EMILE en Frans, een goed team?

Maayken
Devenijn
Over de effecten van het EMILE[1]-onderwijs (ook gekend onder de naam CLIL[2]) op de beheersing van Franse grammatica bij leerlingen in het secundair onderwijs

Wanneer je bij leerlingen een enquête zou afnemen om te polsen wat hun favoriete vak is, zal Frans zelden bij de winnaars horen. Toch is het vak aan zijn opmars bezig, met dank aan het EMILE-onderwijs, waar leerlingen er zelf voor kiezen om bepaalde vakken in een andere taal (waaronder Frans) te volgen.

De pokken of Franse grammatica?

Wanneer je diezelfde leerlingen zou vragen wat ze zich nog herinneren van de lessen Frans, zullen ze waarschijnlijk vertellen dat ze nog steeds nachtmerries hebben van de regel van “L’accord du participe passé” en ze zijn niet alleen. Deze regel doet zelfs de Fransen in angstzweet uitbreken en ook Voltaire was geen grote fan: “Clément Marot bracht twee dingen mee uit Italië: de pokken en l'accord du participe passé... Ik denk dat het de tweede is, die het meest verwoestend is.” Maar is deze regel nu echt zo een nachtmerrie? We gingen op zoek naar een antwoord.

EMILE wie?

Het EMILE-onderwijs, ook wel gekend als CLIL, is een laagdrempelige manier om talen te leren, waarbij de leerling een niet-taalvak in een vreemde taal krijgt. In ons specifiek geval kunnen de leerlingen het vak geschiedenis in het Frans volgen, zonder hier op hun taal beoordeeld te worden. Om te kijken in welke mate dit soort onderwijs de taalvaardigheid van de leerlingen beïnvloedt, hebben we verschillende groepen leerlingen aan een taaltest onderworpen, die onderverdeeld was in woordenschat, grammatica en begrijpend luisteren en die op drie momenten werd afgenomen, steeds met enkele maanden tijd tussen. De eerste twee groepen komen uit het tweede middelbaar, waarbij de ene groep geen EMILE volgt en de andere groep voor het eerst met deze soort lessen is gestart. De andere groepen komen uit het vierde middelbaar, met opnieuw een niet-EMILE en EMILE-groep. Ten slotte gingen we ook eens net over de taalgrens kijken, want ook bij hen komt deze regel niet vanzelf, en voegden we een testgroep van Waalse leerlingen uit het zesde leerjaar toe.

To EMILE or not to EMILE?

De start van ons onderzoek begon al in 2018, wanneer we de resultaten van de woordenschat van dichterbij bekeken in het kader van een bachelorproef. Dit jaar lag de focus enkel op l’accord du participe passé, met verschillende resultaten. Zo blijkt deze regel zeker moeilijk te zijn, met voor de leerlingen van het tweede middelbaar minder dan 50% correcte antwoorden op het niveau van de accord en bij de leerlingen van het vierde middelbaar minder dan 60% correcte accords. Verder zien we vooral interessante effecten in het tweede jaar, waar alle leerlingen positief evolueren in de tijd: op de derde test halen ze betere resultaten dan op de eerste test. Toch evolueren de EMILE-leerlingen niet sneller dan de niet-EMILE-leerlingen, in tegenstelling tot wat we op niveau van woordenschat konden vaststellen, waar EMILE sneller evolueerde. We zien wel betere resultaten bij de EMILE-leerlingen dan de niet-EMILE-leerlingen, met zo ongeveer drie punten verschil op een totaal van 45. Bij de leerlingen van het vierde jaar was er amper verschil tussen de groepen, niet tussen EMILE en niet-EMILE onderling en ook niet wat betreft de evolutie.

Dit gebrek aan een opmerkelijke evolutie is niet geheel onlogisch, aangezien het over een specifiek onderwerp uit de grammatica gaat en niet over algemene kennis of vaardigheden. Deze grammatica wordt meestal slechts één keer per jaar aangeleerd of herhaald, waardoor er ook geen evolutie op korte termijn zichtbaar is. Ook het kleine verschil tussen EMILE en niet-EMILE is niet onlogisch, aangezien de leerlingen tijdens de EMILE-lessen wel met de taal in contact komen, maar niet op grammatica focussen.

Wat nu ?

Moeten we nu allemaal massaal kiezen voor EMILE? Of juist niet, als we naar het eerder beperkte resultaat kijken op niveau van grammatica? Op andere vlakken, zoals bij woordenschatonderricht was bij ons onderzoek wel een grote evolutie te merken, waarbij de EMILE-leerlingen het ook aanzienlijk beter doen dan de niet-EMILE-leerlingen. Dit is ook verder uitgewerkt in mijn bachelorproef. Het populairste vak zal Frans waarschijnlijk nooit worden, maar we kunnen maar proberen om leerlingen te blijven motiveren en alternatieve manieren van taalonderwijs zoals EMILE kunnen daar zeker bij helpen.

 

[1] EMILE = Enseignement d’une Matière par l’Intégration d’une Langue Étrangère

[2] CLIL = Content and Language Integrated Learning

Download scriptie (1.74 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Prof. Dr. Pascale Hadermann