La chanson française au XXIe siècle : un air nouvel pour une nouvelle ère?

Ingrid
Maris

« Il faut être ouvert comme une vieille pute. » Een quote van Arno. Of wat had u gedacht ?

Wie Arno zegt, zegt muziek. In dit geval het « Franse chanson ». Maar, wat valt er in godsnaam nog te zeggen over het « chanson », nu de boegbeelden van dit genre, Piaf, Brel, Brassens en Gainsbourg, ons al lang hebben verlaten ? U zou versteld staan ! Ik ook, vandaar mijn thesis. In het Frans.

De generatie van de jaren 2000 : wie zijn ze ?
Wacht, niet weglopen : in het tweede luik stel ik ze u namelijk meteen voor, de artiesten van de « nieuwe Franse scène ». Kwestie van goesting te krijgen. En zo weet u ook meteen dat er leven is na de dood. Het is namelijk de generatie van de jaren 2000 die dit culturele erfgoed nieuw leven heeft ingeblazen. Heeft u bijvoorbeeld al ooit gehoord van Philippe Katerine, Camille of Grand Corps Malade ? Nee ? Zonde. Of is dit misschien te « blauw-wit-rood » ? Luistert u dan even naar Lisa LeBlanc of Pierre Lapointe uit Québec en naar Loraine Félix of Marc Aymon van Zwisterland. « En Stromae dan ? », hoor ik u vragen. Natuurlijk, ik voel het, u bent al mee.

Het franstalige chanson : wat doen ze (deel 1) ?
Dat probeer ik net uit te leggen in het eerste deel van mijn thesis : het « chanson » bestaat ook buiten Frankrijk. We spreken dus beter van het « franstalige chanson ». « Il faut être ouvert comme une vieille pute. », weet u wel. Voor de volledigheid wel even vermelden dat we toch best de benaming « Franse chanson » behouden ; we willen namelijk een wereldwijd gekend en gewaardeerd begrip geen geweld aandoen.

Dekt de vlag de lading ?: wat doen ze (deel 2) ?
U kon niet langer wachten, u swipete net even van de scriptieprijswebsite naar een online muziekleverancier en, hoor, daar geeft Grand Corps Malade al rappend het beste van zichzelf. Dit moet een vergissing zijn, « rap » is immers geen « chanson », denkt u. Toch wel. Een « chanson » is een organisch geheel, een samengaan van een tekst, een melodie en de uitvoering ervan door de artiest, zo leren ons de auteurs met kennis van zaken. Daarenboven is het volledig uit den boze om een onderscheid te maken tussen een « goed chanson » en een « slecht chanson ». Het is maar dat u het weet. Trouwens, « Il faut être ouvert comme une vieille pute. », nietwaar ?

De nieuwe Franse scène : wat drijft hen ?
En wat is er nu zo bijzonder aan de artiesten van de « nieuwe Franse scène » ? Zij brengen ons het « nieuwe Franse chanson ». Het « Franse chanson » in een nieuwe kleedje dus. Eerst en vooral valt het op dat deze artiesten in hun œuvre het bezingen van de extreme alledaagsheid van het mensdom tot kunst weten te verheffen. Zo hanteert Vincent Delerm – nog zo een artiest van de « nieuwe Franse scène » – in het stuk « Tes parents » een woordenschat die de aan het onverdraaglijke grenzende saaiheid van het kleinburgerlijk bestaan van zijn schoonouders beschrijft. Een andere getalenteerde Franse artiest, Jeanne Cherhal, zingt in « Douze fois par an » over…tja, waarover ging dat nummer alweer ? Ten tweede zien de generatie 2000-artiesten zich als één grote familie. Tijdens een live optreden of een muziekopname nodigen zij steevast collega-artiesten uit van dezelfde of een andere generatie. Van concurrentie of rivaliteit is hoegenaamd geen sprake. Een Belgisch/Frans voorbeeld, wellicht bekend bij iedereen, is het duo Axelle Red en Renaud die samen « Manhattan-Kaboul » zingen. Deze gezellige praktijk is ondertussen al zodanig ingeburgerd en wijd verspreid dat het « du jamais vu » is. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de generatie 2000 maar al te graag tekstgedeelten van het werk van collega’s overneemt en/of aanpast in de eigen nummers ; dit noemt men « intertekstualiteit » en « hypertekstualiteit » in het jargon. Ziedaar het derde en laatste kenmerk van de generatie 2000-artiesten.

Het hoeft dus geen betoog meer, en hier komen we bij het einde van mijn thesis, dat er een waardige opvolging is voor de zogenaamde dinosauriërs van het « Franse chanson ». Toch zijn het voorlopig Piaf en Jean-Jacques Goldman – een nog levende dinosauriër - die, volgens een opiniepeiling, nog steeds tot de meest favoriete zangers van de Fransen behoren.

U weet nu beter. Dankzij u kan de generatie 2000 zich laten gelden.
« Il faut être ouvert comme une vieille pute. », denk eraan. 

Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2015