Anderstalig en hoogbegaafd, (g)een goede match

Meike
Vroom

Anderstalig en hoogbegaafd, (g)een goede match

Stel je het volgende voor: leerling X zit in het tweede leerjaar, loopt voor met rekenen (stof van het vierde leerjaar), heeft moeite met spellen (begin eerste leerjaar), maar leest thuis Harry Potter in het Engels. Dit laatste weet zijn juf niet. Zij vindt X vooral lastig omdat hij te actief meedoet in de les, door bijvoorbeeld hardop oplossingen van sommen door de klas te roepen. Of de groep zelfs stoort omdat hij zich verveelt, wat hij luidruchtig duidelijk maakt met gewiebel en geluiden. O ja, X komt uit een Afrikaans land en zijn ouders zie je nooit op school.

De kans dat deze leerling herkend wordt als een leerling met een ontwikkelingsvoorsprong is in Vlaanderen (en waarschijnlijk in de rest van West-Europa) vrij gering. De afgenomen intelligentietesten zullen vaker niet dan wel aantonen dat het kind hoogbegaafd is. Leerling X zal eerder een ticket met aandachts- en concentratieproblemen ontvangen. Met allerlei andere uitdagingen als gevolg.

Deze vaak voorkomende situatie was de aanzet van deze studie. Om dit te bestuderen werd eerst gekeken naar hoe intelligentie en hoogbegaafdheid wordt gedefinieerd in Vlaanderen. Daaruit volgde de vraag hoe deze begrippen werden begrepen in de zes belangrijkste immigratielanden van Vlaanderen. Het gaat hier om Nederland, Polen, Roemenië, Marokko, India en Turkije. Gevolgd door de vraag of er in deze landen initiatieven bestaan die wij in ons onderwijssysteem kunnen toepassen om bovenstaande situatie te voorkomen?

 

Theoretisch kader

Waar wij in België bij intelligentie vooral kijken naar wat iemand weet, wordt in Turkije iemand die zich als een sterke leider gedraagt beschouwd als een intelligent persoon, zie bijvoorbeeld Erdogan.  In een land zoals India wordt sociaal zijn naar anderen toe gezien als intelligent gedrag. 

Wat hoogbegaafdheid betreft moet een kind in Vlaanderen voldoen aan een aantal eisen: een minimale score op een intelligentietest, in combinatie met bepaalde eigenschappen zoals zeer creatief en uiterst gemotiveerd. De omgeving waarin het kind verblijft, het gezin, de klasgroep, maar ook de vrienden zorgen ervoor dat het kind gestimuleerd of juist afgeremd wordt in het tonen van zijn of haar hoogbegaafdheid.

In de onderzochte landen blijkt dat men ruimer kijkt naar hoogbegaafdheid. Er is meer dan enkel die minimale score en persoonseigenschappen. Het kan over relationele sterktes gaan (India) of over uitzonderlijke prestaties op gebied van sport, kunst of wetenschap (Turkije, Polen en Roemenië). In Nederland zijn zelfs alle overeenkomstige elementen uit de verschillende theorieën samengevoegd om hoogbegaafdheid zo ruim mogelijk te kaderen.

 

Een paar praktische toepassingen

In Vlaanderen beperkt de begeleiding van en onderwijsaanpassingen voor hoogbegaafde leerlingen zich vooral tot de lagere school. In Turkije, Polen en Nederland is dit uitgebreid naar het secundair onderwijs. Nederland gaat nog een stapje verder. Ook in het hoger onderwijs zijn voorzieningen, terwijl tegelijkertijd de groep 20% best presterende leerlingen recht heeft op deze aanpassingen. Hierdoor hebben veel meer kinderen profijt van deze aanpak.

Hoogbegaafde Vlaamse kinderen struikelen vaak in het secundair onderwijs daar ze nooit effectief hebben leren studeren. Om leerlingen hier beter bij te helpen is in Turkije is een programma ontwikkeld dat de leerlingen specifieke denkvaardigheden aanleert.

De sociaal emotionele ontwikkeling van hoogbegaafde leerlingen staat in Vlaanderen nog niet echt op de agenda. In Polen en Nederland daarentegen wordt er meer aandacht aangegeven onder andere door peer-tutoring (begeleiden door andere, oudere hoogbegaafde jongeren).

Ondanks dat leerkrachten in Turkije, Polen, Roemenië en Nederland zich vaak niet capabel genoeg voelen om les te geven aan hoogbegaafde leerlingen, wordt dit in geen Vlaams onderzoek vermeld.

Vanuit Marokko komen hele andere resultaten, die eerder een meta invloed hebben op de kinderen met roots in de Marokkaanse cultuur. Het hoge analfabetisme cijfer, het verouderde onderwijssysteem gecombineerd met een gebrek aan een uniforme schooltaal is niet bevorderlijk. Dit samengevoegd met armoede waardoor andere prioriteiten gesteld worden dan onderwijs, zorgen voor een hoge schooluitval.

 

Wondermiddel?

Bovengenoemde praktische toepassingen lijken voor de hand liggend, maar worden (nog) niet gebruikt in het Vlaams onderwijs. Is dit een gemiste kans? De toepassingen uit andere culturen kunnen niet voorkomen dat leerling X in de toekomst verkeerd beoordeeld wordt. Nee, helaas nog lang niet.

Anderstalig zijn betekent niet automatisch minder slim. Hetgeen wat in de ene cultuur slim is, is dat vaak niet in een andere. Beleidsmakers in het Vlaams onderwijslandschap zouden dit kunnen aanpakken door sensitiever te zijn ten opzichte van de anderstalige ander. Door niet uit te gaan van negatieve vooringenomenheden, maar met een open blik een adequate vertaling te maken naar de Vlaamse context, waarbij ruimer wordt gekeken en geleerd wordt van de ervaringen in andere landen. Hierdoor worden er hopelijk minder fouten gemaakt.

Door wat vaker in de kookpotten van een ander te kijken, kunnen zowel de juf als leerling X hier hun voordeel uit halen. En hopelijk geldt dit voor nog veel meer anderstalige kinderen en hun leerkrachten, waardoor hoogbegaafd en anderstalig in de toekomst een betere match wordt.

 

Download scriptie (1.89 MB)
Universiteit of Hogeschool
Thomas More Hogeschool
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Griet Van Vaerenbergh
Thema('s)
Kernwoorden