Le Traité constitutionnel européen: enquête sur la lisibilité du texte et le degré de compréhension des citoyens.

Greet
Van Laecke

"Dromen en daden rond leesbaarheid van het Europees grondwettelijk verdrag"

 

“Nous devrons répondre à la demande de simplification des traités, en vue de parvenir à un traité unique, lisible et compréhensible pour les citoyens.”

 

Deze gevleugelde woorden sprak de voormalige Franse president Valéry Giscard d`Estaing naar aanleiding van het begin van de Europese Conventie in 2002. Deze historische conventie had zichzelf als doel gesteld een begrijpelijk Europees grondwettelijk verdrag (EGV) op te stellen.

 

Giscard d’Estaing had als voorzitter van de Conventie de ambitie om met het EGV de kloof tussen Europa en de burger iets minder groot te maken. Het verdrag zou immers leesbaar zijn voor iedere burger die met succes zijn middelbare studies heeft afgerond. Bovendien werden er referenda georganiseerd in een aantal landen. De burger moest echt betrokken worden bij deze mijlpaal in de Europese geschiedenis.

 

Na een aanvankelijk positief resultaat in Spanje werd het EGV genadeloos afgeschoten in Nederland en in Frankrijk. De dagen en weken na de referenda gaf iedereen zijn analyses en interpretaties van de feiten. Een aantal experts en politici oordeelde dat het niet het Verdrag was dat was weggestemd, maar wel de regeringen die het aangeprezen hadden. De Eurobarometers 171 en 172 laten echter een veel genuanceerder beeld zien.

 

Uit de resultaten blijkt immers duidelijk dat vele kiezers gefrustreerd zijn door de onbegrijpelijkheid van de tekst. 60% van de Franse ondervraagden vermeldt de complexiteit van het verdrag als een van de redenen voor het zich onthouden bij de stemming en 26% van de Nederlandse ondervraagden die zich onthielden vindt het de belangrijkste reden. Bovendien is 12% van de Franse “neen-stemmers” ervan overtuigd dat de complexiteit van de tekst een goed argument is om tegen te stemmen, 5% van de Nederlandse “neen-stemmers” denkt hetzelfde. Deze cijfers suggereren op zijn minst een taalkloof tussen de formulering van de grondwettekst en het reële leesniveau van de gemiddelde bevolking.

 

Deze taalkloof tussen Europa en de gewone burger verdient op zijn minst grondig geëxploreerd te worden. Is het EGV immers wel echt “leesbaar” te noemen?

 

De leesbaarheid van teksten: een tweesporenonderzoek

 

Teksten kunnen bestudeerd en beoordeeld worden met behulp van de zogenaamde leesbaarheidsformules. De leesbaarheid van teksten wordt al decennialang gemeten in de Verenigde Staten en er bestaat dan ook een lange onderzoekstraditie in. Die is echter eenzijdig gericht op een mathematische berekening van leesbaarheid aan de hand van een aantal meetbare parameters zoals zinslengte en woordlengte die in een formule gecombineerd worden en een resultaat opleveren dat wordt geïnterpreteerd op basis van een schaal die gaat van 0 tot 100 . Met die schaal komen tekstgenres overeen die gaan van stripboek tot wetenschappelijk dissertatie en/of scholingsgraden van het publiek. Zelfs in Microsoft Word kan men een analyse maken op basis van dergelijke formules.

 

Als we de ambitie van Giscard d`Estaing indachtig zijn, zou het niveau van het verdrag dus tussen 60 en 70 moeten schommelen, wat een standaardniveau impliceert. Qua tekstgenre komt dit overeen met gepopulariseerde literatuur, die toegankelijk is voor het grote publiek.

 

De mathematische benadering is gecontesteerd, omdat ze gebaseerd is op een beperkt aantal parameters en volledig voorbijgaat aan hoe een mens een tekst benadert. Daarom wordt ook in recentere jaren sociolinguistisch onderzoek gedaan op basis van enquêtes. In dergelijke enquêtes worden de resultaten van de leesbaarheidsformules getoetst aan de praktijk. Door middel van enkele diverse begripsvragen krijgt de onderzoeker een beter beeld van het leesniveau van de lezer.

 

Het verdict: toepassing op het EGV

 

Wat blijkt nu als de twee benaderingen op het EGV worden toegepast? Om dat uit te maken, is een selectie gemaakt van vijf willekeurige fragmenten uit de drie grote delen van het EGV. Het eerste fragment geeft meer uitleg omtrent de definities en de objectieven van de Unie (I-3), het tweede fragment verschaft informatie over de relatie tussen de Unie en de lidstaten (I-5), het derde fragment becommentarieert het Handvest (II-112), het vierde fragment handelt over de menselijke integriteit (II-63) en het laatste fragment gaat over de werking en de politiek van de Unie (III-122).

 

Deze fragmenten werden niet alleen onderworpen aan een analyse met behulp van de leesbaarheidsformules, maar ze werden ook voorgelegd aan 59 Franse, 35 Belgische en 31 Nederlandse kandidaten. Deze deelnemers vertegenwoordigen elk segment van de samenleving: van cafébaas tot onderzoeker aan de universiteit.

 

De scores van de leesbaarheidsformules liggen allemaal in het bereik "moeilijk" (academisch niveau) tot "zeer moeilijk" (wetenschappelijk niveau). De analyse toont dat vooral het derde deel van het verdrag alle normen van leesbaarheid overschrijdt. Het lijkt er dus op dat Giscard d`Estaing zijn ambitie niet heeft kunnen waarmaken.

 

De resultaten van de enquête gaan in dezelfde richting. Sommige vragen brachten schrijnende resultaten aan het licht. De gekozen fragmenten zijn inderdaad te moeilijk voor de gemiddelde deelnemer. De leesbaarheid neemt naar verwachting zienderogen af naarmate het aantal bijzinnen toeneemt en die bijzinnen worden ingeleid door ondoorgrondelijke bindwoorden. Verrassender is dat zelfs vrij eenvoudige bindwoorden, zoals “met name”, helemaal verkeerd worden begrepen door een meerderheid van Nederlandstalige deelnemers. Ook de terminologie van het verdrag stelt evidente problemen: lezers zijn duidelijk nog niet toe aan woorden zoals “reproductief kloneren”.

 

Conclusie

 

Het lijkt er met andere woorden sterk op dat de auteurs van het EGV hun ambities niet hebben kunnen waarmaken. De klachten van de burgers over de complexiteit van de tekst lijken dus gefundeerd.

 

Het opinieonderzoek bracht nochtans aan het licht dat de ondervraagden positief denken over Europa: ze staan helemaal niet weigerachtig tegenover een EGV. De meerderheid van de deelnemers geeft aan dat dit verdrag noodzakelijk is voor een goede werking van de Unie. Verder zijn de deelnemers er het over eens dat de wettekst moet leesbaar zijn, maar dat deze versie veel te moeilijk is. De Nederlandse en Franse deelnemers vinden het daarenboven wenselijk dat er een referendum georganiseerd wordt. De Belgische deelnemers staan hier eerder neutraal tegenover.

 

De resultaten van onze scriptie lijken aan te tonen dat Europa nog een lange weg te gaan heeft. De taalkloof tussen de juridische eisen van een verdrag en de taalbeheersing van degene die hun mening erover moeten geven lijkt op dit moment moeilijk te overbruggen. Giscard d’Estaing heeft zijn ambitie niet waargemaakt. Dit betekent echter niet dat we dit streven definitief moeten laten varen, want:

 

“No political system can be legitimate which its citizens do not understand.” (Larry Siedentop)

 

Download scriptie (870.27 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2007