Kunsteducatie in de netwerkruimte. Onderzoek naar het potentieel van online kunstcollecties voor educatieve doelstellingen.

Maarten
Van Mechelen

 

KUNSTEDUCATIE IN DE NETWERKRUIMTE

“Meer cultuur op school” kopte De Standaard op 19 september 2008. Het is één van de bevindingen van een groep experts die naar aanleiding van het rapport-Bamford een jaar lang nadacht over culturele opvoeding. Het rapport werd gemaakt door de Australische professor Anne Bamford in opdracht van minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke en het maakte brandhout van onze kunst- en cultuureducatie. Sindsdien woedt het debat in alle hevigheid.

De groep van experts vindt dat elke jongere een stevige, ononderbroken cultuuropvoeding moet krijgen op school. Er zijn echter nog andere manieren om niet alleen jongeren maar ook volwassenen te bereiken. In dit artikel stel ik daarom de vraag wat de mogelijkheden zijn van het internet voor kunst- en cultuureducatie.

 

Het internet is de laatste jaren in belangrijke mate doorgedrongen tot de dagelijkse leefwereld van de mens. Het wordt vaak omschreven als een ‘nieuwe netwerkruimte’ waarin iedereen met elkaar in verbinding staat.

Het kruispunt tussen het domein cultuur en deze nieuwe netwerkruimte noemt men ‘e-cultuur’, een nieuw cultureel model dat volop in ontwikkeling is. De mogelijkheden van dit nieuwe model zijn haast onbeperkt. Denken we maar aan het verzenden van elektronische nieuwsbrieven, het online bestellen van tickets, life streaming van concerten of het digitaliseren en via internet toegankelijk maken van kunstcollecties.

Het is dit laatste voorbeeld – online kunstcollecties – waar mijn bijzondere aandacht naar uitgaat. Meer specifiek naar de mogelijkheden van online kunstcollecties voor educatieve doelstellingen. Om deze mogelijkheden naar waarde te kunnen schatten, is het belangrijk een idee te hebben van de meest gangbare theorieën over kunsteducatie. In dit artikel beperk ik mij tot de cognitieve benadering. Cognitief betekent dat er een beroep wordt gedaan op ‘het vermogen tot kennen’. Het doel van de cognitieve benadering is inzicht in kunst en waardering voor kunst bij te brengen.

 

Kenmerkend voor de cognitieve benadering is dat het kunstwerk niet langer als een zuiver ‘esthetisch’ object wordt beschouwd. Esthetica is de wetenschap van het direct met de zintuigen waarneembare. Als enkel het zintuiglijk waarneembare van belang is, speelt achtergrondinformatie geen rol voor de beoordeling van het kunstwerk. ‘Schoonheid’ is dan het ultieme criterium.

De cognitieve benadering acht niet enkel de esthetische eigenschappen, maar ook de context van het kunstwerk belangrijk. Beide staan in een complexe wisselwerking via de interpretatie. In plaats van kunstwerken af te doen als ‘mooi’ of ‘niet mooi’, worden ze nu benaderd als betekenisvolle beelden. Zij dragen een betekenis in zich die natuurlijke objecten ontberen. Het criterium is niet langer ‘schoonheid’ maar ‘originaliteit’. Het kunstwerk is dus niet langer een ‘esthetisch’ maar een ‘symbolisch’ object.

Sommige theoretici gaan nog een stap verder. Volgens hen is niet enkel de context van het kunstwerk (bijv. de bedoeling die de kunstenaar in het werk trachtte te leggen voor het oorspronkelijke publiek), maar ook de context van de toeschouwer (bijv. zijn opvattingen of de maatschappelijke situatie waarin hij zich bevindt) van cruciaal belang voor de interpretatie en dus voor de betekenis van het werk. Het gevolg is dat een kunstwerk evenveel betekenissen heeft als er toeschouwers zijn. Dit wordt de ‘polyinterpreteerbaarheid’ van de kunst genoemd. De cognitieve benadering beschouwt de ontwikkeling van het ‘interpretatief vermogen’ daarom als de belangrijkste taak van de kunsteducatie.

