A multiple linear regression analysis of factors related to simulated BLS performance with AED in Flemish Lifeguards

Gilles
Schouppe

 

Het ‘redden’ van Vlaanderen

Tot op heden bestaat er geen objectieve analyse van de reanimatiekwaliteit met de automatische externe defibrillator (AED) bij Vlaamse Hoger Redders. Ook internationaal is hier nog niet veel aandacht aan besteed. Onderzoek hiernaar kan ons veel vertellen over de reanimatievaardigheid van zwembadredders, de kwaliteit van de Vlaamse redderopleiding en de effectiviteit van de jaarlijks verplichte bijscholingen.

Reanimeren en defibrilleren zijn kernvaardigheden van Hoger Redders. Deze moeten effectief kunnen optreden in geval van verdrinking of hartproblemen in de omgeving van zwembaden. Een eerste onderzoeksvraag is dus of de Vlaamse Redders effectief hoog scoren op deze vaardigheid. Verder is er ook onderzoek verricht naar welke demografische factoren deze kwaliteit kunnen voorspellen.

Onderzoek over heel Vlaanderen toont aan dat de gemiddelde redder, bij een reanimatie van een drenkeling, slechts 66,5% scoort. Jonge, pas afgestudeerde en onervaren redders scoren beter dan professionele Hoger Redders die elke dag aan het zwembad staan. Redders die hun reanimatievaardigheden regelmatig oefenen behalen ook een betere score.

Hieruit kunnen we afleiden dat redders die langer aan het werk zijn, meer kans hebben om slechter een drenkeling te kunnen reanimeren. Dit is hoogstwaarschijnlijk te wijten aan het feit dat redders niet hoeven te slagen in verdere bijscholingsexamens nadat ze hun diploma hebben behaald. De VLAREM II-wetgeving schrijft immers voor dat alleen een jaarlijkse bijscholing verplicht is. Op deze bijscholingen wordt van de deelnemers alleen een ‘actieve houding’ gevraagd op elk onderdeel van de bijscholing. Hoger Redders voelen hier dus absoluut geen druk om hun vaardigheden en kennis bij te schaven. 73% van hen geeft zelfs aan nooit te oefenen. Toch zouden ze dit meer dan eenmaal per jaar moeten doen. Uit literatuur blijkt immers dat die vaardigheden er al na twee weken enorm op achteruitgaan. Na een jaar kan dit zelfs tot het beginnerniveau zijn herleid. Dat de retentie daalt kan ook liggen aan het feit dat het onderwijs van kandidaat-redders onvoldoende is gestandaardiseerd. In de huidige opleidingen en bijscholingen gaat de essentie dikwijls verloren. Een drenkeling reanimeren is namelijk zo goed als een gesloten oefening, waarbij eigenlijk bijna geen beslissingen hoeven te worden genomen. Ook de manier waarop les wordt gegeven, is, wetenschappelijk gezien, achterhaald. Zo bestaan er op dit moment al wetenschappelijk bewezen betere werkvormen waar cursisten veel meer baat bij zouden hebben. Een ander punt is dat op sommige bijscholingen niet altijd genoeg of niet het juiste materiaal aanwezig is. Instructeurs kunnen moeilijk accurate feedback geven over de reanimatie: slechts op enkele bijscholingen wordt er getest of de hartmassages diep genoeg worden uitgevoerd. Er kan tot nu toe zelfs geen nauwkeurige feedback gegeven worden over de ventilaties die een redder moet uitvoeren tijdens een reanimatie. Ten slotte zou de omkadering waar de instructeurs in moeten lesgeven dikwijls beter kunnen. Velen moeten redders bijscholen in warme, lawaaierige zwembaden waar zich concentreren sowieso al een pak moeilijker gaat.

Het is duidelijk dat veranderingen nodig zijn. Een test invoeren op de bijscholingen, feedback leveren over de reanimatievaardigheden, gestandaardiseerd en gemoderniseerd onderwijs in een beter omkadering en individuele trainingen laten coachen door bijvoorbeeld de hoofdredders van de zwembaden gedurende het jaar, zouden alvast een verbetering van deze resultaten kunnen teweegbrengen. 

 

Download scriptie (483.95 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2014
Thema('s)