Oriëntaties in Midden Afrika: cultuurhistorische studie rondbeeldvorming van equatoriaal Afrika en de Arabische kwestie, via Belgische dagbladen en exploratieliteratuur. Ca. 1880-1900.

Laurent
Poschet

 

 
Oriëntaties in Midden-Afrika
Cultuurhistorische studie rond beeldvorming van equatoriaal Afrika en de Arabische kwestie, via Belgische dagbladen en exploratieliteratuur. Ca. 1880-1900.
 
 
 
“This crusade, this war on terrorism is going to take a while.”Aan de vooravond van de Amerikaanse militaire invasie in Afghanistan drukt president G.W. Bush zich uit in middeleeuwse termen. Een kruistocht duidt op een missie, een onderneming met een hoger doel. Maar het roept eveneens beelden van blind fanatisme op. Bovendien (her)bevestigt Bush met zulke woorden een radicale oost-westgrens, waar zich een cultuurclash afspeelt.
De retoriek van president Bush en haar mogelijke gevolgen voor psychologische west-oostverhoudeningen hebben reeds menige liters inkt doen vloeien. Het recycleren van kruistochtmetaforen is geen recent, Amerikaans of republikeins fenomeen. De kruistochtgedachte en haar dubieuze connotaties leidden in het Westen een continu sluimerend, soms explosief bestaan. Ook de Belgische geschiedenis kent haar kruistocht. Deze vond plaats in ons bewogen koloniaal verleden in Midden-Afrika.
 
In de late negentiende eeuw wordt Centraal Afrika overspoeld door een amalgaam van Europese en Amerikaanse ontdekkingsreizigers, avonturiers en fortuinjagers. Dit proces, de zogenaamde ‘opening-up’ van Afrika, culmineert in verschillende koloniale bezettingen. Leopold II, koning der Belgen, weet in 1885 een gigantisch stuk van de Afrikaanse taart af te snoepen, het latere Kongo Vrijstaat. Al gauw ondervindt Leopold een groot probleem. Centraal Afrika is veel meer dan maagdelijke brousse, klaar voor exploitatie. Kongo blijkt een heus politiek actieterrein. Meer nog, Midden-Afrika is reeds min of meer gekoloniseerd door een goed georganiseerde Islamitische macht. Gesponsord door het schatrijke sultanaat van Zanzibar en Indische bankiers, trekken Arabische karavaanleiders via verschillende handelsroutes al meer dan een eeuw lang het Afrikaanse binnenland in. Afrikaanse slaven, ivoor en andere kostbare goederen worden terug richting oosten vervoerd. Vanuit verschillende handelsposten in Centraal Afrika heersen Arabieren over uitgestrekte territoria waarbinnen ze de gewelddadige mensen- en ivoorhandel monopoliseren. Leopold, die vanuit de Afrikaanse westkust opereert, ziet de koloniale buit zomaar aan zijn neus voorbijgaan. Onder het mom van een grote kruistocht tegen de barbaarse Arabische slavenhandel en slavernij, ontaardt de koloniale confrontatie tussen westerlingen en Arabieren in een bloedig conflict. Leopold rekruteert tientallen Belgische, Engelse en Franse explorateurs van militair allooi om in Afrika als officiers aan het hoofd van duizenden ongeregelde Afrikaanse troepen de Arabische vijand uit te roeien. Leopolds ‘Arabische Campagnes’ woeden van 1891 tot 1894 en kosten tienduizenden mensenlevens. Het onderzoek, getiteld ‘Oriëntaties in Midden-Afrika’, focust op ontmoetingen tussen Europeanen en Arabieren in equatoriaal Afrika tijdens de twee laatste decennia van de negentiende eeuw, de nadagen van de ‘opening-up’.
 
