De toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie: een wankel evenwicht tussen liberalisering en protectionisme

Lotte
Janssen

Kies je bij aankoop van een nieuwe gsm tussen een Amerikaanse iPhone, een Zuid-Koreaanse Samsung of een Chinese Huawei? Koop je een Duitse Volkswagen, een Franse Citroën of een Japanse Toyota? De ruime keuze aan goederen en diensten voor de consument aan een lage prijs is te danken aan de internationale vrijhandel. Vrijhandel is een vrij verkeer van goederen en diensten tussen verschillende landen. Dit betekent dat de internationale handel niet langer belemmerd wordt door allerlei handelsbarrières en verschillende vormen van protectionisme. Door vrij verkeer van goederen specialiseren landen zich in de productie van bepaalde goederen en exporteren deze, terwijl andere producten geïmporteerd worden vanuit andere landen. Specialisatie zorgt voor productie op veel grotere schaal, wat leidt tot dalende gemiddelde kosten per geproduceerde eenheid omdat de vaste kosten gespreid worden over meer eenheden. Vrijhandel resulteert daardoor in een groter aanbod van producten tegen een lagere prijs voor consumenten en schaalvoordelen voor producenten. Deze voordelen van vrijhandel zijn alom bekend. Ook beleidmakers zijn zich bewust van het belang en de voordelen van internationale vrijhandel. Zij zijn steeds meer bereid hun markten open te stellen voor buitenlandse producenten.

Toch gaat zo’n liberaliserend economisch beleid vaak gepaard met belangenconflicten tussen binnenlandse consumenten en producenten. Ondanks de voordelen van vrije handel, staan producenten vaak eerder wantrouwend tegenover volledige vrije handel. Want met de komst van buitenlandse producten moeten producenten opeens de confrontatie aangaan met zowel binnenlandse als buitenlandse concurrenten.

Voor een overheid vormen die tegenstrijdige belangen een hele uitdaging. Enerzijds wil de overheid de voordelen van vrije handel nastreven en de consument toegang geven tot een zo uitgebreid mogelijk aanbod van producten tegen een zo laag mogelijke prijs. Anderzijds is het erg belangrijk de politieke steun van binnenlandse producenten niet te verliezen. Een manier voor de overheid om beiden partijen tevreden te stellen wordt aangereikt door de safety valve theory. Deze theorie stelt dat overheden en producenten een soort van onofficiële deal sluiten waarbij de producenten politieke steun verlenen aan een liberaliserend beleid in ruil voor een eventuele bescherming tegen buitenlandse concurrenten. De overheid opent dus zijn markten op voorwaarde dat ze protectionistische maatregelen kan inzetten op het moment dat binnenlandse producenten te hard lijden onder de concurrentie van buitenaf. Die maatregelen noemt men safety valves die zich uiten in verschillende vormen. De bekendste vorm van safety valve is de antidumping maatregel. Dit is een extra belasting die een buitenlandse producent moet betalen als hij producten tegen een te lage prijs dumpt in een ander land. Denk maar aan de goedkope Chinese zonnepanelen die gedumpt worden op de Europese markt. Na een onderzoek van de Europese Commissie in 2013 hanteert de Europese Unie antidumpingheffingen op de zonnepanelen van Chinese exporteurs.

De safety valve theory wordt vaak gebruikt om de economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden en de aanpak van overheden in dit proces te verklaren. De laatste decennia kozen veel ontwikkelingslanden, vooral Zuid-Amerikaanse en Aziatische landen, ervoor om economische hervormingen door te voeren en de handel verder te liberaliseren. Hoewel die landen een steeds belangrijkere rol spelen in de internationale handel, ging die trend gepaard met een aanzienlijke toename in het gebruik van antidumping en andere protectionistische maatregelen. Verschillende onderzoekers gebruiken de safety valve theory om de toename in die beschermende maatregelen te verklaren.

Het is algemeen geweten dat China de laatste veertig jaar economisch zeer sterk en snel ontwikkeld is. Het is dan ook niet verwonderlijk dat China’s economische ontwikkeling een zeer interessant onderwerp is om te onderzoeken in het kader van de safety valve theory. Deze scriptie past de safety valve theory toe op China’s toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001, een belangrijke gebeurtenis in China’s liberaliseringsproces. De toetreding van China, een van de grootste opkomende landen ter wereld, had enorme gevolgen voor China en de Europese Unie. Op beide markten ging deze gebeurtenis gepaard met een zekere mate van interne onenigheid tussen producenten en consumenten.

Deze thesis onderzoekt op welke manier beide grootmachten het hoofd bieden aan de uitdagingen die gepaard gaan met China’s toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie. Bovendien toont dit onderzoek aan dat zowel China als de Europese Unie verschillende vormen van safety valves hanteerden om de economische belangen van beide partijen tevreden te stellen.

Om een volledig beeld te krijgen van de waarde van de safety valve theory met betrekking tot China’s toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie, analyseert deze thesis de aanpak van zowel China als de Europese Unie. Deze paper gebruikt drie elementen om aan te tonen dat de Chinese overheid voor én na toetreding gebruikmaakte van antidumpingmaatregelen of andere safety valves: (1) de officiële berichtgeving omtrent China’s toetreding, (2) het verband tussen China’s liberaliseringsproces en de toename in het gebruik van antidumpingmaatregelen en (3) de sectorale implementatie van antidumpingmaatregelen. Het tweede deel van de scriptie focust op de keerzijde van de medaille en toont aan dat de Europese Unie een gelijkaardige houding aannam. Twee casestudies illustreren dit: (1) de liberalisering van de Europese textielsector en (2) Europa’s reactie op China’s aanvraag voor de status van markteconomie.

Deze studie toont aan dat zowel China als de Europese Unie bij verschillende gelegenheden safety valves gebruikten om de liberalisatie van hun markten te rechtvaardigen en door te voeren. Aan de hand van die resultaten kan men besluiten dat de safety valve theory een geldig kader biedt om te verklaren hoe twee van ’s werelds belangrijkste economische grootmachten China’s toetreding en economische ontwikkeling benaderden. Naarmate het belang van vrijhandel toeneemt en steeds meer ontwikkelingslanden evolueren tot belangrijke economische spelers, is er een toenemende nood aan een degelijk kader om te analyseren hoe overheden het hoofd kunnen bieden aan de uitdagingen van handelsliberalisering.

De keuze tussen lokale of goedkopere buitenlandse producten is de grootste uitdaging voor de toekomst.  

Download scriptie (1.55 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Johannes Van Biesebroeck