Filmset zkt water

Vasthi
Vandervoort Herrera

In 2019 trokken 1,3 miljoen bioscoopgangers naar een Vlaamse film. Waar doorsnee bioscoopgangers niet bij stilstaan, is het feit dat de film die ze net zagen ook een aanzienlijke milieu-impact met zich meebrengt. Uit cijfers van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) bleek dat een Vlaamse film gemiddeld zorgt voor een uitstoot van 73 ton CO2, dit komt overeen met de jaarlijkse uitstoot van tien Vlaamse huishoudens. Het bepalen van de milieu-impact van een filmproductie blijkt geen simpele opgave. De berekende impact is sterk afhankelijk van welke onderdelen van de filmproductie in rekening worden gebracht en de gebruikte CO2-calculator. Het heeft ook weinig zin om de CO2-uitstoot van filmproducties met elkaar te vergelijken want veel hangt af van de creatieve keuzes van de regisseur en de grootte van de filmproductie. Maar waar moet je dan wel rekening met houden?

Met deze vraag in het achterhoofd werkt het VAF samen met enkele andere Europese partners aan een overkoepelende Europese CO2-calculator voor filmproducties genaamd Eureca (European Environmental Calculator). Filmmakers zouden met deze calculator hun milieu-impact kunnen voorspellen en uiteindelijk ook in kaart brengen. Eureca heeft de ambitie om een uniform meetinstrument voor filmmakers op EU-niveau te worden. In samenwerking met de KU Leuven werd in kader van dit project onderzocht hoe de drinkwatervoorziening op een filmset een invloed heeft op de milieu-impact van een filmproductie en of er alternatieven zijn die deze impact kunnen verlagen.

Casestudie Binti

De milieu-impact van de drinkwatervoorziening werd bepaald aan de hand van een levenscyclusanalyse (LCA). De gegevens hiervoor werden gebaseerd op hoe de drinkwatervoorziening georganiseerd was tijdens de filmopnames van Binti, een Vlaamse film die in 2018 opgenomen werd. Om te beginnen werd de werkelijke drinkwatervoorziening in een model gegoten. Dit op de werkelijkheid gebaseerde model werd gekozen als referentie, hiermee werden vervolgens verschillende alternatieven vergeleken. Naast dit referentiescenario (scenario 1) werden nog drie andere scenario’s bekeken. De opbouw van de vier scenario modellen werd gebaseerd op het schema in Figuur 1. Dit schema toont hoe de studie werd afgebakend. Binnen de stippellijn bevinden zich alle inputs, processen en outputs waarmee rekening gehouden werd.

image 607

Figuur 1: Schematische voorstelling en afbakening van de LCA-studie

Scenario 1 was een weergave van de werkelijke drinkwatervoorziening op de filmset, die bestond uit gewone waterkoelers met mineraalwater verpakt in PET-flessen van 15 l en water van de kraan. In scenario 2 werd enkel gebruikgemaakt van plastic flesjes van 0,5 l om te voldoen aan de vraag naar drinkwater. Scenario 3 maakte gebruik van een watertapinstallatie op basis van kraantjeswater ontworpen door Robinetto. Deze tap is nog in de prototypefase en wordt grotendeels uit gerecycleerde materialen gemaakt, hij is ook speciaal ontworpen om op filmsets te gebruiken. Denk hierbij onder andere aan voedselveiligheid, geen geluidsoverlast, makkelijk verplaatsbaar enzovoort. Scenario 4 tot slot maakte enkel gebruik van gewone waterkoelers uit scenario 1. Voor zowel scenario 3 als 4 werd nog een verdere opdeling gemaakt in subscenario’s op basis van welke drinkbeker gebruikt werd. Er werden drie verschillende bekers vergeleken: een herbruikbare polypropyleen (PP) beker (subscenario’s Robinetto 1 en Waterkoeler 1), een kartonnen, composteerbare wegwerpbeker (Robinetto 2 en Waterkoeler 2) en een polystyreen (PS) wegwerpbeker (Robinetto 3 en Waterkoeler 3).

De milieu-impact van Binti

De CO2-calculator van het VAF werd in 2018 gebruikt om de milieu-impact van Binti te bepalen. Binti zorgde voor een uitstoot van ongeveer 50 ton CO2, hier is de milieu-impact van de drinkwatervoorziening nog niet meegerekend. Deze was verantwoordelijk voor ongeveer 1,2 ton CO2, dit zou dus om een aandeel van 2% gaan ten opzichte van de totale milieu-impact. Een belangrijke kanttekening hier is dat Binti eerder een kleine filmproductie was, voor een grotere filmproductie kan de procentuele bijdrage van het drinkwater aan de impact hoger liggen.

Transport bleek bij alle scenario’s het grootste aandeel te hebben in de milieu-impact. Dit transport omvatte afhankelijk van het scenario het vervoer van de koelinstallatie (koelkast, Robinettotap of waterkoeler) en drinkbekers tussen de verschillende filmlocaties en/of het vervoer van de flessen water (zowel die van 0,5 l als die van 15 l) naar de filmset.

Kan het beter?

De alternatieven werden vooral beoordeeld op basis van de impactfactor die de totale klimaatsverandering beschrijft (climate change total). Zoals te zien op Figuur 2 werd al snel duidelijk dat de tapinstallatie van Robinetto in combinatie met een herbruikbare beker (Robinetto 1) het beste resultaat opleverde. De milieu-impact was ongeveer twee keer kleiner dan in het referentiescenario. De andere scenario’s scoorden over heel de lijn slechter dan het referentiescenario. Zoals eerder aangehaald bleek transport een grote invloed te hebben op de milieu-impact. De Robinettotap vermeed een groot deel van dit transport omdat de tap gebruikmaakt van kraantjeswater. Het is natuurlijk wel van groot belang dat er een drinkwateraansluiting in de buurt van de filmset is, anders moet er nog steeds drinkwater vervoerd worden en dit wordt best vermeden.

image 608

Figuur 2: Resultaat LCA-studie

Wat betreft de drinkbekers kwam de herbruikbare PP beker als duidelijke overwinnaar uit de bus. Het voordeel van deze bekers is dat ze relatief licht zijn en tijdens het transport niet zo snel kapot gaan in vergelijking met drinkglazen. De wegwerpbekers worden best steeds vermeden, zelfs de composteerbare versies. In realiteit blijkt tevens dat deze bekers niet gecomposteerd kunnen worden en dus bij het restafval belanden.

Om te onthouden

Zoals eerder vermeld, blijkt het in kaart brengen van de milieu-impact van een filmproductie geen gemakkelijke opgave. De milieu-impact van de drinkwatervoorziening werd nog niet eerder bestudeerd, maar hier kwam met deze studie verandering in. Volgens deze casestudie bleek de drinkwatervoorziening eerder een klein aandeel te hebben op het totale plaatje, maar dit kan nog verschillen afhankelijk van de grootte van de bestudeerde filmproductie. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat de drinkwatervoorziening zomaar verwaarloosd mag worden als het gaat om het verkleinen van de milieu-impact van filmproducties. Als filmproducent kies je hierbij best voor tapwaterinstallaties die gebruikmaken van kraantjeswater en herbruikbare bekers.

Download scriptie (3.31 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Jo Van Caneghem, Tim Wagendorp