Deze studie wil een nieuw licht werpen op de zogenaamde ‘Arabische kwestie’,vanuit de meest recente cultuurhistorische inzichten rond imperialisme en de negentiende-eeuwse exploratie van Afrika. Concreet wil dit zeggen dat het onderzoek niet zozeer draait om zuivere socio-economische of politieke analyses omtrent de (aanloop tot) het koloniaal conflict. Dat werk is reeds uitvoerig gebeurd. Remde een Arabische aanwezigheid de Leopoldiaanse economie in Congo? In hoeverre was de Arabische slavenhandel een humanitair probleem waartegen moest worden opgetreden? Dit zijn ongetwijfeld interessante vragen, maar ze gaan voorbij aan de ‘big picture’. Vergelijk het wederom met de oorlogen in Afghanistan en Irak. Vragen omtrent massavernietigingswapens in deze contreien gaan op zich niet over de essentie van het oorlogsgebeuren. De ‘war on terrorism’ staat voor een ‘boom’ in de creatie van angstwekkende oosterse vijandsbeelden, dynamische oorlogsretoriek en oost-westtegenstellingen zoals bijvoorbeeld ‘ethisch christendom’ versus ‘immorele islam’. Zo was het ook in Congo een goede eeuw geleden. Deze studie wil in de eerste plaats verschillende westerse percepties en representaties van de enigmatische Congo-Arabieren in kaart brengen. Het militair conflict was een escalatie in een groter cultureel verhaal, gedragen door percepties, representaties en retoriek. Daarom is het interessant om, over een langere periode dan het eigenlijke conflict, te achterhalen hoe Europeanen tegenover  het ‘karakter’ en praktijken van die eigensoortige Arabieren aankeken. Dit zijn in een notendop de hamvragen van de studie.
 
De hoofdbronnen die hiervoor in aanmerking komen zijn reisverslagen. Veel Afrika-reizigers hebben hun exploten in lijvige, geïllustreerde exploratieverslagen gegoten. Deze avontuurliteratuur  was eind negentiende eeuw een genre van absolute bestsellers, waarin feit en fictie kriskras door elkaar liepen. Zulke ‘Odyssees’ vormen dan ook een schitterende basisbron voor een studie rond westerse perceptie van het Afrikaanse continent en haar bevolking. Dit onderzoek steunt op een selectie van vier titels. De keuze valt ten eerste op twee indrukwekkende en controversiële publicaties van het roemruchte icoon der explorateurs Henry Morton Stanley. Through the Dark Continent (1878) verhaalt over de eerste Europese expeditie die tussen 1874 en 1877 het Afrikaanse continent van oost naar west doorkruist. In Darkest Africa (1890) is de neerslag van de grootste en laatste niet-militaire Europese expeditie in Afrika. Het derde werk is het La Vie en Afrique (1887) van Jérôme Becker uit Kalmthout die, in opdracht van Leopold, tussen 1880 en 1883 naar het Tanganikameer trekt. De laatste titel, The Fall of the Congo Arabs (1897), is van de hand van de Engelsman Sidney Langford Hinde, een protagonist in de brutale ‘Arabische Campagnes’.
 
De studie bestaat uit drie thematische luiken. Een eerste deel concentreert zich op de wijzen waarop een Arabische aanwezigheid in equatoriaal Afrika het verloop van het exploratiegebeuren beïnvloedt. Hoe ging Stanley tijdens een geografische expeditie om met Arabische elementen op zijn pad? Een tweede deel treedt buiten het praktische exploratiegebeuren en focust op een meer algemene Europese perceptie van de Arabische beschaving. Welke beschavingscriteria hanteren Europeanen in een Centraal Afrikaanse context? Zien explorateurs verschillen tussen oosterse en westerse kolonisatie? Een derde en laatste deel belicht de perceptie van Arabieren als koloniale concurrenten, rivalen of vijanden. Welke vormen en proporties neemt de Europees-Arabische rivaliteit aan en hoe passen de vijandsbeelden in verschillende exploratieculturen? De uiteindelijke vraag is welke negatieve beelden een oorlog voorbereiden en funderen. In een tijd waarin de Amerikaanse politiestaat en oost-westverhoudingen veel stof doen opwaaien, klinkt bovenstaand stukje geschiedenis niet als verleden tijd.

Download scriptie (173.5 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2008