De aftrek voor octrooi-inkomsten

Jachim
Gobien

 

Fiscale stimulans sluit innovatieve KMO’s uit
 
 
De aftrek voor octrooi-inkomsten is een fiscale stimulans ter bevordering van onderzoek en ontwikkeling. Innovatieve bedrijven kunnen op basis van de octrooiaftrek inkomsten uit kwalificerende octrooien voor 80% van hun belastingsaangifte aftrekken. Uit onderzoek blijkt dat KMO’s bijna onmogelijk aan de voorwaarden van het regime kunnen voldoen. Het selectief karakter van deze fiscale stimulans maakt een schending van het verbod op staatssteun uit.
 
Met ingang vanaf aanslagjaar 2008 is een bijzonder gunstig fiscaal regime voor innoverende bedrijven in werking getreden. Het regime is in het vakjargon gekend onder de naam ‘aftrek voor octrooi-inkomsten’ of ‘octrooiaftrek’.
 
Door de octrooiaftrek daalt de belastingdruk voor bedrijven die inkomsten genereren uit kwalificerende octrooien aanzienlijk. Deze inkomsten mogen voor 80% van de belastbare winst worden afgetrokken en slechts 20% van deze inkomsten worden effectief belast tegen het algemeen tarief van 33,99% in de vennootschapsbelasting. De belastingsdruk op de octrooi-inkomsten daalt hierdoor tot 6,798%. In essentie gaat het om een belastingsvrijstelling die verleend wordt aan de hand van een aftrek.
 

 
Ter illustratie: Een Belgische vennootschap heeft een licentie verleend op een octrooi aan een Duitse vennootschap. Voor het gebruik van het octrooi betaalt de Duitse vennootschap jaarlijks een marktconforme vergoeding van 1.000.000 € aan de Belgische vennootschap.
 

 
ZONDER OCTROOIAFTREK
 
Bruto-inkomsten
 
 
Belastbare basis
Vennootschapsbelasting
 
Netto-inkomsten

 
 
 
 
1.000.000€
 
 
1.000.000€
339.900€
 
660.100€
 

 
MET OCTROOIAFTREK
 
Bruto-inkomen
Aftrek voor octrooi-inkomsten
Belastbare basis
Vennootschapsbelasting
 
Netto-inkomen

 
 
 
 
1.000.000€
800.000€ (80% van 1.000.000€)
200.000€
67.980€
 
932.020€

 

Met deze fiscale stimulans tracht de overheid Belgische ondernemingen aan te sporen tot technologische innovatie en de concurrentiepositie van onze economie te verstevigen. In 2002 beslisten de Europese leiders om Europa tot de meest competitieve en op kennisgerichte economie ter wereld te laten uitgroeien. Op deze manier probeert Europa haar toekomst als economische grootmacht te verzekeren. Tegen 2010 moet 3% van ons BBP geïnvesteerd worden in onderzoek en ontwikkeling. Om te kunnen concurreren met lage loon landen, moeten bedrijven zich continu heruitvinden. Vanzelfsprekend spelen KMO’s een belangrijke rol in deze constante economische vernieuwing: een innovatieve KMO van vandaag, kan de toonaangevende multinational van morgen zijn.
 
De huidige aftrekregeling is van toepassing op alle ondernemingen ongeacht omvang, sector, origine of vestigingsplaats. Dit algemene toepassingsgebied is van belang wegens het Europeesrechtelijk verbod op staatssteun. Algemene fiscale maatregelen die de Belgische economie in zijn geheel willen verbeteren vallen niet onder dit verbod.
 
Een vennootschap die van het belastingsvoordeel wil genieten dient over een octrooi te beschikken dat geheel of gedeeltelijk in een onderzoekscentrum van de vennootschap werd ontwikkeld of verbeterd. Een octrooi is een wijze waarop een uitvinder zijn uitvinding juridisch kan beschermen tegen kopieerders. De uitvinder verwerft een tijdelijk exclusief monopolie om een gedeelte van zijn investeringen in onderzoek en ontwikkeling te recupereren. In ruil voor dit monopolie wordt de uitvinding aan het publiek kenbaar gemaakt.
 
De combinatie van de vereiste van een octrooi en de vereiste van een onderzoekscentrum zijn echter problematisch voor een omvangrijke groep ondernemingen, met name de kleinste KMO’s. Het bekomen van een octrooi is een dure en tijdrovende aangelegenheid die vergaande financiële inspanningen van hen vergt. Daarnaast beschikken slechts weinig KMO’s over een eigen onderzoekscentrum. Deze dubbele voorwaarde vormt dan ook een quasi onoverkoombare drempel waardoor slechts weinig KMO’s van dit fiscaal voordelige regime kunnen genieten. Deze fiscale maatregel dreigt dan ook de mededinging te verstoren en het handelsverkeer tussen de lidstaten van de EU ongunstig te beïnvloeden door KMO’s te benadelen ten opzichte van hun grotere concurrenten. Uit het onderzoek blijkt dat de octrooiaftrek zich ten onrechte voordoet als een algemene fiscale stimulans, terwijl de aftrek eigenlijk selectief van aard is. De octrooiaftrek is dan wel niet afhankelijk gesteld van enige omvangvereiste, in werkelijkheid sluit de vereiste van een onderzoekscentrum een belangrijke groep KMO’s feitelijk van de aftrek uit. Dit selectieve karakter vormt een schending van het verbod op staatssteun.  

Onderliggend verzetten nog tal van andere bezwaren zich tegen de vereiste van een onderzoekscentrum. Zo staat deze voorwaarde op erg gespannen voet met andere fundamentele regels uit het Europees recht en is de concrete invulling van dit vage begrip onduidelijk.

Download scriptie (1.06 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2009