Ketenaansprakelijkheid voor multinationals: zal het er van komen?

Penelope Aurelia
Bergkamp

Ketenaansprakelijkheid voor multinationals: zal het er van komen?

De CEOs van een 180-tal bedrijven hebben recent een verklaring aangenomen waarin ze verklaren hun bedrijven te zullen leiden in het belang van alle stakeholders – klanten, werknemers, leveranciers en gemeenschappen. Dat wekte opzien want ondernemingen worden geacht alleen de belangen van hun aandeelhouders te behartigen. Waarom zouden ondernemingen maatschappelijk verantwoord willen ondernemen? De koerswijziging van deze CEOs kan bedoeld zijn om het hoofd te bieden aan mogelijke toekomstige ketenaansprakelijkheid.

Olievervuiling in Nigeria

Ketenaansprakelijkheid van multinationale ondernemingen is een recente ontwikkeling. Het idee is dat een onderneming onder bepaalde omstandigheden aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade veroorzaakt door gebeurtenissen in diens productieketen – de keten bestaande uit producenten en leveranciers waarvan de onderneming producten afneemt. Rechters in enkele landen hebben zich al over dergelijke claims uitgesproken. In het Verenigd Koninkrijk en Nederland bijvoorbeeld zijn rechtszaken aangespannen tegen de oliegigant Shell waarin Nigeriaanse boeren en vissers vergoeding eisen van milieu- en economische schade veroorzaakt door Shell’s Nigeriaanse dochteronderneming. Olie die ontsnapte uit pijpleidingen door Shell Nigeria geëxploiteerd, had land en water in de Niger-delta vervuild. Boeren en vissers verloren daardoor hun mogelijkheden tot kostwinning. In februari 2018 oordeelde het Hof van Beroep in Engeland dat Shell UK volgens het Engelse recht hiervoor geen verantwoordelijkheid  draagt. Volgens de rechter beheerde Shell UK de Nigeriaanse pijpleidingen niet; dat deed de Nigeriaanse dochter. Shell UK had daarom geen zorgplicht jegens de Nigeriaanse boeren. In een soortgelijke Nederlandse zaak oordeelde de rechtbank echter dat Shell aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade, zelfs als wordt vastgesteld dat sabotage de olielekken heeft veroorzaakt. In deze zaak staat de vraag centraal of een moedermaatschappij de plicht heeft om toezicht te houden op de activiteiten van haar dochterondernemingen en zo nodig in te grijpen. De Nederlandse zaak is momenteel aanhangig bij het Hof Den Haag.

Ingestorte fabriek in Bangladesh

Naast milieuvervuiling heeft ook schendingen van mensenrechten tot rechtszaken tegen multinationals geleid. In 2015 werd in Canada een ‘class action’ aangespannen tegen een groot warenhuis dat kleding liet produceren in een fabriek in Bangladesh. Die fabriek stortte in doordat er teveel werknemers in het gebouw aanwezig waren, waarbij velen van hen het leven lieten. Het warenhuis was geen eigenaar van de fabriek, maar kocht wel het leeuwendeel van de productie. De rechter oordeelde uiteindelijk dat het warenhuis niet aansprakelijk was, maar sloot niet uit dat dit in toekomstige zaken anders zou kunnen liggen.

Aansprakelijk voor het gedrag van een ander

Deze nieuwe theorie stelt een gerespecteerd en oud principe van aansprakelijkheid op de proef – behoudens beperkte uitzonderingen is een persoon niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door de handeling van een derde. Maatschappelijk verantwoord ondernemen vereist echter dat multinationale ondernemingen, met hun enorme middelen en expertise, de verantwoordelijkheid nemen voor het gedrag van hun dochterondernemingen en zakenpartners. Als multinationals niet voldoen aan deze zorgplichten, kunnen ze dan aansprakelijk worden gesteld?

