Rare jongens, die Lappen! Maar lang niet zo raar als die Fransen

Marina
Verhoeven

In de zomer van 1681 reist Jean-François Regnard, een jonge, welgestelde Fransman, naar Lapland en hij laat ons een verslag na van die reis. Daarin beschrijft hij het land en vooral de cultuur van zijn bewoners, de Samen. Het is grof, het is racistisch, het druist volledig in tegen de politieke correctheid die vandaag het debat over multiculturaliteit beheerst. Maar het is tegelijk ongelofelijk fascinerend en onmiskenbaar ironisch.

Die tegenstelling maakte dit reisverslag tot de ideale vertaaluitdaging voor een scriptie. Hoe meer ik mij verdiepte in de schrijver en zijn tijd, hoe duidelijker het werd dat je zijn minachting voor de Samen niet mocht beoordelen met de maatstaven van vandaag. Ik voelde als vertaler een onweerstaanbare drang om luid te roepen dat de schrijver het zo niet bedoelt, en ik zocht naar de beste manier om dat mijn lezers duidelijk te maken.

Dit was een oude tekst, maar de vertaling draaide in wezen, heel modern, om cultuurverschillen. Wie vandaag dit boek leest, moet zich inleven in twee verschillende culturen: die van de Samen en die van het zeventiende-eeuwse Frankrijk. Dat eerste leek mij makkelijker dan het tweede. Media, toerisme en mondialisering hebben ons immers vertrouwd gemaakt met andere culturen. De wereld en het denken van Regnard zouden wel eens meer kunnen choqueren. Hoe moet een lezer van vandaag bijvoorbeeld deze passage interpreteren?: "Ziedaar, mijnheer, de beschrijving van dit kleine dier dat Lap genoemd wordt. Je kan wel stellen dat er na de aap, geen dier is dat dichter bij de mens staat."

Hoe moest ik voorkomen dat mijn lezers Regnards reisverslag louter zouden lezen als de antropologische studie die het zogezegd is? Of dat ze het verontwaardigd zouden afwijzen als een racistisch pamflet? Want die 'vreemde' cultuur van de Samen was voor Regnard maar een voorwendsel om zijn eigen samenleving in haar blootje te zetten. Meer dan een verhaal over de Samen, is dit immers een verhaal over Frankrijk in de zeventiende eeuw. Dat was een tijd van ingrijpende veranderingen. De toenemende kennis over de nieuwe werelden die stelselmatig gekoloniseerd werden, zette de algemene geldigheid van zeden en gewoonten op losse schroeven. De reformatie bestreed de godsdienstige waarheden van het katholicisme. In Frankrijk nam de religieuze spanning voortdurend toe en vluchtten de hugenoten, de Franse protestanten, massaal naar het buitenland. Het is ook een eeuw van toenemend absolutisme. Lodewijk XIV, de Zonnekoning, trekt alle macht naar zich toe. Maar er is ook verzet, zij het niet altijd openlijk. Onder andere van de libertinage, de libertijnse filosofie die de ervaring als uitgangspunt nam. De rede die nadenkt over die ervaring zal uiteindelijk alle universele waarheden in vraag stellen. Regnard flirt met de libertinage. Zijn bijtende spot richt zich vooral tegen het overdreven belang dat in zijn tijd wordt gehecht aan maagdelijkheid en eer. Wanneer hij het bijgeloof en de magie van de Samen verwerpt, begreep de goede verstaander dat hij daarmee álle bijgeloof in alle culturen bedoelde, ook dat van de officiële godsdiensten, of misschien zelfs het geloof tout court.

