Marian Verstraeten. Een alternatieve verkenning van de recente cultuurgeschiedenis

Kristof
Smeyers

 Marian Verstraeten, drager van een cultuur

Geschiedenis is een veelvoud aan paden waarop we worden geleid door ‘compagnons de route’. Deze ‘reisleiders’ zijn de historische bronnen, verhalen of figuren die ons langs gebeurtenissen loodsen en ons helpen ze in het juiste licht te zien – of alleszins in een nieuw licht. De kunstgeschiedenis, en bij uitbreiding de cultuurgeschiedenis, in Vlaanderen volgt al decennia dezelfde afgetreden paden: zij laat zich gidsen door steeds dezelfde protagonisten en ideeën om een welbekend verhaal te reproduceren. Deze historische wandeling is reducerend. Zij verengt het beeld dat wij, geïnteresseerden, van de kunstgeschiedenis krijgen. Vastgeroeste methoden leiden niet tot nieuwe paden: zij beperken zich tot de snelwegen van de geschiedenis. Daarbij vergeten ze al snel uit het raam te kijken naar de panorama’s. Eén zo’n pad naar een alternatieve kunstgeschiedenis of cultuurgeschiedenis in Vlaanderen biedt het privéarchief van Marian Verstraeten.

Zij stierf dertien jaar geleden, in 1997, en was toen 45 jaar. In die korte periode had ze meerdere levens geleid. Doorheen het laatste kwart van de twintigste eeuw had ze zich in diverse milieus onderscheiden. Al in 1974 (op haar 23e!) smeedde ze samen met Fernand Spillemaeckers plannen voor de opening van een tweede MTL-galerie in Brussel. Ze studeerde toen nog aan de ULB, en zou daar in 1975 vertrekken met een diploma in de kunstgeschiedenis en de archeologie. Die keuze was niet uit de lucht gegrepen: ook al koesterde Verstraeten grote ambities in de kunstwereld, ze was allerminst een insider. Toch kon ze nog tijdens haar studies aan de slag bij de jonge BRT3, waar ze onder de vleugels van mediacoryfee Frans Boenders grote internationale kunstenaars als Robert Rauschenberg interviewde.

Toen ze in 1975 bij Karel Geirlandts Vereniging voor Tentoonstellingen arriveerde, had ze zich toegelegd op de ontwikkelingen in de hedendaagse kunst en kon ze Geirlandt enkele indrukwekkende referenties voorleggen. Het leverde Verstraeten de positie van persattaché bij het Paleis van Schone Kunsten op. Geirlandts Vereniging voor Tentoonstellingen stond in de voorhoede bij de strijd die de moderne kunst leverde om te worden aanvaard in Vlaanderen. Verstraeten was er tot 1975 persattaché. In datzelfde jaar studeerde ze, na een ruzie met Geirlandt, af als kunsthistorica. Ze had toen reeds samengewerkt met Spillemaeckers in diens MTL en met Flor Bex, in de jaren 1970 directeur van het Antwerpse Internationaal Cultureel Centrum (ICC).

Spillemaeckers, Bex, Geirlandt… De jaren 1970 zagen de opkomst (en in het geval van Spillemaeckers, het vroege einde) van figuren die de toekomst van de hedendaagse kunst in Vlaanderen en Brussel zouden sturen. Verstraeten kon hen allemaal tot haar persoonlijke kring rekenen. Haar rol beperkte zich niet tot de zijlijn: Spillemaeckers plaatste haar aan het hoofd van de nooit opgerichte nieuwe galerie, Geirlandt bestendigde haar keuze voor Jan Hoet als opvolger van Geirlandt. Hoet werd al in de jaren 1980 de kunstpaus die de Vlaamse moderne kunst moest doen opleven – en dat ook deed. Verstraetens horizon bleef ondertussen verschuiven. In 1978 stond ze in de hoedanigheid van ‘Grade 2 Arts Assistant’ bij de internationale The British Council in voor de organisatie van de tentoonstelling ‘Aspects of Landscape’ in Brussel. Dit draaide uit op een organisatorisch fiasco. Met slaande deuren vertrok Verstraeten bij The British Council en liep letterlijk in haar ongeluk.

 

Oude passies, nieuwe wegen

 

Een lange (fysieke en mentale) revalidatie volgde, die een oude passie deed aanwakkeren. In 1983 voltooide ze haar psychotherapie en een tweede studie die haar toeliet een psychoanalytische praktijk te openen in Oostende. Haar banden met de kunstwereld waren verbroken, maar niet definitief doorgesneden. Van Michel Smets was ze gescheiden en van Geirlandt wilde ze niets meer horen, maar ze was wel nog actief in de redactie van Artefactum, het kunsttijdschrift van Flor Bex. De psychoanalyse bleek echter haar nieuwe uitlaat. Vol ijver pleitte ze voor een verspreiding van de theorie van Jacques Lacan in Vlaanderen. Lacans visie op psychoanalyse week op enkele punten af van de klassieke Freudiaanse theorie. Ze kenmerkte zich vooral door de nadruk op integratie van cultuur in de samenleving.

De uitgesproken Franstaligheid van Lacans werk bemoeilijkte Verstraetens ambities. Haar vertalingen naar het Nederlands van lacaniaanse studies en boeken werden door uitgeverijen afgewezen. Carl Jung was in de jaren 1980 en 1990 een hippere opvolger van Freud. Ook van de Lacan-school in Frankrijk kreeg ze weinig steun: die steunde voor de verspreiding van haar ideeën vooral op haar centra in Wallonië. Daarop nam Verstraeten zelf het initiatief. In Oostende richtte ze Ostenditur op, een vereniging die in de lijn van Lacan culturele evenementen organiseerde en psychoanalytische lezingen gaf. Het Brugse tijdschrift De Oor-Zaak had gelijkaardige doelstellingen. Het kwam er vooral op aan Lacan te 'vervlaamsen’.

Dit lukte niet. Interne moeilijkheden en taalkwesties maakten een succesvolle verspreiding onmogelijk. In 1997, een kleine vier jaar na de oprichting van Ostenditur, viel de drijvende kracht achter de Lacan-beweging in Vlaanderen weg. Verstraeten stierf weinig ruchtmakend in een Brussels ziekenhuis.

Hoe onrechtvaardig zou het zijn het pad van Marian Verstraeten onbewandeld te laten! De erfenis die zij achterliet, biedt een non-lineair alternatief voor de Vlaamse cultuurgeschiedenis. Van de schuchtere pogingen tot moderne kunstorganisatie in de vroege jaren 1970 over de opening van musea voor actuele kunst tot de promotie van het lacanisme in Vlaanderen in de jaren 1990; Verstraetens verhaal toont nieuwe connecties, links en netwerken die voordien niet zijn behandeld. Zij hielp niet alleen mee de weg bereiden voor de moderne kunst in Vlaanderen, in deze scriptie wordt ze ook onze ‘compagnon de route’ op een wandeling die even verrassend als waardevol is. 

Download scriptie (10.22 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2010