Hoe beleven vrouwen hun lichaam en seksualiteit in de postnatale fase?

Jade
Blyckaerts

Uitwisselingen van ervaringen en belevingen werden vanuit volgend onderzoeksvraag gecreëerd: Hoe ervaren vrouwen hun seksualiteit- en lichaamsbeleving tot een jaar na de bevalling en welke factoren spelen hierbij een rol?

De vier thema’s die in de resultatensectie werden besproken zijn; intimiteitsbeleving, lichaamsbeleving, samenlevingsdruk en rol van professionals. Deze onderwerpen hangen aan elkaar samen en beïnvloeden elkaar constant. De bevalling van een vrouw heeft invloed op haar seksualiteitsleven en lichamelijkheid op pschologisch, fysisch en sociaal vlak in de postnatale fase (dit wordt ondersteund door o.a. Olsson et al., 2005; Barrett et al., 2000; Navidian et al., 2020;...). Vrouwen vinden het moeilijk om een evenwicht te zoeken in de verschillende rollen dat ze zich toe-eigenen. Ze zoeken hun identiteit en zelfstandigheid als voor de zwangerschap. Het is een ontdekkingsreis naar een nieuw en eigen lichaam.

Tegelijkertijd ervaren de participanten een druk in de postnatale fase vanuit de samenleving om aan het ideaalbeeld te voldoen zowel op lichamelijk als seksueel vlak. Rodgers et al. vermelden dat het lichaamsbeeld van vrouwen samenhangt met de idealen die er heersen in de samenleving (Rodgers et al., 2018). Desondanks konden de participanten zich daartegenover zetten en hun nieuw/ krachtig lichaam bewonderen dankzij ervaring van moederschap. Participanten hebben het gevoel dat professionals verwachten dat het lichaam en de seksualiteit van een vrouw hersteld is na zes weken van de bevalling, maar het laat zich nog wat afwachten psychologisch gezien. Barrett et al. (2000) geven aan dat vrouwen rond de zes weken het advies krijgen om een anticonceptie te nemen. Dit is nog niet aan de orde aangezien het intimiteitsleven (vaak) nog niet hervat is (Barrett et al., 2000). Het lichamelijk en seksueel herstel wordt vooral bepaald door de manier van bevallen, het aantal bevallingen en het geven van borstvoeding.

Uit deze studie kan er vastgesteld worden dat de vrouw zich vooral concentreerd op de zorg van het kind waardoor het moeder-zijn voorop staat. Daardoor is er heel wat vermoeidheid vanuit de vrouw en heeft ze een gebrek aan tijd om zich bezig te houden met de partner en zichzelf. Doordat de prioriteiten bijgesteld zijn, heeft dit een negatieve invloed op hun seksualiteit en lichamelijkheid. De meeste vrouwen kiezen, bijvoorbeeld, meer voor het slapen gaan dan het seksueel verkeer. Participant 6 formuleerde haar prioriteiten als volgt: “Ik zelf zeg: Mijn kinderen, mijn werk, mijn partner en ik. Ik zou misschien egoïstischer moeten zijn, maar ik kan dat niet.” (P6, F2). Een evenwicht vinden in de verschillende rollen na een bevalling is dus niet evident. Dit wordt ook bevestigd in het onderzoek van Olsson et al. (2005) waarbij het nieuwe gezinsleven na de bevalling een impact kan hebben en voor spanningen kan zorgen in de relatie.

Op basis van de belevingen van de vrouwen, kan er afgeleiden worden dat het belangrijk is om goed te communiceren met de partner over hoe de vrouw zich voelt, want dit zal een gezonde relatie en minder spanningen in het gezinsleven bevorderen. Als de partners (in deze studie allemaal mannen) aandacht geven en emotionele steun bieden aan de seksuele problemen dat een vrouw ervaart, dan kunnen die deels met de tijd op psychologisch vlak verminderd worden. Bovendien moet dit kunnen genormaliseerd worden in de samenleving en dit moet ook zo gecommuniceerd worden naar professionals. In het onderzoek van Jaworski et al. (2019) wordt er ook aangegeven dat de steun van de partner een cruciale factor vormt in de seksuele beleving van de vrouw.

Mijn onderzoek kan iets betekenen voor zowel professionals als de vrouwen an sich. Artsen, bijvoorbeeld, kunnen de informatie uit mijn studie gebruiken om zich te kunnen inleven in de belevingen van vrouwen in de postnatale fase. Dankzij het onderzoek kunnen professionals adequater op de ondersteuningsnoden en vragen van de vrouwen beantwoorden. Verder kan er zich een groter bewustzijn in de bredere samenleving gevormd worden waarbij de moeilijkheden en de krachten van vrouwen na de bevalling beter begrepen kunnen worden. Mijn onderzoek kan een normaliserende en geruststellende blik bieden naar vrouwen. Bijgevolg kan een focusgroep ook gebruikt worden als interventie om op die manier ruimte te kunnen maken om over lichamelijkheid en seksualiteit te spreken zonder taboe en met een realistische kijk.

