Mindfulness versus distractie bij pijn: een experimentele studie

Anouk
Decuypere

Mindfulness versus distractie bij pijn: een experimentele studie.

Mindfulness is een hype. Mindful eten, mindful op vakantie, mindfulness op de werkvloer of in je relatie, het lijkt de oplossing voor elk probleem. Tot de uitwassen in beeld komen, zoals in de Panoramareportage dit jaar op Canvas. Is mindfulness echt wel zo effectief? In dit artikel wordt een onderzoek beschreven naar één van de grootste claims: mindfulness als oplossing voor pijn.

De wetenschappelijke wereld is al een tijdje met mindfulness bezig, al van in 1987 om precies te zijn. Dat was het moment waarop dr. Jon Kabat-Zinn, een moleculair bioloog en zenboeddhist, besloot om een aantal aspecten van vipassana of inzichtmeditatie om te zetten in een achtweken programma voor uitbehandelde patiënten met chronische pijn. Als wetenschapper zette hij meteen een experiment op waarvan de resultaten klaarblijkelijk zeer positief uitvielen.  Daarop volgden tal van publicaties die de effectiviteit van mindfulness verder onderzochten. Mindfulness zou werken omdat men ‘intentioneel en niet oordelend’ aandacht leert geven aan het huidige moment. Je oefent daarbij om ook gedachten van op een afstand te bekijken, in plaats van ermee samen te vallen en ze automatisch te beschouwen als ‘de waarheid’. Het resultaat is een ‘mindvolle aandacht’, een soort staat van zijn, waardoor je anders en vooral opmerkzamer in het leven staat. Vele studies beschrijven effecten zoals minder stress, meer vitaliteit en meer flexibiliteit, maar ook interpersoonlijke voordelen zoals een grotere mate van empathisch reageren en meer relatietevredenheid. Een toegenomen autonomie en een betere fysieke gezondheid zouden eveneens gevolgen zijn van een mindfulnesstraining. Het experimenteel onderzoek van deze masterproef had tot doel een bijdrage te leveren aan die kennis.

Het vernieuwende van het experimentele opzet van de studie is dat een mindfulness-interventie van amper tien minuten  –  geen achtwekentraining dus – op het vlak van pijn bestrijding vergeleken werd met een afleidingsoefening. Het achterliggende idee bij een afleidingsoefening is dat wanneer de aandacht voldoende wordt afgeleid naar de taak die men uitvoert, er minder aandacht overblijft om de pijn te registreren. Een reductie in de pijnervaring wordt inderdaad gerapporteerd in talrijke studies, maar er blijken ook paradoxale effecten van aandachtsafleiding voor te komen. Zo kan afleiding wel zorgen voor een tijdelijke onderdrukking van de pijn, maar geeft het soms een grotere pijngevoeligheid na de interventie. Interessant dus om beide strategieën – afleiding versus mindfulness – eens in een experiment met elkaar te vergelijken en daarbij na te kijken of mindfulness als interventie een meerwaarde biedt.

De aanpak was als volgt. Een vijftigtal participanten werden random verdeeld in de mindfulness- of afleidingsgroep. Bij de aanvang van het experiment kreeg iedereen een batterij schriftelijke testen voorgelegd waarin gepeild werd naar hoe ‘mindvol’ men in het leven staat – een soort van mindfulness-persoonlijkheidstest dus  –  en de mate waarin men geneigd is catastrofale gedachten te ontwikkelen rond pijn. Dat ‘catastroferen’ is een combinatie tussen negatieve gedachten over pijn (ruminatie), angst voor toenemende pijn (magnificatie) en gevoelens van hulpeloosheid. Daarna kregen de participanten een hartslagmeter om en ook de huidgeleiding – een andere maat voor fysiologische stress – werd gemeten. Zo kon het effect van mindfulness versus afleiding niet enkel vergeleken worden via subjectieve scores op vragenlijsten, maar ook via de data van objectieve metingen. Nadat de deelnemers gekoppeld werden aan de machine die de pijnprikkels genereerde, kon het experiment van start gaan. Men kreeg een audiobestand te horen met ofwel mindfulnessinstructies toegespitst op het leren omgaan met thermische pijn, ofwel een sprookjesverhaal dat diende als passieve afleiding. Na het experiment vulden alle deelnemers vragenlijsten in die peilden naar de mate van pijn die ze ervaren hadden. Wanneer we de resultaten van beide groepen met elkaar vergeleken, werd het duidelijk dat er geen scoreverschil was op deze pijnvragenlijsten. Bij beide groepen was er sprake van even veel of even weinig pijn. Ook op de fysiologische parameters – de hartritmevariabiliteit en de huidgeleiding – werden geen betekenisvolle verschillen teruggevonden. Blijkbaar was mindfulness in ons experiment niet effectiever dan afleiding. Dit was een opmerkelijke uitkomst aangezien andere experimentele studies die mindfulness onderzochten wél effecten op de pijnbeleving rapporteerden. Of was misschien onze interventie te kortdurend om een verschil te kunnen genereren? Het was pas toen de vragenlijst rond catastroferen mee in de analyse werd betrokken, dat er een ander interessant resultatenpatroon ontdekt werd: catastrofeerders rapporteerden minder pijn bij de mindfulness-instructies, terwijl participanten die in het dagelijks leven niet catastroferen over pijn net minder pijn aangaven bij een afleidingsoefening. Hierbij kan de volgende verklaring overwogen worden. Het is aannemelijk dat mindfulness niet zozeer inwerkt op de sensorische beleving van de pijn – die blijft wellicht dezelfde – maar eerder op de gevoelsmatige, emotionele beleving van de pijn waarbij er beter wordt omgegaan met angst en zorgelijke gedachten. Door de mindfulnessinstructies leren de deelnemers om wat meer afstand te nemen van hun gevoelens en gedachten rond pijn, waardoor die minder bepalend zijn voor hun pijnbeleving. In die zin is het ook te verwachten dat afleiding bij pijn zelfs effectiever dan mindfulness kan zijn voor een bepaalde groep mensen, namelijk diegenen die geen last hebben van catastrofale gedachten rond pijn.

Uiteraard is het te vroeg om definitieve conclusies te trekken en is er meer onderzoek nodig, maar op basis van de bevindingen uit dit experiment kun je alvast besluiten dat er aanwijzingen zijn dat mindfulness als pijnbestrijding niet even effectief is voor iedereen: niet-catastrofeerders hebben even veel baat bij afleiding. Mindfulness blijkt vooral goed te werken bij het leren managen van de storende gedachten rond pijn. Professionals in bijvoorbeeld pijnklinieken zouden hiermee rekening kunnen houden en deze informatie kunnen gebruiken om hun patiënten te screenen op de mate waarin ze catastroferen, omdat mindfulness dan wellicht een meerwaarde zal betekenen. Verder is het niet ondenkbaar dat mindfulness ook storende gedachten rond andere onaangename sensaties zou kunnen neutraliseren, zoals bijvoorbeeld bij (chronische) vermoeidheid of bij spierpijn, ook tijdens het sporten. Hiermee leren omgaan zou de effectiviteit van gezondheidscampagnes kunnen vergroten, met als gevolg een verbeterde algehele gezondheid van de maatschappij. Laat dit dan ook het soort onderzoek zijn dat ik in de toekomst graag zou uitvoeren. Wordt ongetwijfeld vervolgd..

Download scriptie (668.59 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2013