Dyslexia: A problem with sounds

Adinda
Robberechts

Dyslexie: een probleem met klanken
 
Elk jaar krijgen kinderen in het eerste leerjaar een grote uitdaging voorgeschoteld: leren lezen. Eindelijk gaat de grote wereld voor hen open. De krant is niet langer zomaar het papier dat je gebruikt om op te knutselen, anderstalige tv-series worden opeens interessant en als je iets niet kan onthouden, kan je het gewoon opschrijven. Maar niet alle kinderen hebben het even makkelijk om de boodschappen te ontcijferen die achter die reeksen letters zitten. Terwijl hun klasgenootjes vrij snel woordjes als dik, Jan en eet kunnen lezen en schrijven, blijken deze kinderen daar veel minder vlot in te zijn, ook als ze helemaal geen problemen hebben op andere gebieden op school, zoals rekenen. Zij hebben ‘dyslexie’.
 
Dyslexie is niet alleen hinderlijk voor beginnende lezertjes. Ook wanneer dyslectische kinderen er in slagen een normaal leesniveau te bereiken, blijft lezen hen nog steeds veel energie kosten. Als lezen voor hen een zware inspanning blijft, is het niet verwonderlijk dat zij er tegenop zien grote hoeveelheden tekst te verwerken of het moeilijk hebben met ook nog eens te begrijpen wat ze lezen. En zo is het natuurlijk lastig om een grote woordenschat op te bouwen of een toets wereldoriëntatie voor te bereiden.
 
Draaien kinderen met woordblindheid écht letters om?
De zoektocht naar de oorzaak van dyslexie heeft door de jaren heen vele onderzoekers beziggehouden. Hinshelwood, een oogarts, was eind 19de eeuw de eerste om vast te stellen dat er kinderen bestonden die een specifiek probleem hadden met lezen, terwijl diezelfde kinderen op andere domeinen perfect meekonden met hun leeftijdsgenootjes. Hinshelwood dacht, vanuit zijn achtergrond, dat deze kinderen een visueel probleem hadden. Hij vermoedde namelijk dat ze geschreven woorden op een andere manier zagen dan andere kinderen en noemde het verschijnsel ‘woordblindheid’. Hoewel hij dit niet kon bewijzen met experimenten, wordt deze achterhaalde term ook nu nog vaak gebruikt.
Een andere vaak gehoorde misvatting is dat dyslectische kinderen letters omdraaien (bv. d verwarren met b) of verwisselen (bv. pot lezen als top) en daardoor niet goed kunnen lezen. Deze theorie, die in de jaren ’20 van de vorige eeuw werd voorgesteld door Samuel Orton, is echter al lang weerlegd. Dit soort spiegelingsfouten blijkt namelijk maar een klein percentage uit te maken van de fouten bij dyslectische kinderen. Bovendien zie je deze vergissingen bij alle beginnende lezertjes.
 
