Lessen uit de Britse billijkheidscontrole van huwelijkscontracten ter remediëring van de genderkloof na echtscheiding

Dorien
Dierckx

Vrouwen gevangen in huwelijk door huwelijkscontract

Wie verliefd is, moet op de blaren zitten
Niemand zal ontkennen dat huwelijkscontracten praktisch zijn. Helaas is de eerlijkheid na verloop van tijd vaak zoek. Idealiter zouden huwelijkscontracten aangepast worden indien het leven van het koppel verandert, maar dat gebeurt nauwelijks. Indien u zich überhaupt al vragen stelt, zal uw partner zich een hoedje schrikken op de dag dat u polst naar “uw rechten bij een mogelijke toekomstige echtscheiding”, om nog niet te spreken van de rompslomp die notarisbezoeken met zich meebrengen. Op de bescherming van het recht hoeft u overigens niet te rekenen. De Belgische wetgever is hard: als u in verliefde dwaasheid een oneerlijk huwelijkscontract aangaat, moet u de gevolgen dragen.

Ter illustratie: een jong koppel met huwelijksplannen gaat naar de notaris. Zij is economist, vol potentieel om een mooie loopbaan uit te bouwen. Hij is arts en zich bewust van het gevaar van medische aansprakelijkheid. Indien ze huwen zonder huwelijkscontract, zijn hun beroepsinkomsten vanaf de huwelijkssluiting gemeenschappelijk en kunnen meneers patiënten bij medische fouten mevrouws inkomen aanspreken. Hoewel de notaris hen de mogelijkheid biedt om mevrouw hiertegen te beschermen, lijkt een contract van scheiding van goederen een beter idee. ‘De beste rekeningen, maken de beste vrienden’, zegt men. Bovendien zou dat contract aantonen dat ze puur uit liefde trouwen. Zo gezegd, zo gedaan. Als mevrouw vervolgens enkele jaren later zwanger wordt, besluit het koppel dat de huishoudelijke taken niet langer combineerbaar zijn met twee full-time jobs. Mevrouw wijst een promotie af en gaat deeltijds werken. Door die beslissing wordt meneer in staat gesteld om uit te blinken in zijn carrière. Tien jaar verstrijken, waarna meneer bezwijkt voor de charmes van een verpleegster. Mevrouw staat voor een dilemma. Door het contract van scheiding van goederen heeft zij geen recht op de verdiensten van haar echtgenoot. Zelf heeft ze door de onderlinge taakverdeling nauwelijks inkomsten en pensioensrechten opgebouwd. Indien ze de echtscheiding zou vorderen, heeft ze weliswaar recht hebben op alimentatie, maar dat bedrag is zowel in de hoogte als in de tijd beperkt. Tot haar afschuw beseft ze dat ze financieel afhankelijk is geworden van haar echtgenoot.

Gehuwde vrouwen in armoede
Hier speelt een genderaspect dat niet kan worden genegeerd. Waar ‘de vrouw aan de haard’ uit het straatbeeld verdwijnt, is de vrouw die wegens de zorg voor de kinderen ‘een stap terugzet in het arbeidsleven’ aan een opmars bezig. Uit statistieken van EUROSTAT blijkt dat in 2011 49,6% van de Belgische vrouwen met 3 of meer jonge kinderen deeltijds werkte, terwijl dat maar voor 6,4% van de mannen in die situatie gold.

Om die reden worden vooral vrouwen negatief getroffen door huwelijkscontracten. Het aangaan van zo’n contract kan zelfs tot armoede leiden. Het huwelijk is - ook nu nog - een mechanisme van economische afhankelijkheid.

Keuzevrijheid afnemen?
Er wordt gepleit voor de afschaffing van het stelsel van scheiding van goederen. Echtgenoten zouden bijgevolg verplicht worden om hun inkomsten met elkaar te delen. Dat is echter uit den boze. Koppels moeten de mogelijkheid hebben om hun huwelijk naar believen te organiseren. Indien ze hun rekeningen willen scheiden, moet dat kunnen. Men kan daar perfect gelukkig mee zijn, ook na echtscheiding.

‘Waar loopt het dan mis?’, kan u zich afvragen. Het antwoord ligt bij de interpretatie van de term ‘keuzevrijheid’. De Belgische wet minimaliseert informele keuzes en zet huwelijkscontracten op een piëdestal. De handtekening van de notaris werkt als toverstok. *Ping* en uw beslissingen hebben juridische gevolgen.

Het kan ook anders
We zouden een voorbeeld kunnen nemen aan het Britse systeem. Daar controleert de echtscheidingsrechter of het huwelijkscontract (nog steeds) eerlijk is. Zo niet, dan past hij het aan. De rechter veegt dit contract evenwel niet van tafel. Hij biedt een eerlijke oplossing met oog op alle omstandigheden.

Het Britse systeem is evenwichtiger dan het onze, maar kan niet zomaar worden gekopieerd. Zo zou de rechter niet zozeer moeten uitgaan van zijn rechtvaardigheidsgevoel, maar van de wil van de partijen. Deze blijkt enerzijds uit het huwelijkscontract, maar eveneens uit andere gezamenlijke keuzes (zoals de taakverdeling). In het voorbeeld van daarnet zou mevrouw recht hebben op ‘een deel’ van meneers inkomsten omdat hij dit dankzij haar huishoudelijke taken heeft verdiend. Het omgekeerde geldt ook: als een echtpaar standvastig leeft alsof ze hun inkomsten willen scheiden, hebben ze daar recht op.

Rechterlijke fouten vermijden
Het spreekt voor zich dat de Britse rechtspraak niet altijd van een leien dakje loopt. We moeten opletten dat we niet in dezelfde valkuilen trappen. Zo worden grote vermogens anders behandeld dan kleine. Hoewel de bedoeling nobel is, mag de rechter zich voor de verdeling van de inkomsten niet baseren op levensbehoeften. Dat is de taak van alimentatie. De rechter zou zich moeten beperken tot wat gezamenlijk werd opgebouwd, om vervolgens na te gaan in hoeverre het koppel dit wilde delen.

Daarnaast is de Britse rechter minder geneigd om het contract aan te passen indien het huwelijk van korte duur was. Dat is verkeerd. De duur van het huwelijk doet geen enkele afbreuk aan de kwaliteit. Ook bij korte huwelijken worden keuzes gemaakt die een juridische vertaling verdienen. Dat er minder moet worden verdeeld, heeft daar niets mee te maken. Bij een kort huwelijk zijn er gewoon minder gezamenlijke inkomsten.

Om te vermijden dat onze rechters dezelfde fouten maken, moeten we hen verbieden om het voorgaande in acht te nemen. Daarenboven moeten we hen aanzetten om weldegelijk rekening houden met de dagdagelijkse keuzes van het koppel. Op die manier worden mannen en vrouwen niet enkel in theorie, maar ook in de praktijk gelijkwaardig behandeld. Is dat niet wat we allemaal willen?

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2014