Monografie van een Autoweg: de E3 tussen Kortrijk en Antwerpen.

Kevin
Druwé
  • Aubry
    Lalush

EUROPAWEG 3: EEN VERSTEDELIJKTE AUTOSNELWEG

Wanneer we vandaag de dag zien welke prominente rol de auto in eenieders leven speelt, is het niet te verwonderen dat het landschap grotendeels gedomineerd wordt door een grootschalige wegeninfrastructuur waaraan al het ander stadsweefsel lijkt opgehangen te zijn. Tal van sociale en economische activiteiten worden erdoor bepaald. Dit is echter niet altijd zo geweest. Pas na WO I en later in de jaren ’30 toen de auto een massaproduct werd, begon men in alle landen serieus na te denken over zulke grootschalige wegennetwerken. Later, in de jaren ’50, werd er zelfs op Europees niveau samengewerkt aan de uitbouw van een Europees infrastructuurnetwerk bestaande uit tal van zogenaamde E‐wegen. Toen we de keuzelijst van de masterproeven voor het eerst doornamen, sprong de titel ‘Monografie van een Autoweg: de E3 tussen Kortrijk en Antwerpen’ dan ook meteen in het oog. Ook de probleem- en doelstellingen wakkerden de interesse voor dit onderwerp aan. Naast heel wat historische en technische zaken die vermeld werden, werd er ook al geïnsinueerd dat de komst van de E3-autosnelweg heel wat invloed uitgeoefend heeft op zijn omliggende omgeving. Zo moest onze masterproef niet enkel een historisch en technisch overzicht bieden, maar eveneens het verhaal vertellen van een veranderende leef- en wooncultuur, van economische expansiedrang, van een nieuw type stedelijkheid.

In ons inleidend deel was het onze bedoeling om aan de hand van de bestaande autosnelwegliteratuur een algemeen kader te scheppen waarbinnen de E3 bekeken dient te worden. Dit deden we zowel op internationaal als op nationaal niveau. Wat ons het meest opviel bij het raadplegen van deze literatuur was dat het autosnelweglandschap in feite gedomineerd werd door twee soorten snelwegen: de landelijke en de stedelijke autosnelwegen. Bij deze laatste autosnelwegtypologie merkten we in België ook het opportuniteitsprincipe en de toepassing van het Groenplan. Bij een snelle screening van het E3 tracé op Belgisch grondgebied viel ons op dat de E3 zowel elementen van de landschappelijke als van de stedelijke autosnelweg in zich draagt en als dusdanig niet eenvoudig te categoriseren is. Bijgevolg leek het ons bijzonder interessant om te onderzoeken welk soort autosnelweg de E3 nu precies vormt en hoe de Belgische planners, ingenieurs, landschapskundigen en politici van gemeenten en steden zowel voor, tijdens als na de komst van de E3-autosnelweg inspeelden op deze nieuwe transportinfrastructuur. De vragen die we hierbij in hoofdzaak behandelden, waren de volgende: ‘Welke ambities beoogde men bij de totstandkoming van het E3-tracé?’ en ‘Op welke manier kwam het opportuniteitsprincipe bij de E3 tot uiting?’.

We merkten al snel dat de E3 niet echt onder één van de bestaande autosnelwegtypologieën in te delen viel. Uiteindelijk kwamen we tot de constatatie dat de E3 zeer nauw samenhangt met talrijke verstedelijkingsprocessen en zodus als een verstedelijkte autosnelweg kan beschouwd worden. Zowel op internationaal als nationaal niveau gaven verschillende zaken daarvan blijk. Op internationaal niveau merkten we deze verstedelijking vooral door de ambities die verscholen zaten achter de komst van de E3, namelijk de toeristische en economische factoren. Andere ambities die naar voorkwamen, waren de integratie van België binnen de EU en de verdedigingslinie die erdoor gevormd werd. Op nationaal niveau waren er ook heel wat indicaties die blijk gaven van de verstedelijking. Zo is er het intercommunaal systeem dat impliciet bijdroeg tot de inmenging van steden en gemeenten om zo te kunnen meegenieten van de aanwezigheid van de E3. Dit uitte zich vooral in de vorm van de vele toeritten en de bijhorende aanpassingswerken die ermee gepaard gingen. Verder werden er ook tal van nieuwe dwarsverbindingen gerealiseerd die dikwijls aansloten op deze toeritten en bijgevolg ook voor een verdere verstedelijking gingen zorgen. Al de elementen, die opgesomd werden, tonen ook het opportuniteitsprincipe van de steden en gemeenten aan. Het leek ons dan ook bijzonder interessant om de gestelde onderzoeksvragen te hernemen maar dan op een kleinere schaal. Één vraag werd aan de lijst toegevoegd, namelijk ‘Welke verstedelijkingsparadima’s zijn van toepassing op de E3-secties op Gents grondgebied?’.

Om gestructureerd te werk te kunnen gaan, verdeelden we het autosnelwegennetwerk, waartoe de E3 behoort, in 3 basishardwarecomponenten: de knooppunten, de toeritten en de transmissiedelen. Op basis van deze componenten vingen we onze casestudies aan. Bij elke case gingen we eerst op zoek naar de ambities en opportuniteiten die er waar te nemen waren. Hierbij merkten we dat de ambities, die op kleinere schaal naar voorkwamen, vooral te maken hadden met het ingenieursobject zelf. Het technische aspect kreeg de bovenhand ten opzichte van het landschappelijke aspect. De opportuniteiten die zich aanboden, waren dan ook mooi af te leiden uit de onteigeningsplannen en –tabellen en de opeenvolging van topografische kaarten. Deze onderzoeken zorgden ervoor dat we met een ruime en gerichte blik de verstedelijkingsparadigma’s van de verschillende hardwarecomponenten konden achterhalen. We toonden aan de hand van heel wat hedendaags fotomateriaal aan hoe de transformatie-, fragmentatie- en barrièreprincipes zich manifesteerden. Wanneer we de drie hardwarecomponenten in beschouwing namen, merkten we dat de toeritten toch veruit de meeste verstedelijkingsparadigma’s in zich dragen. Dit is uiteraard niet onlogisch want op deze plekken wordt immers de verbinding gemaakt tussen het primaire en het secundaire wegennet. Dit zijn dan ook grote attractiepolen voor verstedelijking. Hierdoor kan het als evident beschouwd worden dat de steden en gemeenten hier opportuniteiten zagen voor verstedelijking en bijgevolg heel graag een toerittencomplex opnamen in hun grondgebied.

Verder moeten we er ons ook van bewust zijn dat deze monografie op dit moment reeds verouderd is. Want de tijd blijft niet stilstaan en heel wat nieuwe verstedelijkingsprojecten zijn ondertussen al van start gegaan. Ook zullen, met de komst van milieuvriendelijkere en stillere wagens, de snelwegen er later weer totaal anders gaan uitzien, evenals de stedelijke en landelijke gebieden die erdoor gesneden worden. Maar naast deze fysieke aanpassingen kunnen er ook nieuwe denkpatronen ontstaan, zoals de positionering van de autosnelwegen ver buiten de stad. Wijzelf zijn dan ook enorm benieuwd welke toekomst er weggelegd is voor de autosnelwegen in het algemeen en de E3 in het bijzonder. Maar waarschijnlijk zullen diegenen met het meeste zeggenschap hun stempel kunnen doordrukken op het toekomstige autosnelwegenontwerp. “Voor zij die volharden is geen weg onbegaanbaar.”

DE SCRIPTIE VAN KEVIN DRUWE IS TE DOWNLOADEN VIA http://bit.ly/scriptieKD_AL

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2011