Fonemen en grafemen
Tegenwoordig wordt de oorzaak van dyslexie in een heel andere hoek gezocht. De meeste onderzoekers zijn het er namelijk over eens dat dyslexie wordt veroorzaakt door een probleem met de verwerking van de klanken die in taal gebruikt worden. Op het eerste gezicht  lijkt dit vreemd. Lezen lijkt vooral een visuele kwestie, die niets te maken heeft met klanken, maar niets is minder waar. Als je leest, leg je namelijk niet rechtstreeks het verband tussen het rijtje letters (bv. het woord kat) enerzijds en het object uit de echte wereld waarnaar het verwijst anderzijds (in dit geval: het muizenetende huisdier). Je maakt immers eerst een omweg via de klank: elke letter die je leest, ‘hoor’ je onbewust in je hoofd en pas wanneer je genoeg klanken ‘ontcijferd’ hebt om het woord te herkennen, kan je ook begrijpen wat er precies met het woord bedoeld wordt. Bij geoefende lezers gaat dit zeer snel; bij frequente woorden hebben zij soms zelfs die omweg niet meer nodig.
Dit betekent dus dat kinderen die leren lezen de overeenkomsten tussen klanken en letters moeten verwerven. Dit verband is echter niet altijd even duidelijk: soms wordt een klank voorgesteld door meer dan een letter (bv. ch of ie). Daarom wordt de letter of lettercombinatie die nodig is om een klank voor te stellen vaak ‘grafeem’ genoemd. In de taalkunde spreekt men overigens liever over ‘fonemen’ dan over ‘klanken’. Fonemen zijn taalklanken die een verschil van betekenis teweeg kunnen brengen. In het Nederlands zijn b en p dus fonemen want zij zorgen voor het verschil in betekenis tussen ban en pan. De mate waarin fonemen en grafemen overeenkomen verschilt van taal tot taal. Kinderen die in het Engels leren lezen hebben het relatief moeilijk, omdat de verbanden tussen grafemen en fonemen in die taal moeilijk te ontdekken zijn doordat één foneem op veel verschillende manieren geschreven kan worden. Zo kan de ie-klank in het Engels o.a. worden geschreven als e, ea en ee, zoals in scheme, dear, en beer. Omgekeerd kan eenzelfde grafeem ook verschillende fonemen voorstellen, zoals ea in dear, bear en heard. Verder kent het Engels ook veel woorden met een onregelmatige spelling. Daarom zegt men dat deze taal een ‘diepe’ spelling heeft. Tsjechisch, daarentegen, is veel makkelijker om te leren lezen. In die taal zijn de relaties tussen fonemen en grafemen namelijk veel constanter. Ook het Nederlands heeft een vrij doorzichtige spelling, waarin de verbanden tussen grafemen en fonemen snel te ontdekken zijn. Ze is echter niet zo doorzichtig als die van het Tsjechisch. Denk maar aan de dt-fout, de bekende verwarring die ontstaat omdat dezelfde klank op verschillende manieren geschreven kan worden (d, t en dt).
 
Een probleem met klanken
Als leesvaardigheid afhankelijk is van het vermogen om een grafeem aan het bijpassende foneem te koppelen, is het logisch dat dit veel lastiger is wanneer je een woord moeilijk kan opsplitsen in de afzonderlijke fonemen waaruit het is opgemaakt. Een probleem in je hersenen dat je hindert bij het verwerken van taalklanken is dan een struikelblok. Uit onderzoek blijkt dat dit nu net de problemen oplevert die dyslectische kinderen ondervinden. Zij hebben immers veel moeite met het indelen van gesproken woorden in hun afzonderlijke fonemen bv. het woord kat opsplitsen in de klanken k, a en t. Door die problemen die ze met taalklanken ervaren, duurt het voor hen langer dan voor andere kinderen om zich de verbanden tussen fonemen en grafemen eigen te maken. Het ontcijferen van een woord gaat daardoor ook minder vlot en ze hebben, als het hen toch lukt om het woord te lezen, veel minder energie over om ook nog eens te begrijpen wat ze net gelezen hebben.
Het probleem met klanken verklaart ook andere problemen waar kinderen met dyslexie mee geconfronteerd worden. Zo hebben ze het moeilijker om informatie in de vorm van woorden (bv. woordrijtjes) te onthouden omdat ze weinig steun hebben van de klankvorm van het woord. Dit speelt hen natuurlijk ook parten bij het onthouden van instructies en bij het studeren. Zelfs hoofdrekenen wordt moeilijker, omdat het daarbij helpt als je de getallen in je hoofd kan herhalen.
 
Na decennia van onderzoek zijn specialisten het er nu over eens dat dyslexie geen visueel probleem is en dus niets te maken heeft met woordblindheid of het omwisselen van letters. Toch weten veel mensen nog steeds niet dat een probleem met de verwerking van taalklanken aan de basis van dit leesprobleem ligt.

Download scriptie (319.16 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2007
Kernwoorden