Prefiguratieve ethiek. Een moraalwetenschappelijk onderzoek naar de ethische verzuchtingen van het anarchisme.

Joris
Luyckx

P { margin-bottom: 0.21cm; }

Geen toekomst zonder anarchisme

 

“The anarchist century has only just begun,” stelden Andrej Grubačić en David Graeber bij het begin van de 21ste eeuw. Anarchisme wordt echter vaak geassocieerd met nihilisme en immoraliteit, met structuurloosheid en naïviteit. Vooral in het schrijven en spreken over de SHAME betoging, de Indignados en Occupy werd dit weer opvallend duidelijk. Wanneer er sprake wil zijn van een anarchistische eeuw, moeten we dus eerst de vooroordelen uit de weg ruimen. Het is deze uitdaging die moraalwetenschapper Joris Luyckx aangaat in zijn masterproef.

 

De eerste vraag in deze context is: wat is anarchisme? Joris Luyckx argumenteert dat het anarchisme een eeuwenoude en rijke geschiedenis kent. Doorheen de eeuwen heen nam het verschillende gedaanten aan, van de presocratici in de Griekse Oudheid over de libertijnse vrijgeesten in de middeleeuwen tot de turbulente 18de en 19de eeuw. In de jaren zestig van de twintigste eeuw kreeg het een nieuwe, frisse impuls die meer recent uitgroeide tot het andersglobalisme, dat als de huidige erfgenaam van het anarchisme kan beschouwd worden. Hoewel vele mensen in activistische circuits zich zelden of nooit zullen vereenzelvigen met het anarchisme, vinden hun acties wel plaats in de geest ervan. Eén van de meest spraakmakende voorbeelden uit de recente geschiedenis, is ongetwijfeld dat van de “aardappelactivisten”. Dit voorval toont eveneens het onvermogen van academici en wetenschappers, politici en magistraten, publieke opinie en media om hiermee om te gaan: in het debat dat volgde op het incident, werden zelden argumenten gebruikt die op een intellectueel eerlijke manier rekenschap namen van de positie van de activisten.

 

Deze veelheid aan verschijningsvormen is een logisch gevolg van de aard van het anarchisme: het wordt gekenmerkt door dynamische ideologische grenzen en staat daardoor open voor velerlei opvattingen en theorieën. In dat opzicht is Joris Luyckx er zich van bewust dat zijn analyse – en a fortiori de weergave ervan in een kort artikel – niet de hele complexiteit van het anarchisme kan vatten. Daar staat tegenover dat alle anarchisten – in de ruime zin – de wereld begrijpen in termen van macht. Ze verzetten zich tegen asymmetrische machtsverhoudingen die zich uiten in geweld, dwang, manipulatie, praktische autoriteit / gezag en materiële overtuigingsmacht. Ze vinden deze niet enkel terug in directe hiërarchische relaties, waarin de dominantie van de één over de ander rechtstreeks voel- of zichtbaar is. Ook het gegeven dat bijvoorbeeld vele Belgen hun kledij gaan halen in grote klerenwinkels, beschouwen ze als een vorm van machtsuitoefening: hierdoor bestendigen we immers de huidige constellatie – een constellatie die lageloonarbeid in stand houdt zodat wij kunnen profiteren van goedkope kledij. Hiertegenover stellen anarchisten andere machtsvormen, zoals empowerment (“yes, we can!” of “yes, I can!” – niet begrepen als politieke stemmingmakerij), coöperaties (“working for independence while cherishing interdependence”) en ongehoorzaamheid (institutionele macht en verdrukking van het individu weerstaan en bevechten).