Het is niet verwonderlijk dat Regnard zijn boodschap verpakt in een reisverhaal. Reisverhalen zijn bij uitstek geschikt om te laten zien dat elders op de wereld andere waarden en normen gelden. Ze waren dan ook bijzonder populair in de zeventiende eeuw. Als je een reisverslag leest, ga je ervan uit dat de schrijver je niet zit te belazeren. Vergeet het. Wie van ver komt heeft goed liegen. Regnard heeft niet alles wat hij beschrijft echt gezien en meegemaakt. Hij haalt nogal wat van zijn wijsheid over de Samen uit boeken. Voor de pikante details bijvoorbeeld, put hij uit Marco Polo. Wat die over de Oeigoeren vertelt – dat ze hun vrouwen en dochters aanbieden aan vreemdelingen die op bezoek komen – projecteert hij gewoon op de Samen. Ook al voegt hij er een beetje teleurgesteld aan toe dat het hem persoonlijk niet is overkomen. Regnard weet dat hij met wilde en smeuïge verhalen bij zijn publiek op bijval mag rekenen. Dat bewijst juist dat het hem er niet om te doen is de Samen te bespotten. Hij gebruikt hen alleen maar om zijn eigen landgenoten een spiegel voor te houden. Die konden tussen de regels lezen, want ze deelden de culturele achtergrond en de ideeën van de schrijver.

Wat doe je als vertaler als je weet dat dat niet opgaat voor je lezers van vandaag? Dat er zoiets als een dubbele cultuurkloof gaapt tussen hen en de schrijver? Er zijn verschillende mogelijkheden. Je kan ofwel alle culturele verwijzingen vervangen door elementen uit de cultuur van jouw lezers en dan lijkt het of de tekst hier en nu is geschreven. Ofwel laat je hem zijn vreemde karakter behouden. Die laatste optie leek mij de beste. Omdat ik mijn lezers rechtstreeks confronteer met de cultuurverschillen zijn ze zich er voortdurend van bewust dat ze midden in een zeventiende-eeuws avontuur zitten. Concreet wil dat bijvoorbeeld zeggen dat ook in de vertaling afstanden gemeten worden in mijlen, dat er betaald wordt met ecu's, dat in het verhaal baljuws en grootschatbewaarders figureren en dat de Samen heel politiek oncorrect Lappen heten. Daarnaast wilde ik, omdat ik zelf ondervonden had hoeveel boeiender het erdoor werd, in een inleiding dit boek in zijn culturele en historische context plaatsen, en achteraan enkele begrippen verduidelijken die de lezers misschien niet kennen. Deze manier van vertalen die de culturele referenties bewaart en verklarende noten geeft bij de tekst heet in de vertaalwetenschap een vervreemdende, geannoteerde vertaling.

Om te zorgen dat mijn lezers Regnard goed zouden begrijpen, was het heel belangrijk om zijn ironie te bewaren die zo typisch is voor de libertinage. Wanneer hij bijvoorbeeld beweert dat de Samen liefst een meisje huwen dat seks gehad heeft met een vreemdeling, besluit Regnard met deze opmerking over zijn landgenoten: "Je connois bien des personnes, Monsieur, qui seroient assez charitables pour faire ainsi la fortune de quantité de pauvres filles". Om in de vertaling die onderkoelde spot te behouden heb ik 'assez charitable' een beetje oververtaald als 'uit pure barmhartigheid'. Ook de vertaling van het eigenlijk heel neutrale 'personnes' kreeg iets ironisch door het te vertalen met 'individuen', dat in het Nederlands soms ook minachtend wordt gebruikt. De hele zin geeft in vertaling: "Ik ken nogal wat individuen, mijnheer, die uit pure barmhartigheid bereid zijn om op die manier een grote hoeveelheid arme meisjes rijk te maken."

Vertalen was dus eerst en vooral lezen en begrijpen, me inleven in de schrijver en zijn tijd, en pas dan de juiste woorden kiezen in mijn eigen taal. Het was ook hopen dat mijn lezers toch een beetje dezelfde leeservaring zouden hebben als hun zeventiende-eeuwse voorgangers.

 

 

Download scriptie (10.53 MB)
Winnaar Scriptieprijs
Universiteit of Hogeschool
AP Hogeschool Antwerpen
Thesis jaar
2010
Promotor(en)
prof. dr. Kris Peeters