Modellen en technieken van conflicthantering: toepasbaarheid in een extreme conflictsituatie- het Israëlisch-Palestijns conflict.

Liselot
Sleebus

SLEEBUS Liselot

Sociale en Culturele Agogiek, Vrije Universiteit Brussel

 

Thesistitel: Modellen en technieken van conflicthantering: toepasbaarheid in een extreme conflictsituatie – het Israëlisch-Palestijns conflict

 

Artikel

 

Ruzies, meningsverschillen, onenigheden, conflicten: ze zijn er altijd geweest en zullen altijd blijven bestaan. Ze zijn ook alomtegenwoordig: thuis, op school, op het werk; ze zijn deel van het menselijk bestaan. Omdat ze deel uitmaken van de menselijke natuur, is het raadzaam te leren hoe met deze conflicten om te gaan: conflicten moeten niet worden vermeden, maar wel gehanteerd. Wanneer de verschillende partijen een conflict zien als een kans om te overleggen, kan iedereen er beter van worden en kunnen deze conflicten zelfs aanzet geven tot groei, evolutie en sociale verandering.

Dat klinkt allemaal wel mooi, maar in de realiteit zien we dat het aantal destructieve conflicten in de wereld steeds toeneemt. De 20ste eeuw was de meest gewelddadige uit de geschiedenis; elk jaar sterven een half miljoen kinderen in een of andere vernielzuchtige, zinloze oorlog. Conventionele oplossingsmethoden zoals oorlogvoering blijken geen antwoord te bieden op het toenemende geweld; de belangstelling voor alternatieve conflicthanteringmethoden groeit. Maar geven deze methoden ook een antwoord op extreem geweld in bijvoorbeeld oorlogsgebieden? Het Westen beweert vaak dé kennis in pacht te hebben en treedt nogal eens paternaliserend op; westerse theorieën en methoden worden toegepast op verschillende conflicten ter wereld. Maar hoe kijkt men aan tegen deze westerse houding in extreme conflictgebieden, bijvoorbeeld in de Palestijnse gebieden? Hoe wordt daar omgegaan met conflicten? Zijn alle conflicten gelijk en kunnen overal dezelfde oplossingsstrategieën worden gebruikt? Zijn westerse methoden dé oplossing voor alle problemen ter wereld? Of bestaan er betere, lokale oplossingen?

 

Dit onderzoek heeft niet als doel het Israëlisch-Palestijns conflict diepgaand te analyseren, noch kant-en-klare oplossingen voor het conflict aan te dragen. In dit onderzoek wordt daarentegen een overzicht geschetst van westerse conflicthanteringsmethoden, en wordt nagegaan of deze westerse methoden ook kunnen worden gebruikt in het Israëlisch-Palestijns conflict. Daartoe worden Palestijnse ervaringsdeskundigen en organisaties bevraagd die zich bezig houden met conflicthantering. Er wordt navraag gedaan naar hun visie op het gebruik van westerse theorieën en naar de knelpunten die de werking van dergelijke organisaties bemoeilijken. Dit onderzoek wil een aanzet geven tot een betere werking van de betreffende Palestijnse organisaties en wil nagaan hoe de westerse conflicthanteringsmethoden hierbij kunnen helpen.

 

Pas na de Oslo-akkoorden (1993) was er in de Palestijnse gebieden ruimte voor dergelijke initiatieven, vele van de organisaties zijn zelfs pas ontstaan na 2000. Dit wil zeggen dat het werkgebied jong en nog volop in ontwikkeling is. De werking van de organisaties staat vaak nog in de kinderschoenen, maar nu al stimuleren ze een verandering in de houding van de Palestijnse bevolking. Deze mentaliteitsverandering is nodig, omdat een onderhandelings-proces ook wordt gestuurd door de opinie van de bevolking. Met de nodige ondersteuning valt te verwachten dat zulke initiatieven een verandering vanuit de bevolking kunnen bewerkstelligen.

De werking van de organisaties gebeurt enerzijds vanuit de gemeenschap, anderzijds vanuit politieke ideeën, maar alle organisaties hebben in se hetzelfde doel: het geweld en de Israëlische bezetting beëindigen en een vredevolle toekomst mogelijk maken. De belangrijkste doelgroep van de organisaties zijn jongeren, maar eigenlijk worden alle groepen in de samenleving geviseerd.

De organisaties zijn relevant en belangrijk; zij kunnen een rol spelen in een mogelijke oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict. Heel wat factoren bemoeilijken echter deze werking, en dus ook de oplossing van het conflict.

Een Israëlisch superioriteitsgevoel en een verschil in doeleinden bij de communicatie tussen beide partijen – Palestijnen willen praten over hun pijn; Israëli’s willen het leuk houden – zijn mee verantwoordelijk voor een eenzijdige, Palestijnse participatie in de conflicthantering. Dit bemoeilijkt het contact tussen beide bevolkingsgroepen, een contact dat bovendien enkel efficiënt kan zijn wanneer de Palestijnen (politiek) bewust en mondig genoeg zijn, hetgeen nu nog niet het geval is. Dit contact tussen Palestijnen en Israëli’s is nochtans noodzakelijk, o.a. om de stereotypen en verkeerde beeldvorming (bv. het idee dat praten met elkaar gelijk staat aan normalisatie) te verhelpen; maar er moet voor worden gezorgd dat beide partijen op hetzelfde niveau praten, en dat er tenminste tussen de gesprekspartners een gevoel van gelijkheid bestaat, een voorwaarde waaraan voorlopig niet wordt voldaan. Ook de media spelen een uiterst belangrijke rol bij het beïnvloeden van de beeldvorming.

 

Naast deze complexe probleemstelling zijn er ook een aantal knelpunten die de organisaties zelf moeten aanpakken om hun werking te verbeteren: ze trekken steeds dezelfde (ruimdenkende, links-georiënteerde) enkelingen aan, ze besteden te weinig aandacht aan follow-up en hun activiteiten missen diepgang. Een aantal andere problemen die tot uiting komen in het onderzoek kunnen enkel door de Palestijnse overheid of de internationale gemeenschap worden opgelost: niet alle organisaties zijn zuiver op de graad en deze frauduleuze organisaties tasten de credibiliteit van de anderen aan; de Palestijnse overheid wil een overgang bewerkstelligen naar een democratische Palestijnse staat maar vindt hiervoor geen steun bij de gewone burger en bij andere Arabische staten; religie en fundamentalisme spelen een grote rol in het conflict; en het conflict heeft nood bemiddeling met een internationale, onpartijdige bemiddelaar, terwijl de VS allesbehalve onpartijdig zijn.

 

Veel van deze elementen zijn terug te vinden in de westerse literatuur over conflicthantering. Daaruit kan worden afgeleid dat er wel degelijk overeenkomsten zijn tussen de westerse literatuur en de Palestijnse situatie, dat deze westerse theorieën en modellen kunnen worden gebruikt in het Israëlisch-Palestijns conflict, en dat bijgevolg inderdaad vele conflicten een gemeenschappelijke basis hebben. Bovendien bestaat er geen hedendaags kader voor conflicthantering in de Arabische wereld; het is dan ook een uitdaging voor de plaatselijke organisaties om er een te ontwikkelen, en dit kan dus met behulp van de westerse conflicthanteringsmethoden. De organisaties leveren goed werk, ze promoten een geweldloze houding en zorgen voor een mentaliteitsverandering. Het is noodzakelijk dat deze organisaties blijven bestaan, zelfs al is het vaak vechten tegen de bierkaai.

 

Aantal tekens (inclusief spaties): 6607

Download scriptie (1.75 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2005