Erasmus avant la lettre

Fien
Messens

Tocht doorheen ItaliëEen jaar naar een buitenlandse bestemming om je studie bij te spijkeren. Wie wil dat nou niet? In het midden van de 19de eeuw reisden studenten ook door Europa, weliswaar niet onder het Europese programma en zeker niet voor de feestverhalen die vandaag de ronde gaan. Kunsthistorica Fien Messens (KU Leuven) onderzocht aan de hand van overgeleverde correspondentie hoe negen Brusselse schildersleerlingen uit het atelier van de Belgische neoclassicistische kunstschilder François-Joseph Navez (1787 - 1869) zich een weg door Italië baanden, de schildersspullen in een ransel op de rug, om zich aan het oeuvre van hun voorgangers te laven en zo hun eigen carrière van de grond te krijgen.                                                                  

Brieven i.p.v. whatsappjes

Meer dan 1000 brieven, geadresseerd aan kunstschilder François-Joseph Navez, worden bewaard in het manuscriptenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek van België (KBR). Zo’n dertig ervan werden geschreven door leerlingen van deze negentiende-eeuwse schilder, tijdens hun studiereis naar Italië, het mekka van de renaissancekunst. De bekendste van hen was Jean-François Portaels, die later beroemdheid zou verwerven als oriëntalistisch schilder.

Anders dan vandaag, nu alle wel en wee van Erasmusstudenten in real life is te volgen via sociale media of overschatte blogs van Erasmusvertier, en studenten contact houden via Whatsapp, gaven zij handgeschreven brieven met de postkoets mee naar huis. In de eerste helft van de negentiende eeuw was de nood aan communicatie met het thuisfront even voelbaar als vandaag, leert de masterproef van Fien Messens, die de brieven van deze Erasmusleerlingen- avant la lettre transcribeerde. Enthousiasme moest gedeeld worden, maar ook falen, heimwee en ziektes (en in het geval van een van de schildersleerlingen helaas ook diens dood). Via de brieven van de leerlingen, die vaak meerdere kantjes besloegen, werd het thuisfront inclusief hun leermeester Navez op de hoogte gehouden van hun belevenissen in het buitenland, die verliepen met vallen en opstaan.

Tocht

Een reis naar Italië mag romantisch hebben geleken, uit de brieven komt een ander beeld naar voren. Op economisch vlak moesten de schildersleerlingen middelen zien te vinden om hun reis en hun verblijf te bekostigen. Sommigen hadden de luxe terug te kunnen vallen op een studiebeurs of op de financiering die was verbonden aan het winnen van de Romeprijs – een gerenommeerde schilderswedstrijd in het toen nog jonge België.

Uit de brieven komt op haast filmische wijze naar voren hoe de negentiende-eeuwse schildersleerling zich te voet, per postkoets en per stoomboot een weg moest banen tot in Italië, welke lichamelijke ongemakken hij (in die tijd was de studiereis naar Italië slechts bij hoge uitzondering ook voor vrouwen weggelegd) onderweg moest verdragen, van pijnlijke voeten en schouders tot een gebrek aan comfort door de koude en de warmte. Onderdak moest worden geregeld, visaproblemen moesten worden rechtgetrokken, schildersmodellen gevonden en ateliers gehuurd. Aanvragen om renaissancistische meesterwerken te mogen kopiëren in de Uffizi en Palazzo Pitti van Florence, die andere kunststad op de weg naar Rome, moesten worden ingediend.

Eenmaal in Rome was de warmte die de stad ‘s zomers in haar greep hield, een andere horde die de leerlingen moesten nemen. Ze deed hen geregeld vluchten naar het koelere platteland. Niettemin werd een van de schildersleerlingen  zwaar ziek, leert het onderzoek, en overleefde hij zijn Italiëreis door herhaalde koortsaanvallen niet. Vermoedelijk had hij malaria opgelopen – de ziekte kwam in de negentiende eeuw nog in Italië voor. 

Taalbarriëre?

De hoge pieken van de Alpen moeten vandaag gelukkig niet meer te voet omzeild worden voor wie ‘op Erasmus’ gaat. Ziektes kunnen door de vooruitgang van de geneeskunde snel genezen worden. Maar er waren in de negentiende eeuw ook gelijkenissen met vandaag, die studenten hielpen om hun ‘Erasmusdroom’ werkelijkheid te maken. Zo was er net als vandaag een ‘lingua franca’ waarmee je in heel Europa terechtkon, al was dat toen niet het Engels. De Franse taal was in de 19de eeuw wijdverspreid, zelfs tot in Rome, wat het leven voor het groepje Franstalige schildersleerlingen van François-Joseph Navez behoorlijk veraangenaamde.

Via het Romeinse netwerk van hun leermeester konden ze zich aansluiten bij een troepje kunstenaars dat zich in Rome had gesetteld, leren de brieven. Zo werd hun een prefab-netwerk voorgeschoteld dat hen ter plekke wegwijs maakte. De Duitsers, die in Rome nochtans een uitgebreide kunstkring hadden opgezet, werden genegeerd en de negen schildersleerlingen traden, afgaand op de correspondentie, haast automatisch toe tot een vrij elitair Franssprekend clubje met zowel Belgen als Fransen. Op avondlijke samenkomsten deelden ze hun kennis en romantische idealen.   

Rafaël in een nieuw jasje

Vandaag duurt een Erasmusverblijf doorgaans niet veel langer dan een semester. In de negentiende eeuw, toen Ryanair nog niet heen en weer vloog, gingen studenten voor zo’n korte periode niet van huis. De correspondentie leert dat schildersleerlingen minimaal een jaar en vaak vele jaren lang in Italië verbleven. Studenten met ‘kortverblijf’ spendeerden hun beperkte tijd enkel aan het zich laten inspireren door Italiaanse meesters; een uurtje wandelen vanaf hun huurkamer in Rome bracht hen al bij het Vaticaan waar de werken van Rafaël en Michelangelo hun weke knieën gaven.

Studenten die langer bleven, kregen de kans om ter plaatse werken te creeëren. Die werden, alweer met de postkoets, naar Brussel gestuurd om daar geëxposeerd en eventueel verkocht te worden – dat bracht geld in het laatje om het studieverblijf in Rome nog wat te verlengen.  

Het tijdsgewricht waarin de schildersleerlingen reisden, was woelig. België was piepjong, en in Italië was het oorlog. De leerlingen moesten voorzichtig tewerkgaan, om niemand van de strijdende partijen voor het hoofd te stoten. Ook moesten ze schipperen tussen de Romeinse artistieke invloeden en de Brusselse smaak. De in Rome geliefde historietaferelen, die ook de leerlingen aanspraken, konden in Brussel niet wedijveren met de Belgische voorkeur voor genretaferelen en portretten. De leerlingen moesten voorzichtig navigeren tussen de Romeinse en de Brusselse smaakvoorkeuren, want hun meester Navez promootte via de schilderijen die zijn leerlingen vanuit Italië voor het jaarlijkse salon van Brussel indienden, “zijn” artistieke school en “zijn” Brusselse Academie voor Schone Kunsten. Net zoals je vandaag bepaalde regels van je moederuniversiteit/hogeschool moet volgen, wanneer je op Erasmus gaat.

Download scriptie (19.15 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Prof. dr. Katlijne Van der Stighelen
Thema('s)