De uitdagingen van het interculturalisme in de Belgische drughulpverlening

Eva
Blomme

Interculturaliteit, diversiteit, etniciteit. Het zijn termen die steeds vaker in de mond worden genomen in onze steeds multicultureler wordende samenleving. Maar hoe zit het in onze Belgische drughulpverlening? Worden etnisch-culturele minderheden evengoed bereikt als de autochtone meerderheid? En waar liggen de pijnpunten precies?

Met de scriptie ‘Etnisch-culturele minderheden in de drughulpverlening’ werd nagegaan in welke mate etnisch-culturele minderheden doorstromen tot de Belgische drughulpverlening en welke barrières zij hierbij ondervinden. De vertegenwoordiging werd bestudeerd aan de hand van een analyse van jaarrapporten van het RIZIV. Om te achterhalen welke barrières voor moeilijkheden zorgen in de drughulpverlening, werden praktijkexperten binnen het Oost-Vlaamse zorgcircuit geïnterviewd.

Ondervertegenwoordiging van niet-Belgen in de Belgische reguliere drughulpverlening

Een eerste blik op de cliëntgegevens gaf een evenredige vertegenwoordiging van etnisch-culturele minderheden aan in de Belgische drughulpverlening. Een nuancering van deze resultaten is echter niet overbodig. Wanneer er gefocust werd op type hulpverlening (dagcentra, crisiscentra, residentiële centra en substitutiebehandeling), bleek die proportionele vertegenwoordiging vooral te danken aan de immense oververtegenwoordiging van etnisch-culturele minderheden in de medisch-sociale opvangcentra (substitutiebehandeling). Substitutiecentra tekenen dubbel zo veel opgestarte behandelingen op van niet-Belgen, wat een groot contrast vormt met andere drughulpverleningsdiensten. Het Vlaamse gewest kent een enorme ondervertegenwoordiging binnen de therapeutische gemeenschappen (maar liefst 98% is Belg), maar ook in de Vlaamse crisiscentra lijkt vooral een Belgisch cliënteel toe te stromen. Binnen het Waalse en Brussels-Hoofdstedelijk gewest situeert de onderrepresentatie zich vooral bij dagcentra.

Ten slotte onthulde de analyse ook een opmerkelijk verschil binnen de groep ‘niet-Belgen’.  Niet-Belgen met een nationaliteit buiten de Europese Unie starten dubbel zo vaak een behandeling op, tegenover niet-Belgen uit de Europese Unie. Niets bijzonders, ware het niet dat dubbel zoveel Europese Unie-burgers gehuisvest zijn binnen België vergeleken bij nationaliteiten buiten de Europese Unie. Deze vaststelling vormt een boeiende piste naar verder onderzoek.

Barrières die het contact met de drughulpverlening bemoeilijken

Een ondervertegenwoordiging van etnisch-culturele minderheden werd duidelijk gestaafd met de jaarrapporten van het RIZIV, waarna ze plaats maakt voor een volgende vraag: wat houdt etnisch-culturele minderheden weg uit onze drughulpverlening? Voor een antwoord op die vraag kan gekeken worden of er zich barrières voordoen. Hoe komt het dat etnisch-culturele minderheden moeilijker doorstromen tot de drughulpverlening en waar hebben ze het moeilijk mee tijdens of na behandeling?

Moeilijke toegang

Respondenten gaven aan dat barrières bij toegankelijkheid heel divers zijn. Een eerste drempel bevindt zich in het wantrouwen naar de (drug)hulpverlening. De onbekendheid van het aanbod en gepercipieerde discriminatie zorgen voor een achterdochtige houding. Sleutelfiguren kunnen soelaas bieden waarbij zij de brug vormen tussen hulpverlening en minderheidsgroepen. Een tweede barrière is discriminatie. Deze kan direct of indirect zijn, zich voordoen in dagdagelijkse situaties of wanneer met in aanraking komt met instituties. Het gevoel van onrecht dat discriminatie teweeg brengt, vormt een behoorlijke rem op toegankelijkheid. Andere barrières zijn de psychosociale aanpak binnen onze hulpverlening tegenover een overwegend medisch discours bij etnisch-culturele minderheden, doorverwijzing vanuit justitie en culturele verschillen zoals gebruikerstaboe en de rol van de gemeenschap.

Belemmeringen tijdens behandeling

De belangrijkste barrière die respondenten unaniem aangaven, was de taalbarrière. Niet enkel belemmert die een vlotte communicatie, het zorgt ook voor een verlies van zelfstandigheid. Tolken bieden onvoldoende een antwoord, daar deze vaak gekend zijn binnen de gemeenschap en er een vrees bestaat voor de eigen reputatie. Verder komen ook barrières als het moeilijk bereiken van familieleden, gebrek aan cultuursensitiviteit en culturele verschillen (zoals conflicterende referentiekaders en een eerder traditionele man-vrouwbehandeling) aan bod.

Barrières bij het verlaten van de hulpverlening

Het verlaten van een voorziening gaat ten slotte ook vaak gepaard met moeilijkheden. Re-integratie na middelenmisbruik loopt niet van een leien dakje en dat is bij etnisch-culturele minderheden vaak extra lastig. Deze barrière uit zich in moeilijkheden bij het zoeken naar werk of woning (van beduidend belang bij re-integratie), waarbij ze vaak op discriminatie stoten. De terugkeer naar eigen familie en gemeenschap blijkt vaak ook lastiger, in het licht van de botsende referentiekaders en het gemeenschapsgegeven.

Cultuurverschillen? Of toch niet?

Bij elk van de barrières speelt cultuur een grote rol.  Cultuur vormt namelijk iemands achtergrond, waarden en normen. De onderlinge contrasten tussen individuen van eenzelfde minderheid tonen echter ook aan dat cultuur niet allesbepalend is. Dat zou immers willen zeggen dat iedereen van eenzelfde cultuur dezelfde moeilijkheden zou ondervinden, wat niet zo is. Bepaalde barrières zijn evenwel toepasselijk op individuen van Vlaamse afkomst, net zoals niet elke barrière een invloed heeft op alle migranten en etnische minderheden. Een ideale benadering omarmt dus beide.

Etnische minderheden ontbreken nog vaak in de Belgische drughulpvoorzieningen en zowel culturele als individuele barrières spelen hierin mee. Interculturalisering van de drughulpverlening, waarbij zowel het individu als zijn achtergrond een plaats krijgt, vormt dan ook de grootste uitdaging voor de toekomst.

Download scriptie (918.97 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
dr. Charlotte Colman