De introductie, verspreiding en vestiging van jazz in België. Een socio-historische studie over jazz in het interbellum.

Marieke
Anaf

 

In de ban van een ‘virus noir’. De introductie van jazz in België

Jazz is anno 2010 een gewaardeerd muziekgenre met eigen radioprogramma's, festivals en clubs. Terwijl de muziek wereldwijd verspreid is en er verschillende subgenres bestaan, is het doorgaans geweten dat jazz ontstaan is in de Verenigde Staten in het begin van de 20ste eeuw. Maar hoe is deze muziek ooit in België terecht gekomen? Langs welke kanalen werd de muziek verspreid in een tijd zonder iTunes of YouTube? Hoe evolueerde jazz van een rage naar een vaste waarde in onze samenleving? Welke figuren waren verantwoordelijk voor de promotie van deze muziek? Enkele vragen die beantwoord worden in de scriptie van Marieke Anaf over de introductie, verspreiding en vestiging van jazz in België in de periode 1918-1940.

Nooit eerder werd jazz in België op een socio-historische manier bestudeerd. Doorgaans is het onderwerp voer voor musicologen of muzikanten, die zich afvragen hoe de muziek klonk of hoogstens waarin Belgische jazz verschilde van Amerikaanse jazz. Historici of sociologen wagen zich van hun kant dan weer niet graag aan muziekgeschiedenis. Nochtans blijkt een combinatie van verschillende disciplines vruchtbaar om te weten te komen hoe deze muziek deel is gaan uitmaken van het leven in het interbellum. Enorme collecties van onaangeroerd archiefmateriaal bieden een schat van informatie hieromtrent.

Een literatuurstudie over de tussenoorlogse periode en een korte geschiedenis van de jazz leiden de scriptie in. Daarna wordt origineel bronnenmateriaal aangehaald dat aantoont dat het Belgische publiek al enigszins voorbereid was op de komst van dit vreemde genre, via vooroorlogse optredens van 'minstrels', Amerikaanse bands en de ragtime. De soldatenorkesten zorgden tijdens de Eerste Wereldoorlog voor de verspreiding van de Amerikaanse jazz naar Europa. De eerste echte ‘jazzband’ die optrad in ons land, de Mitchell’s Jazz Kings in 1920, veroorzaakte heel wat commotie. Er ontstond al snel een heuse rage en verschillende Belgische jazzbands zagen het levenslicht, al is de vraag of wat ze speelden echt ‘jazz’ kon genoemd worden. Jazz paste perfect in een context van toenemende modernisering en amerikanisering en sloot aan bij een gevoel van amusement en opluchting tijdens de 'dolle' jaren twintig.

In de beginfase ging jazz hand in hand met een dansrage en hoorde het thuis in nachtelijke etablissementen zoals Brusselse dancings. De commerciële exploitatie van dit modeverschijnsel werkte de verspreiding ervan in de hand, aangezien het erg populair bleek bij een ruim publiek en de uitbaters er dus financieel baat bij hadden om ook een jazzband te presenteren. Net zoals vandaag, was een nachtclub 'passé' en al snel niet meer rendabel als de laatste nieuwe (jazz)deuntjes er niet te horen waren.

Het nachtleven was dus een belangrijk kanaal ter verspreiding van jazz, maar er waren er ook andere. De muziekuitgeverij, de opkomende platenindustrie, de radio, de cinema en de pers (vooral dan het baanbrekende tijdschrift Music), bleken elk op hun eigen manier en met wisselend succes verantwoordelijk voor de verspreiding van jazz in België. In de jaren dertig evolueerde jazz van modeverschijnsel tot gevestigde waarde. Een groep gepassioneerde jazzliefhebbers voerde een strijd voor de erkenning van jazz als meer dan dansmuziek uit het uitgaansleven en hanteerden daarvoor verschillende strategieën, zoals de oprichting van de Jazz Club de Belgique (1932), de organisatie van toernooien voor amateurs en jazzconcerten in officiële concertzalen.

