Literatuuronderwijs: de leeslijst in de derde graad ASO

Edwin
Segers

 



 
Literatuuronderwijs:
de leeslijst in het ASO derde graad.
 

 

 

Het verplichte boekenlezen voor het vak Nederlands verloopt meestal via leeslijsten. De leerkracht Nederlands maakt een leeslijst op waaruit leerlingen 1 of meerdere boeken kiezen om te lezen. Dit onderzoek stelde tot doel om inzicht te krijgen in de samenstelling van de leeslijst in het vijfde en zesde middelbaar (derde graad) van het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO) in Vlaanderen, anno 2008. Het onderzoek gebeurde op vraag van Stichting Lezen, die met de resultaten initiatieven kan nemen om de leescultuur in Vlaanderen te verbeteren.

 


Respons:
 
De online enquête was succesvol. In eerste instantie omdat alle Vlaamse scholen werden betrokken in het onderzoek (360). Hierdoor werd de ambitie gelegd om voor het gehele Vlaamse onderwijs van het ASO derde graad in kaart te brengen hoe de leeslijst is samengesteld. De enquête genereerde bovendien een hoge respons. Het aantal respondenten per vraag lag nooit lager dan 157.
 
 
De resultaten:
 
Werken  met een leeslijst:
Bijna 9 op de 10 leerkrachten Nederlands gebruikt een leeslijst voor het verplichte literatuurlezen. Het aantal boeken op de leeslijst varieert sterk. Bij twee derde van de docenten ligt het aantal tussen de 10 en 100 titels. Vanuit de verschillende onderwijskoepels moeten minimaal 4 boeken per schooljaar gelezen worden. 56,8%van de docenten geeft aan 4 boeken op te dragen. 21% van de docenten duikt onder de minimaal verplichte grens en geeft slechts 3 boeken (18,5%) of minder op (2,5%). Dit resultaat geeft aan dat leerkrachten het verplichte minimumaantal als meer dan voldoende ervaren.
 
  
Klassikaal, in groepjes of individueel lezen:
45% van de leerkrachten kiest ervoor om klassikaal een boek op te dragen. Meestal gaat het om 1 boek dat op die manier wordt gelezen. 1 op 5 leerkrachten kiest ervoor om een boek in groepjes te laten lezen. Lezen in groepjes van 3 tot 5 leerlingen wordt zo als een variërende werkvorm gezien. Bij 1 op 3 leerkrachten worden alle boeken individueel gekozen.
 
  
Keuzevrijheid:
Van iets meer dan 6 op de 10 leerkrachten Nederlands mag een leerling meer dan 1 boek van dezelfde auteur lezen. 88,6% van de leerkrachten biedt de mogelijkheid aan de leerling om zelf een boek voor te stellen, buiten de leeslijst om. Deze resultaten geven aan dat de docent een aanzienlijke keuzevrijheid laat aan de leerling.
 
 
Verplichte lectuur:
Wat de leerling zeker moet gelezen hebben in de loop van het schooljaar is een ‘Nederlandstalige roman’ (93,6%). De helft van de leerlingen leest een boek uit de Nederlandstalige canon. Een derde leest een vertaald werk of een boek uit de canon van de Europese of wereldliteratuur. In mindere mate komen de volgende teksten naar voor als verplichte lectuur: toneelteksten (17,8%), thrillers (14%), poëziebundels (10,8%), romans met een specifiek inhoudelijk thema (10,2%), adolescentenromans (9,6%), non-fictie (5,7%), historische romans (3,2%).
 
74,6% van de leerkrachten geeft aan dat er bij de keuze van een boek geen verplichting qua tijdvak geldt. Het boek mag uit eender welke tijdsperiode stammen. Wanneer de docent hierin wel een voorkeur stelt, speelt de tendens om vooral recente boeken op te dragen. Op bijna 40% van de leeslijsten staat geen boek van voor 1900.
 
