tien nieuwe woonwijken, 15.000 betaalbare woningen, scholen, crèches en kantoren. Verder zou er ook een snelle ringtram komen die al deze wijken verbindt met de buitenstad en tien randparkings waar je kan overstappen op de fiets, tram of bus. Een grondige revisie van de Turnhoutsebaan zou kunnen worden ingezet als essentiële schakel in de verbinding van de binnenstad en het toekomstige ‘Ringpark’ ter hoogte van het Schijn en de aangrenzende buitenstad. 

De strategie gaat uit van een open visie: het heeft een sociale motivatie en verwerpt een top-down tabula rasa op grote schaal. Dit werk pleit voor een langzamer, maar energiek samenspel van substrategieën of ‘kleine verbindingen’. Aan de hand van drie uitgewerkte case-studies tonen we hoe de Turnhoutsebaan meer verblijfskwaliteit kan krijgen. Deze ‘kleine verbindingen’ dragen op buurtniveau bij tot meer ruimtelijke cohesie en doorbreken de harde grens die de baan (tussen noord en zuid) vandaag voor vele mensen is. Met de doorsteken die zich achter de poortgebouwen op de Turnhoutsebaan bevinden en de herinrichting van het Laar worden groene vingers ontplooid met een bescheiden omvang van 1,7 hectare. Dit is zeker niet voldoende om de bestaande nood aan groene publieke ruimte op te vangen, maar kan een vertrekpunt zijn voor nieuwe groene netwerken.

Schaalmodel van de drie nieuwe groene netwerken aan de Turnhoutsebaan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Download scriptie (27.73 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Dirk Janssen, Kris Mys