De voornaamste actoren van de Belgische jazzscene worden in dit onderzoek onderverdeeld in drie groepen: de muzikanten of producenten, het publiek of de consumenten, en tenslotte de tussenfiguren of intermediairen. Muzikanten waren uiteraard van cruciaal belang omdat ze het Belgische publiek vertrouwd maakten met jazz. Een studie van de profielen van de belangrijkste jazzmusici toont aan dat de meerderheid uit een mondain milieu kwam, (klassiek) muzikaal geschoold was en elkaar kende binnen de jazzscene.

Het publiek bestond grotendeels uit twee groepen, naargelang hun opvatting over jazz: de ‘dansers’, die deelnamen aan de rage, en de ‘jazzliefhebbers’, die zich afzetten tegen het louter commerciële aspect van jazz. Net zoals elke nieuwe rage, lokte jazz vele, diverse reacties uit bij dat publiek én bij de oppositie. Zelfs in de gemondialiseerde samenleving van vandaag worden nieuwe culturele elementen maar moeilijk aanvaard. Het verbaast dan ook niet dat een muziek die geassocieerd werd met Amerika, zwarte slaven en seksuele dansen een eeuw geleden indruk maakte. Welke vader zag zijn dochter graag uitbundig dansen op 'vulgaire muziek' tot in de vroege uurtjes? Welke klassieke muzikant hield van een toenemende concurrentie van deze 'muziek van wilden', ten nadele van zijn eigen broodwinning? Maar anderzijds, welke man werd niet graag verleid door danseressen gekleed in een corsette en een paar pluimen? Welke modernist zag jazz niet als hét teken van vernieuwing en vooruitgang?

Een derde groep actoren, de 'intermediairen', bevonden zich tussen de producent en de consument. Hun belang voor de evolutie van jazz in België wordt in deze scriptie geïllustreerd aan de hand van twee casestudies: enerzijds Félix Faecq, zakenman en spilfiguur van de tussenoorlogse jazzscene, anderzijds Robert Goffin, dichter en gepassioneerd strijder voor de erkenning van de muzikale waarde van jazz.

Het laatste hoofdstuk van de scriptie benadrukt dat de Belgische jazzscene, net zoals de hedendaagse muziekwereld, niet an sich bestond zonder invloed van buitenaf. Interactie met het buitenland gebeurde voornamelijk via buitenlandse muzikanten die ons land bezochten, Belgische muzikanten in het buitenland, maar ook via de nieuwe media en de netwerken van intermediaire figuren.

Het onderzoek toont aan dat de transfer van jazz uit Amerika naar België geen louter cultureel gebeuren was. Een analyse van nieuw bronnenmateriaal brengt aan het licht dat diverse factoren van economische, sociale, technologische, politiek,... aard een belangrijke rol speelden. Niet elke vorm van jazz werd geaccepteerd of geïntegreerd: hoe dichter bij de sociaal aanvaarde gevestigde codes, hoe gemakkelijker en ruimer de overdracht. Enkele jazzliefhebbers voerden een strijd om het genre te verheffen van een modeverschijnsel tot een maatschappelijk aanvaarde waarde in de Belgische samenleving. Ondanks hun inspanningen bleef jazz voornamelijk een vorm van entertainment. Pas na de Tweede Wereldoorlog zou de muziek evolueren tot een algemeen aanvaarde kunstvorm en een plaats krijgen in de conservatoria.

Vandaag zijn er andere muziekgenres of cultuuruitingen hun intrede in de Belgische samenleving, al dan niet met succes. Over honderd jaar zullen mensen zich moeilijk kunnen voorstellen dat electronische muziek ooit vreemd of provocerend was. En misschien zal er dan ooit een student Geschiedenis een scriptie over schrijven.

Download scriptie (28.02 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2010