Genres die bij de meeste leerkrachten niet in aanmerking komen om gelezen te worden zijn strips (84,7%). De helft van het lerarenkorps vindt evenmin poëzie of non-fictie thuishoren op de leeslijst. 4 op de 10 leerkrachten weert toneelteksten en adolescentenromans.
 
 
Samenstelling van de leeslijst:
De helft van de leerkrachten Nederlands stelt individueel de leeslijst samen. 22,7% doet dit met 1 of meerdere collega’s. Slechts 12,9% stelt de leeslijst samen in samenspraak met de vakgroep Nederlands. 11,7% nam de lijst (gedeeltelijk) over van een collega of voorganger. De meeste leerkrachten pasten nog dit schooljaar hun leeslijst aan (71,4%). 19,6% deed dat voor het laatst in het vorig schooljaar. Voor de inhoudelijke samenstelling van de leeslijst maakt de leerkracht Nederlands gebruik van een groot aantal inspiratiebronnen. Een belangrijk selectiecriterium om op de leeslijst te belanden is het eigen leesverleden van de docent.
 
  
De waarde van een boek:
Voor bijna 7 op de 10 leerkrachten Nederlands in het ASO derde graad zijn alle boeken op de leeslijst gelijkwaardig. Voor 3 op de 10 leerkrachten heeft elk boek een specifieke waarde. Deze specifieke waarde is bijna altijd (94,2%) gebaseerd op de inhoudelijke moeilijkheidsgraad of schrijfstijl van het boek. In iets meer dan een derde van de gevallen (38,5%) is ook het aantal bladzijden een criterium.
 
  
Doel van het verplichte literatuurlezen:
Ten slotte ervaren de leerkrachten Nederlands leesplezier als het belangrijkste leerdoel voor het verplichte literatuurlezen. De individuele ontplooiing, waarbij literatuur wordt beschouwd als bron van zelfkennis en emotionele groei, verdient een tweede plaats. Plaats drie tot vijf worden ingenomen door literair-esthetische vorming, maatschappelijke bewustwording & wereldoriëntatie en cultuuroverdracht. De vergroting van de algemene taalvaardigheid eindigt duidelijk als minst belangrijk leerdoel.
 
 
 
Conclusie:
 
Leerkrachten Nederlands in het ASO derde graad zijn het leerlinggerichte literatuurlezen genegen. Vooreerst bieden ze de leerling een aanzienlijke vrijheid in de keuze van een boek. 21% van de leerkrachten draagt zelfs minder boeken op dan het minimumaantal dat uitgaat van de onderwijskoepels. Docenten hebben enige verwachtingen rond de keuze van een boek maar blijven vooral hangen rond het ruime begrip ‘Nederlandstalige roman’. Klassikaal wordt bijna in de helft van de gevallen een boek gelezen, maar meestal is er dat slechts 1. Andere genre-eisen komen relatief weinig voor. Evenmin is er de verplichting om een boek te lezen uit een welbepaald tijdvak, tenzij dit recent is.
 
Leesplezier en individuele ontplooiing vormen de belangrijkste leerdoelen van het literatuurlezen. Het lezen van meer dan 1 boek van dezelfde auteur vormt voor de meerderheid van de leerkrachten dan ook geen probleem. Eigen voorstellen van de leerling die buiten de selectie van de leeslijst vallen, worden verwelkomd. Voor twee derde van de docenten Nederlands zijn alle boeken op de lijst gelijkwaardig.
 
Een dissonante noot in dit leerlinggerichte verhaal is de relatieve afkeer van de adolescentenroman als genre voor de leeslijst van de derde graad ASO. De katholieke onderwijskoepel, die ruim twee derde van het middelbaar onderwijs in Vlaanderen inricht, rekent de adolescentenroman expliciet mee tot mogelijk literatuuraanbod. Toch vindt 40% van de leerkrachten dit genre niet langer thuishoren op de leeslijst van de derde graad.
 
 
 

Download scriptie (1.29 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2008