Hoe organiseren erkende vluchtelingen zich in Vlaanderen, gedurende de periode na hun erkenning, om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien.

Iris
Fruru

“Als erkend vluchteling verwierf ik heel wat rechten. Ik kon er niets mee doen…”

Mensen die in ons land officieel erkend worden als vluchteling, kunnen volgens de verblijfswetgeving rekenen op een omvattend verblijfsstatuut en een goede sociale rechtspositie. Uit een studie van Iris Fruru blijkt echter dat de meerderheid van alle erkende vluchtelingen er niet in slaagt onmiddellijk aanspraak te maken op deze rechten. Een totaal gebrek aan coördinatie en begeleiding in de overgang van materiële naar financiële steun ligt hieraan ten grondslag. De gevolgen zijn niet min. “Ik sliep drie nachten op straat met mijn zoon. Ik verkocht noodgedwongen mijn trouwring, om wat geld te hebben”, vertelt een erkend vluchteling.

Ongeveer 1 op 6 van alle mensen die asiel aanvragen mogen in België blijven. Zij krijgen officieel de vluchtelingenstatus. Dat geeft hen recht op dezelfde sociale bijstandsuitkeringen (o.a. leefloon) en sociale zekerheidsuitkeringen als de Belgen. Klinkt mooi op papier. In de praktijk kunnen de meesten onder hen echter geen beroep doen op hun verworven rechten.  

De Belgische wetgeving: continuïteit van opvang

Het grootste probleem ligt bij huisvesting. Vanaf het moment dat mensen als vluchteling erkend worden, hebben ze twee maanden de tijd om een huis te vinden. Na die twee maanden verliezen ze immers de materiële hulp (een slaapplaats, maaltijden en sanitaire voorzieningen) waarop ze recht hadden toen hun asielprocedure nog liep.  Dat is een erg korte periode. Bovendien is het hebben van een officieel adres van cruciaal belang om toegang te krijgen tot hun rechten. Zo kan men pas sociale bijstand aanvragen bij het OCMW van de gemeente, indien de betrokkene ook effectief in een woning verblijft.  

Het spreekt vanzelf dat de overgang van materiele hulp (tijdens de asielprocedure) naar financiële hulp (na toekenning van de vluchtelingenstatus) allesbehalve evident is. De wetgever verplicht voor deze periode nochtans continuïteit van opvang. Een geslaagde overschakeling van materiële naar financiële steun vraagt echter een goede samenwerking tussen de opvangstructuur en het OCMW. En daar knelt het schoentje. Tot op de dag van vandaag ontbreekt  het koninklijk besluit dat de regels van en middelen voor deze samenwerking vastlegt. Volgens Fruru’s onderzoek worden hierdoor mensen veel te weinig begeleid om die overgang zonder kleerscheuren te doorstaan.

Ook dit is Belgisch

Door het gebrek aan duidelijke structurele regels die de taakverdeling vastleggen, schuiven zowel de opvangstructuren als OCMW’s de verantwoordelijkheid van zich af. Anders gesteld: op het moment dat je erkend wordt als vluchteling, valt je omkadering weg en sta je er helemaal alleen voor. De overheid neemt zijn verantwoordelijkheid hier niet op. Rechten toekennen aan erkende vluchtelingen stelt immers niets voor als men geen beroep kan doen op die rechten.

Gevolg is dat erkend vluchtelingen zelf op zoek moeten naar een geschikte woning. Ze zijn hierbij genoodzaakt zich te begeven op de privémarkt, wat vaak problematisch is. Veel huizen zijn te duur, te klein of verkeren in een slechte staat. Bovendien – en dat is het grootste probleem – staan huisbazen vaak weigerachtig tegenover hen en het OCMW. Gezien hun situatie kunnen de meeste erkende vluchtelingen echter nergens anders terecht dan bij het OCMW.

Belang van sociaal netwerk

Hoe gaan ze dan om met deze barrières en hoe proberen ze deze het hoofd te bieden? Sommigen hebben het geluk een goede sociale assistent te hebben die hen informeert over hun rechten en helpt zoeken naar een woning. Daarnaast nemen hulporganisaties vaak zelf ad hoc het initiatief om de nodige omkadering te bieden aan deze doelgroep. Resultaat hiervan is een erg versnipperd hulpverleningslandschap, waarin erkende vluchtelingen moeilijk hun weg vinden. Bovendien blijven deze initiatieven ontoereikend om op iedere nood - ieder recht - te kunnen ingaan.
Verder blijkt uit Fruru’s onderzoek dat beschikken over een sociaal netwerk een cruciale rol speelt. Sommige mensen bieden tijdelijk logement aan, anderen bieden financiële ondersteuning, nog anderen helpen hen in hun zoektocht naar een woning of delen hun eigen ervaringen rond hoe zij hun weg in België hebben gezocht of nog steeds zoeken. Maar zelfs wanneer ze een oplossing bieden, is dit niet altijd de beste en vaak slechts een tijdelijke. Bovendien beschikt niet iedereen over een sociaal netwerk op het moment dat men erkend wordt. Die mensen staan er alleen voor en moeten op zoek naar andere manieren om de overgang van materiële hulp naar financiële hulp te overbruggen. Vluchtelingen verkopen hun weinige materiële – maar emotioneel waardevolle – bezittingen, zoeken een illegale  bijverdienste of woning om toch in enkele basisbehoeften te kunnen voorzien.

Water naar zee dragen

Het onderzoek toont aan dat erkende vluchtelingen sterk afhankelijk zijn van de welwillendheid van anderen: maatschappelijk assistenten, trajectbegeleiders, huisbazen, vrijwilligers, NGO’s, landgenoten, lotgenoten,… Dit impliceert dat toeval of geluk bepaalt of ze kunnen genieten van de bescherming waar ze recht op hebben.

Alle aangehaalde knelpunten zijn van structurele aard. Zolang ze niet worden aangepakt, is het voor alle rechtstreeks betrokkenen water naar de zee dragen. Het is dan ook van cruciaal belang dat de overheid haar verantwoordelijkheid ten opzichte van deze doelgroep opneemt en garandeert dat iedere erkende vluchteling effectief beroep kan doen op zijn/haar verworven rechten. Dit ongeacht of de vluchteling over een sociaal netwerk beschikt of beroep kan doen op de welwillendheid van anderen. Pas wanneer iedere erkende vluchteling structureel de juiste informatie en omkadering krijgt, kan men spreken over gelijke kansen voor elke vluchteling. Dit is een verantwoordelijkheid van de politieke overheid en niet van de vluchteling zelf.

Download scriptie (1.32 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2012