 

Vanuit hun verzet tegen asymmetrische machtsverhoudingen richten anarchisten hun pijlen onder meer op het huidige politieke bestel. Zij weigeren te aanvaarden dat politiek moet samenvallen met de traditionele politieke instellingen, het publieke domein of een voortdurend streven naar homogeniteit en compromissen. Ze streven niet naar unificatie maar naar diversificatie en zijn in die zin de enige ware bondgenoten van pluralisme en diversiteit. Ze streven naar een horizontale democratie van individuen en netwerken waarin het politieke alle domeinen beslaat en conflict niet vermeden maar omarmd wordt. Om dit waarachtig, horizontaal democratisch leven te realiseren experimenteerden anarchisten doorheen de eeuwen heen met organisatievorming, netwerkstructuren en directe actiemethoden. Sinds de jaren zestig kregen deze nog een grotere boost als gevolg van de toegenomen welvaart, syndicale overwinningen en studentenrevoltes.

 

Joris Luyckx verzet zich tegen het heersende cynisme ten opzichte van de jaren zestig. Hij stelt dat we in de anarchistische tendenzen van deze jaren het werkelijk emancipatorische, progressieve en linkse project moeten zoeken. ‘Links’ is wellicht zelfs een verkeerde benaming: beter kunnen we over post-links of post-politiek spreken, omdat conventionele burgerlijke liberale waarden, zoals de links-rechts opdeling en de constitutionele democratie, vanuit een horizontaal democratisch standpunt voorbij gestreefd zijn. Politiek in institutionele zin, zoals we die vandaag kennen, is met andere woorden conservatief en oubollig, van PS tot N-VA. Bovendien tonen de talloze netwerken, alternatieve leefruimtes en globaal of lokaal georganiseerde (tegen)bewegingen aan dat deze horizontale democratie geen naïeve droom is, maar een werkelijk alternatief voor de huidige politieke conventies.

 

Maar wat dan met de traditionele beschuldiging dat anarchisten moreel nihilistisch zijn? Moraalwetenschapper Luyckx besteedt hier ruim aandacht aan. Hij toont aan dat het anarchisme gekenmerkt wordt door een zelden geëxpliciteerd maar diep moreel bewustzijn. Dit bewustzijn moet begrepen worden als een 'prefiguratieve ethiek', waarvan de welbekende boutade van Gandhi een gepaste samenvatting vormt: “Wees zelf de verandering die je wil zien in de wereld.” Anarchisme gaat uit van de menselijke wil om vrij te leven en beschouwt die als iets goed. Als socialisme gelijkheid omarmt, conservatisme stabiliteit en liberalisme vrijheid, omarmt anarchisme vitaliteit. Anarchisten willen meteen verandering in hun eigen leven en dat van anderen bekomen. Dat ongeduld manifesteert zich in een ‘prefiguratieve ethiek’: doe nu wat je wil verwezenlijkt zien in de toekomst – een voorafbeelding van het utopische in het hedendaagse. Het is vanuit die optiek dat de borden bij de Tahrirbezetters, de Indignados en Occupy, waarop te lezen stond: “This is what democracy looks like!”, moet begrepen worden. Waarachtige democratie, net als anarchisme, betekent experimenteren. Het is proberen, falen en weer opnieuw proberen. Er is geen plaats voor louter 'middel-doel'-denken, er is geen plaats voor starre dogmatische opvattingen, er is geen plaats voor statische en homogene structuren. Al deze overtuigingen gaan namelijk in tegen (het leven van) de mens: een mens is nooit altijd consequent, hangt nooit levenslang dezelfde overtuigingen aan en blijft nooit steeds dezelfde tout court. Daarnaast is deze ethiek een uitdagende maatstaf om ons eigen handelen te evalueren alsook de werking van instellingen en systemen rondom ons.

 

“Niemand van ons leeft in een moreel vacuüm,” schreef de beroemde Vlaamse moraalwetenschapper Leo Apostel († 1990) ooit. Dat geldt eens te meer voor activisten, anarchisten en andersglobalisten. Hun invloed is reeds merkbaar in vele ecologische, feministische, syndicale, religieuze en pacifistische bewegingen. Deze anarchistische opmars uit zich niet louter in theorie en in denken, maar ook en vooral in alternatieve praktijken en in directe acties. Zij willen “een nieuwe wereld bouwen in het omhulsel van de oude”. Het is hoop die uit verontwaardiging rijst.

Download scriptie (757.01 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2013
Thema('s)