Het vierlettterwoord LGBT+ doet bij velen nog steeds vraagtekens opflakkeren. Deze Engelse afkorting staat voor lesbian (lesbisch), gay (homoseksueel), bisexual (biseksueel) en transgender. Het plusteken represtenteert alle andere genderexpressies, seksuele oriëntaties en genderidentiteiten. Vertrekkend vanuit dit cijfer en dit gegeven, onderzocht Amber Moerman in haar scriptie of je via impliciet lesgeven over LGBT+, de kennis en houding van kinderen en jongeren op LGBT+ kan beïnvloeden.
Hoe kunnen leerlingen tijdens een les wiskunde toch ook leren over LGBT+? Bij het impliciet leren staat er een ander topic op de voorgrond. Op deze manier hoeft er geen extra tijd besteed worden aan een onderwerp dat voorlopig nog niet concreet in het leerplan staat.
Er is slechts weinig onderzoek gedaan naar de kennis en houding van leerlingen ten opzichte van LGBT+ personen. De grote meerderheid van de studies focust zich op LGBT+ leerlingen omdat deze personen het vaakst kampen met zelfmoordgedachten. Uiteraard is het belangrijk om hen goed te ondersteunen en te begeleiden maar de oorzaak van deze pesterijen moet ook aangepakt worden.
In onze samenleving leven veel stereotypen en vooroordelen. In 2013 bevroeg D’Haese Vlaamse holebiseksuelen over hoe zij de evolutie van attitudes ten aanzien van holebiseksualiteit hebben ervaren. Daaruit bleek dat bijna de helft van hen eerder een negatieve evolutie waarnam. Deze mensen geven hiermee aan dat ze zichzelf ervaren als normafwijkend. Ze hebben het gevoel dat ze discreet moeten zijn over hun geaarheid om geen homohaat te krijgen.
Scholen onderwijzen leerlingen niet enkel theoretische kennis, ook hun sociale vaardigheden worden bevorderd. Mensen die ‘anders’ zijn zouden net als iedereen gerespecteerd moeten worden. Uiteindelijk draait dit gegeven niet enkel rond holebi’s en transgenders, maar gaat het om een groter geheel van sociale aanvaarding.
Amber Moerman deed onderzoek in drie klassen van het zesde leerjaar in dezelfde basisschool. In één van de drie klassen werd drie weken fulltime op een LGBT+ vriendelijke en impliciete manier lesgegeven door haar. In het begin en op het einde van de periode werd er een test afgenomen om de kennis en houding van de leerlingen te testen. De andere twee klassen kregen enkel de testen. Bij hen werd er geen impliciete methode gebruikt.
Op vlak van kennis was er geen duidelijke positieve verschuiving tussen de pre- en posttest. Zowel in de testklas als controleklassen was het verschil minimaal. Uit deze gegevens kon besloten worden dat de leerlingen geen goede kennis hebben over enkele basis LGBT+ begrippen. Er was zelfs maar één leerling van alle groepen die het woord holebi goed kon omschrijven. Ook andere woorden zoals homoseksueel, lesbisch en bisksueel konden nooit correct worden beschreven door de volledige klassen.
Uit dit onderzoek bleek dat er in deze klassen van het zesde leerjaar nog steeds veel discriminatie heerst. Bij de tweede test wouden 22 van de 71 leerlingen nog steeds niet naast een transgender leerling zitten. Er is in vergelijking met de eerste enquête wel een positieve verschuiving van het aantal leerlingen die naast een transpersoon wil zitten.
Helaas vindt ongeveer 1/5e van de geteste jongeren na de tweede test dat ze geen vriend/vriendin kunnen zijn van een lesbisch meisje. Ten opzichte van de eerste test is dit een lichte daling. Enkel in de klas waar de impliciete leermethode en LGBT+ vriendelijk taalgebruik wordt toegepast is deze daling waar te nemen.
Dit onderzoek is gestart vanuit het feit dat LGBT+ niet in het leerplan staat. Tijd is kostbaar in het onderwijs. Door de postieve stijgende resultaten van dit onderzoek kan er besloten worden dat impliciet lesgeven effect heeft op hoofdzakelijk de houding van leerlingen ten opzichte van LGBT+. Het voornaaste is dat er nu leerkrachten volgen in dit verhaal. Een LGBT+ positieve aanpak en taalgebruik kost nauwelijks tijd en maakt een wereld van verschil.