 

         Het open karakter van het internet leent zich perfect voor deze taak. Karakteristiek voor het internet is de architectuur van samenwerking waarbij elke gebruiker tevens ook producent is. Hij geeft het internet mee vorm door het plaatsen van reacties, het taggen van foto’s, het publiceren van reisverhalen op een blog, enz. Het interactieve element dat cruciaal is voor de ontwikkeling van het interpretatief vermogen, is een wezenlijk onderdeel van de structuur van het internet. Bovendien is het een medium waarmee jongeren blindelings vertrouwd zijn.

         Online kunstcollecties zoals ‘De Vlaamse Kunstcollectie’ (www.vlaamsekunstcollectie.be) en ‘Tate Collection’ (www.tate.org.uk) zijn op zich al zeer waardevol. Ze kunnen daarnaast als basis dienen voor de ontwikkeling van educatieve toepassingen. Hoewel het risico op banalisering niet denkbeeldig is, maakt het karakter van het internet de dynamische interpretatie van cultureel erfgoed goed mogelijk.

Door de gebruiker allerhande gegevens met elkaar te laten associëren kunnen verschillende dwarsverbanden ontstaan. De cultuurinstelling kan contextuele informatie verstrekken die door de gebruikers actief wordt aangewend om een eigen dynamisch verhaal te creëren. Dezelfde online kunstcollectie kan zo in meerdere contexten worden gebruikt en geïnterpreteerd. De mogelijkheden en variaties zijn hierbij eindeloos.

         Uiteraard zijn er ook tal van beperkingen. Problemen met auteursrechten, hoge ontwikkelingskosten en de toenemende commercialisering van het internet zijn maar enkele voorbeelden. Ook stelt zich de vraag of kunstwerken wel even waardevol blijven als ze op een scherm worden getoond. Bovendien beschikt niet iedereen over de nodige vaardigheden om op het internet zijn weg te vinden. Het is aan de desbetreffende instellingen en aan de webontwikkelaars om met deze beperkingen creatief om te springen.

 

Het is opmerkelijk dat in de culturele sector in Vlaanderen het internet in de eerste plaats wordt aangewend voor marketinggerichte doeleinden (publiekswerving eerder dan publiekswerking). Een ander verhaal zien we over de landsgrenzen heen bij Tate Online. Tate ontwikkelde tal van educatieve toepassingen met hun omvangrijke online collectie als basis. Deze toepassingen zijn voor iedereen toegankelijk via hun website. Toch is de inbreng van gebruikers ook hier beperkt en is er geen sprake van een echte diepgaande interactie.

Een mentaliteitswijziging lijkt aangewezen. Om dit mogelijk te maken moet er eerst en vooral bijkomend onderzoek worden verricht, waarin ook de rol van de overheid een plaats krijgt. Instellingen moeten hun rol als gatekeeper (zij bepalen wat we te zien krijgen en ook waarom) laten varen en samenwerkingsverbanden opzetten over de grenzen van de eigen instelling en sector heen. Waarom bijvoorbeeld niet samenwerken met de ‘gamewereld’ waar interactiviteit één van de sleutelwoorden is? Ook het werk van nieuwe media kunstenaars die nieuwe technologieën bevragen kan als inspiratie dienen.

 

Cruciaal voor (kunst)educatieve toepassingen op het internet is een goede mix van expertise en inspraak vanuit de basis. Gebruikers kunnen zo niet alleen van experts, maar ook van elkaar leren. Ik houd daarom een vurig pleidooi voor een ‘e-ducatie’ op maat van de internetgebruiker, dynamisch van aard zoals het nieuwe media betaamt en met de ontwikkeling van het interpretatief vermogen als belangrijkste doelstelling.