“De taal die niemand kende maar iedereen begreep”

Bilitis
Nijs

Deze paradox was de dagelijkse realiteit voor de Italiaanse migranten in de Limburgse mijnen. De zware werkomstandigheden en de verschillende nationaliteiten ondergronds dwongen de mijnwerkers creatief om te gaan met hun taal. Een nieuwe mijnwerkerstaal was geboren.

Limburg, mijn land of mijnland?

In de twintigste eeuw vonden duizenden migranten hun weg naar de Vlaamse steenkoolmijnen, België had immers te kampen met een tekort aan arbeiders. Limburg was de provincie bij uitstek voor steenkoolmijnen en een populaire vestigingsplaats, vooral voor migranten uit Italië. Het spreekt voor zich dat de taalbarrière voor Italianen in een Nederlandstalig landsgedeelte met vaak laaggeschoolde of analfabete arbeiders, prominent aanwezig was. Daarbij komt dat ze nauwelijks over het werk of over de lokale taal geïnformeerd werden. Doordat de bazen voornamelijk Frans spraken en de lokale arbeiders Vlaams, drong een oplossing voor dit taalprobleem zich op.

Deze oplossing kwam er dan ook in de vorm van een nieuwe mijnwerkerstaal. Hierbij rijzen onmiddellijk enkele vragen. Spraken ze één taal of een mengelmoes van verschillende talen? Hoe zag deze taal eruit? Wat was de houding van de Italianen zelf ten opzichte van het taalprobleem? De Italiaanse gemeenschap is het bestuderen waard omdat ze één van de grootste buitenlandse gemeenschappen in Vlaanderen is. In deze studie hebben we getracht al deze vragen te beantwoorden.

Een ondergrondse taal

De mijnwerkerstaal zelf bestond hoofdzakelijk uit leenwoorden afkomstig uit het Frans en in mindere mate uit het Nederlands. De meeste leenwoorden werden door het taalcontact aangepast aan het Italiaans. Het Franse la mine werd bijvoorbeeld voor de mijnwerkers la mina (in plaats van het gebruikelijke la miniera). De Italianen spraken dus een mengeling die van mijn tot mijn kon verschillen. De taal was vooral gefocust op de praktijk en vergemakkelijkte de communicatie tijdens het werk in de mijngangen. Ze bezat dus een eigen specifieke woordenschat met vaktermen. De confrontatie van oud-mijnwerkers met termen uit een mijnwoordenboek leverde een rijke woordenlijst op die de praktische aard van de taal nogmaals bevestigde.

Een taal spreek je natuurlijk niet alleen en het wel of niet begrijpen van een taal kan een groot effect hebben op het welbevinden van mensen, daarom was het erg interessant om de houding van de Italiaanse mijnwerkers ten opzichte van deze niet-alledaagse situatie in kaart te brengen. Uit de afgenomen interviews en getuigenissen bleken de mannen en vrouwen niet geheel op dezelfde golflengte te zitten. De mannen leden minder onder het taalprobleem omdat er een gevoel van solidariteit heerste. De vrouwen daarentegen hebben de taalbarrière ervaren als een struikelblok voor een geslaagde communicatie, zowel voor zichzelf als voor hun echtgenoten. De integratie was voor vele Italianen in het begin een traumatische ervaring. Zo beschreef Catarina, vrouw van een ex-mijnwerker, de situatie als volgt: “Eén woord in het Vlaams, één in het Spaans, één in het Frans, een mix. Hierdoor was het voor ons heel moeilijk om de ‘Belgische’ taal te leren omdat we vele talen hoorden en een mix van dialecten hoorden.”

 

 

Een les voor de toekomst

Met deze studie wilden we een belangrijk aspect van ons Vlaams cultureel erfgoed belichten. Naast enkele uitzonderingen - de film ‘Marina’ en een paar algemene studies - is het onderwerp van de Italiaanse mijnwerkers in Vlaanderen slechts in zeer beperkte mate onderzocht. Bovendien kan de moeilijke integratie van de Italianen ons een belangrijke les leren voor de toekomst. Gezien de toenemende diversiteit onderstreept deze studie het belang van taalonderwijs bij nieuwkomers alsook van een goede ondersteuning op en naast de werkvloer. Ondanks haar geringe omvang kan de Italiaanse mijnwerkersgemeenschap nog van onschatbare waarde zijn voor de historische taalkunde en de integratieproblematiek, iets wat vandaag meer dan ooit actueel is.

Download scriptie (518.55 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Prof. Stefania Marzo