Volunteered Geospatial Information in Urban Environments

Daniel
Veestraeten

 SimCity: hoe draag IK mijn virtueel steentje bij?

 

Je hebt je vast al eens afgevraagd waarom een auto van Google met een enorme flitspaal op het dak door de straten van je gemeente slentert. Zoniet, dan ben je vast een van de velen die zijn/haar woning al wel eens heeft bewonderd via luchtfoto’s op het Internet? Of je gaat dagelijks naar de bakker met jouw ‘global positioning system’ (GPS), simpelweg omdat je gefascineerd bent door technologie, het stedelijk weefsel rondom jou en de flitsende pijlen en kaarten op het kleine schermpje?

 

Wie er even bij stilstaat, ziet in dat een kaart een krachtig instrument is. Het is een schematische representatie van een mentaal denkbeeld. Het dekt immers vele facetten van de wereld rondom ons, visueel alsook immaterieel. Het kan het verleden of het heden beschrijven, de toekomst schetsen – we spreken dan ook wel eens over planning – of zich immanent voordoen (Wood, 1992: 4-7) (Rambaldi, 2005: 6). Hieruit kan men bijgevolg veronderstellen dat cartografie een belangrijke maatschappelijke positie inneemt, meer bepaald dat kaartmakers een grote machtspositie opgedragen wordt. Men kan denkbeelden en informatiepatronen sturen, bijschaven, vervormen, meestal zonder een daadwerkelijk controleorgaan. Sta maar eens even stil bij volgende voorbeelden. Europa ligt centraal op het overgrote aandeel van de wereldkaarten. Reisgidsen vertekenen steden met (veel te) grote iconische voorstellingen van monumenten. Was de wereld trouwens niet ooit vlak? Traditioneel is de kaartmaker een expert, die zijn visualisaties deelt aan minder professionelen.

 

Daarnaast stelt men vast dat de wijze van communiceren in een groeiende tendens omvangrijke digitale proporties begint aan te nemen. De explosieve groei van het Internet draagt er zelfs toe bij dat informatie tegenwoordig weergegeven, bewerkt en besproken kan worden ‘at any place, any time’. De grenzen van tijd en ruimte zijn verbroken, de schroom van de leek is hierbij schijnbaar overwonnen. Digitale netwerken bieden de mogelijkheid verandering te brengen in deze informatiepatronen. De digitale technologie heeft een periode ingeleid met een toenemende aandacht voor het individu en een niche van toepassingen (Shiode, e.a., 2003: 1). Het gevolg is een tijdperk met ruime sociale mogelijkheden die ons nog steeds ter verkenning staan. Daarentegen laat het ons wel al toe om vandaag enkele vaststellingen te doen. Zo stelt men vast dat de omgeving rondom ons in een snel tempo gedigitaliseerd wordt. Grote bedrijven en instellingen zoals Google en TomTom verzamelen steeds meer en meer (digitale) informatie over de bebouwde omgeving. Deze informatie vertaalt zich in vele gevallen in handige, digitale kaarten. Gebruikers kunnen deze ‘maps’ op hun beurt raadplegen op het Internet (Microsoft Visual Earth, Google Maps) of via hardwaretoestellen, zoals GPS of PDA. In het verleden was dit slechts een eenzijdig proces: de informatiestroom vertrok bij de producent en kende een eindhalte bij de consument. Tegenwoordig bemerkt men echter ook een retourstroom van informatie die vertrekt bij de consument. Opmerkelijk daarbij is dat kaarten de onderleggers worden om deze informatie via (relatief) eenvoudige software voor te stellen. Enerzijds herleiden softwaregiganten de technische barrière met gebruiksvriendelijke software tot een minimum, daar waar deze voorheen een zekere hiërarchie tussen professionelen en de massa in stand hield. Anderzijds verruimt de zeer lage kostprijs de toegankelijkheid aan het brede publiek (Cuff & Hansen & Kang, 2008: 2). Gewapend met hun GPS, GSM/PDA en digitale camera of gewoon met een goed waarnemend oog trekken deze ‘moderne cartografen’ ter verkenning: hobbyisten brengen dé ideale skateroutes in kaart, fietsers en wandelaars digitaliseren hun afgelegde kilometers of bewoners posten weetjes over hun buurt. Dit alles gebeurt vrijwillig. Het fenomeen staat dan ook beter bekend als ‘Volunteered Geospatial Information’ – kortweg VGI, wat in een omschrijving zoveel wilt zeggen als: het vrijwillig opstellen of verzamelen van informatie over de ruimte (omgeving) rondom ons. Surf maar eens naar volgende adressen om een duidelijker beeld te krijgen van deze VGI’s: http://veloroutes.org ; http://www.geoskating.com ; http://www.openstreetmap.org ; http://www.geheugenvanoost.nl.

 

Zoals je waarschijnlijk hebt opgemerkt, leidt dit fenomeen tot een boost in de algemene dataverzameling. Het nut van deze toepassingen is vrijwel onmiddellijk afleesbaar: de input op GeoSkating.com helpt andere skaters in hun reis, op Veloroutes.org kan je zelf – dankzij deze moderne cartografen - een mooie tocht uitstippelen om een namiddagje te fietsen. Door het ongestructureerde karakter ogen deze toepassingen echter eerder speels. In het eerste opzicht lijkt het dan ook minder evident dat deze data ook actief wordt ingezet in professionele parcours. Daarenboven bemerkt men binnen meerdere professionele werkkaders enigszins een cynische houding ten opzichte van de recente ontwikkelingen. Deze nieuwe media, die een heuse verrijking kunnen bieden in de beroepswereld, worden vandaag – meer dan een halve eeuw na de introductie van de pc – nog steeds op een zeer schoolse wijze gehanteerd. De thesis ‘Volunteered Geospatial Information in Urban Environments’ tracht deze negatieve houding te doorbreken. Logischerwijze stellen we ons de vraag hoe men in een professioneel kader kan omgaan met deze evolutie. Het onderwerp wordt daarbij benaderd vanuit een deelveld van de omgevingswetenschappen, meer bepaald stedenbouw (het stedelijk leefklimaat, ‘urban environments’). De centrale onderzoeksvraag stelt zich als volgt: ‘Welk potentieel biedt Volunteered Geospatial Information voor stedenbouwkundigen, planologen…’

 

Dit onderzoek is een symbiose van een nuchtere vaststelling van de actualiteit, gebaseerd op literatuuronderzoek en studies van reële cases met een gefundeerde foresight op mogelijke evoluties en toepassingen. De uitdaging bestaat erin de lezer te motiveren als actieve sensor in deze nieuwe ontwikkelingen en de meer doelgerichte professional te overtuigen van de kracht van deze mogelijkheden om zo het wantrouwen ten opzichte van de technologische vooruitgang weg te werken en het (stedenbouwkundig) planningssysteem een moderne, publiek georiënteerde basis mee te geven. Enkele open zinsneden kunnen het geheel in essentie vervatten: ‘When the mass contributes to environmental, urban planning… And why willingness becomes an useful resource.’

 

 

 

 

 

Cuff, D. & Hansen, M. & Kang, J. (2008). “Urban Sensing: Out of the Woods.” Communications of the ACM, 51(3): 24-33.

Rambaldi, G. (2005). “Who Owns the Map Legend?” URISA Journal, 17(1): 5-13.

Shiode, N. e.a. (2003). The Impact and Penetration of Location-Bases Services. Londen: Centre for Advanced Spatial Analysis.

Wood, D. (1992). The Power of Maps. New York: The Guildford Press.

 

Universiteit of Hogeschool
Hogeschool PXL
Thesis jaar
2009