Rechtbanken zijn terughoudend en willen voorkomen dat multinationals worden opgezadeld met grenzeloze aansprakelijkheid. Hoe de rechter dat doet, is geïllustreerd door het Engelse Hooggerechtshof. In april 2019 heeft dit Hof ketenaansprakelijkheid mogelijk gemaakt maar de reikwijdte ervan tegelijkertijd beperkt. Die aansprakelijkheid rustte op Vedanta Resources Plc ("Vedanta"), een Engelse holdingmaatschappij voor een groep metaal- en mijnbouwbedrijven, waaronder een Zambiaans bedrijf, Konkola Copper Mines Plc ("KCM"). Zambiaanse burgers eisten van Vedanta en KCM vergoeding van de schade veroorzaakt door de mijnbouwactiviteiten van KCM in Zambia, die tot waterverontreiniging geleid zouden hebben. Vedanta stelde dat niet zij, maar alleen KCM, voor deze vervuiling verantwoordelijk zou zijn, want Vedanta was niet de exploitant van de desbetreffende mijnbouwactiviteiten en had daarover geen controle.

Toezichtsplicht

De rechtbank achtte dat verweer echter niet afdoende. Vedanta had als moederbedrijf immers de mogelijkheid om toezicht te houden op de activiteiten van KCM. Dat betekent, aldus de rechter, dat Vedanta in bepaalde gevallen ook een plicht heeft tot het houden van toezicht. Dat is het geval wanneer een moederbedrijf daadwerkelijk kennis heeft van problemen of risico’s bij de dochter, of over superieure operationele expertise beschikt. De rechter gaf een mooi overzicht van de factoren die de omvang van dergelijke ketenaansprakelijkheid bepalen – die factoren zijn in het schema hieronder samengevat.

Schema determinanten ketenaansprakelijkheid.

Ongebreidelde aansprakelijkheid?

Over de vraag of ketenaansprakelijkheid wenselijk is, is het laatste woord nog niet gezegd. Onder de dreiging van ketenaansprakelijkheid zouden multinationals, die veel middelen en kennis bezitten, mogelijk in staat zijn om misstanden in hun keten te voorkomen en schade te voorkomen. Dat zou winst betekenen voor de milieubescherming en mensenrechten in ontwikkelingslanden. Anderzijds dreigt het gevaar dat multinationale ondernemingen, veelal in het westen, opdraaien voor allerhande misstanden in de rest van de wereld waarop zij geen toezicht kunnen uitoefenen. Daarom moet er steeds sprake zijn van een reëele en concrete mogelijkheid om schade te voorkomen, die de multinational in het desbetreffende geval had moeten benutten. Dat zou ook passen in de trend van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Kinderarbeid

Of en hoe maatschappelijk verantwoord ondernemen de situatie in ontwikkelingslanden  verbetert, is soms onduidelijk. Neem het voorkomen van kinderarbeid. In veel ontwikkelingslanden is kinderarbeid toegestaan ​​en vormt het een belangrijke bron van inkomsten voor gezinnen. Indien westerse multinationals  kinderarbeid in hun keten verbieden, zullen deze kinderen hun baan verliezen. Bij gebreke aan andere opties kunnen zij terechtkomen in de prostitutie of de mensenhandel. Dit schept een nieuw dilemma voor multinationals – volg je de westerse norm, ongeacht de gevolgen?

De tegenstanders van ketenaansprakelijkheid vinden dat de rechterlijke macht geen nieuwe aansprakelijkheidsregels moet vaststellen; als nieuwe aansprakelijkheidsregels wenselijk zijn, dient de wetgever op te treden. Volgens de voorstanders moeten de aansprakelijkheidsregels evolueren met de ontwikkeling van nieuwe sociale normen. Zo zou ketenaansprakelijkheid kunnen bijdragen aan de effectieve implementatie van de normen van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Het Engelse Hof heeft in de Vedanta zaak een goed begin gemaakt met het vaststellen van de grenzen van ketenaansprakelijkheid op basis van de bestaande regels. Indien rechters in toekomstige zaken op dezelfde wijze te werk gaan, zal ketenaansprakelijkheid tot wasdom kunnen komen.

Download scriptie (1.42 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Matthias E. Storme