Vervolgens kunnen groepsgesprekken een effect hebben op het gedrag van de vrouwen, dit omdat bepaalde informatie in de hoofden van de participanten blijven plakken. Een voorbeeld van een participant: “Na het eerste gesprek hebben we er het een keer over gehad en dan zei hij: "Ja, het is misschien wel waar en ik zal er op letten om wat minder opmerkingen te maken." (...) Ik was er van aan gedaan en dat bleef in mijn hoofd zitten, dus daarom had ik er wel een keer met hem over gepraat en hem gezegd dat het niet oké is. Hij beseft het ook.” (P3, F2).

Het was heel moeilijk om participanten te rekruteren door de gevoelige onderwerpen, maar ook omdat moeders beperkt zijn in tijd door de verschillende rollen die ze ‘moeten’ opnemen. De focusgroep bevat gelijkaardige mama’s (bijvoorbeeld, iedereen doet aan borstvoeding). De participanten misten personen die andere ervaringen hadden, die de diversiteit in de groep konden opwekken. Deze niet-bereikbare groep (bijvoorbeeld, aan vrouwen die hun lichaam niet zo graag meer zien, aan vrouwen die een postnatale depressie doormaken, aan vrouwen met traumatische ervaringen,...) die door de mazen van het net valt in de samenleving zijn vaak mensen die juist nood hebben om deel te nemen aan een focusgroep. Hoe kunnen deze mensen toch bereikt worden? Hoe kan een focusgroep meer laagdrempelig zijn zodat deze mensen zich met volle vertrouwen kunnen aanmelden?

Het stimuleren van de diversiteit werd ook in het onderzoek van Rodgers et al. aangehaald. Voor verder onderzoek wordt er aangewezen om een groep vrouwen te selecteren met een grotere diversiteit met een verschillend cultureel en financieel kapitaal. Vrouwen die heel fragiel zijn in de postnatale fase vormen een interessante groep voor dat onderwerp (Rodgers et al., 2018). Ook het land waar het onderzoek plaatsvindt, de periode van onderzoek, de leeftijden van bevallen en het aantal bevallingen kunnen de outcome van de studies beïnvloeden.

Niettemin was er één participant die niet veel moeilijkheden ervaart heeft in de postnatale fase waardoor ze zich niet op haar plaats voelde op sommige momenten, maar ze kon zich inleven in de verhalen van de andere vrouwen. Het leren luisteren van andere gedachten en gedragingen komt in de focusgroepsgesprekken ook aan bod en de terugkoppeling naar de eigen situatie is een leermoment. Fossey et al. (2002) tonen aan dat de wederzijdse interactie in een focusgroep waardevol is. Niettemin was deze participant wel bewust van de norm in de samenleving en wat dit veroorzaakte bij vrouwen in de postnatale fase. Ook creëerde zich een bewustzijn dat vrouwen bepaalde moeilijkheden ervaren na de bevalling. Daarnaast kon ze naast de beperkte moeilijkheden die ze ervaarde, ook krachten delen in de groep. Dat maakt dat er ook een (h)erkenning was van wat mooi is bij deze doelgroep. Bij sommige vrouwen verloopt het goed, andere minder en dit is oké. Alle vrouwen voelden zich ‘normaal’ in een focusgroep omdat er geen prestatiedruk was.

Bovendien bestaat een wetenschappelijk onderzoek niet zonder bias. In mijn onderzoek werd er ondervonden dat de participanten meer de neiging hadden om over hun kwetsbaarheden te spreken dan over hun krachten. Vrouwen ervaarden een zwaardere periode op lichamelijk en seksueel vlak bij hun eerste bevalling. Dit kan zorgen voor een vertekend beeld op de onderzoeksvraag. Desondanks werden de laatste bevallingen en hun krachten ook benadrukt. Er kan ook een bias ontstaan vanuit mijn kant. Verhalen kunnen op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Er is een mogelijkheid dat de onderzoeker de verhalen heeft omgevormd naar een wenselijke situatie voor de studie. Om dit tegen te gaan, heeft de onderzoeker citaten gebruikt. De vragen naar de participanten kunnen op bepaalde momenten vertekend zijn om de gewenste resultaten te kunnen uitlokken. Niettemin heeft de onderzoeker zoveel mogelijk open vragen gesteld om deze bias te belemmeren. Verder, door de veelheid aan stemmen die met elkaar intrigeren tijdens de focusgroepsgesprekken, werd het thema lichaams- en seksualiteitsbeleving weliswaar zeer breed benaderd maar ook minder diep dan mogelijk met individuele gesprekken het geval zou zijn.

Daarnaast is het een aanrader voor verder onderzoek om de partners ook te integreren, vanuit inzichten in mijn eigen onderzoek. Het is van belang om de lens van de man te belichten omdat de postnatale fase duidelijk impact heeft op de relationele constructies en dynamieken. Deze visie wordt ook gedeeld in het onderzoek van Barrett et al. Door de vaders mee te betrekken in de studie kan dit een positieve impact hebben op het seksleven in de relatie aangezien deze beïnvloed wordt door beide partners (Barrett et al., 2000).

Vanuit de observaties, interpretaties en inzichten van dit onderzoek, kan mijn aanbeveling als volgt geformuleerd worden: ookal worden we geconfronteerd met moeilijkheden, kan er een gewaardeerde kijk op ons lichaam ontstaan. Dit is de kracht en de keuze van de mens.

Download scriptie (633.22 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2023
Promotor(en)
Dr. Inge Blockmans