Adel en Ridderschap in de dertiende en veertiende eeuw

Sarah
De Decker

Adel en ridderschap in de dertiende en veertiende eeuw: een analyse op basis van volkstalige historiografie uit de Zuidelijke Nederlanden

Het doel van deze thesis was om te bestuderen hoe adel en ridderschap werden voorgesteld in drie volkstalige kronieken en welk beeld de chroniqueurs hiervan schetsten. De kronieken die hiervoor gebruikt werden, zijn de Chronique artésienne, die door een onbekende auteur geschreven is aan het begin van de veertiende eeuw. De tweede kroniek is de rijmkroniek van Jan van Heelu over de slag bij Woeringen en is op het einde van de dertiende eeuw ontstaan. De derde kroniek die voor deze thesis is gebruikt, is Le miroir des nobles de Hesbaye, geschreven door Jacques de Hemricourt in de veertiende eeuw. Het zijn drie kronieken die gekozen zijn op basis van het genre, de periodisering en vooral de thematiek.

Het onderzoek naar het beeld van adel en ridderschap dat hier gevoerd werd, is tweeledig. Enerzijds werd een kwalitatieve methode toegepast. Dit werd gedaan door middel van een close reading van de bronnen. Anderzijds werd hier ook een kwantitatieve methode op toegepast. Dit is een methode die helemaal nieuw is voor de studie van kronieken en daarbij ook één van de grote verdiensten van deze thesis. Hierbij werd ten eerste een database opgesteld waarin alle expliciete vermeldingen van ridders kwamen te staan. Daarna werd ook een database opgesteld die de totale bronpopulatie (TBP) in kaart moest brengen. Hiermee worden kronieken op een heel intense manier bestudeerd en kunnen uitspraken gemaakt worden zonder snel te vervallen in veralgemeningen. Zo zorgde deze kwantitatieve methode ervoor dat het perfect mogelijk was schattingen te geven met betrekking tot de mate waarin de kronieken handelden over adellijkheid en de ridderschap. Zo kon vastgesteld worden dat voor de Chronique artésienne iets minder dan de helft van alle vermelde personen in de kroniek tot de adel behoren en dat een vijfde van alle vermelde personen ridders zijn. Voor de rijmkroniek kon op die manier vastgesteld worden dat één vierde van alle personen die in de kroniek voorkomen tot de adel behoren en één derde van alle personen ridders zijn. Voor Le miroir kwam dit neer op minder dan één twintigste waarvan vastgesteld kan worden dat zij tot de adel behoren en één tiende van alle personen die in de kroniek voorkomen zijn ridders. Op die manier is het mogelijk een eerste beeld te krijgen over adel en ridderschap. Het identificeren van edellieden was hierbij niet gemakkelijk. Er werd gezocht naar adellijke vermeldingen zoals noble of edele en naar vermeldingen van koningen, burggraven, graven, hertogen, baronnen en baanrotsen. Hierna werd de omgekeerde vraag gesteld waarbij op zoek gegaan werd naar de vermeldingen van personen die met zekerheid niet tot de adel behoorden. Dit leverde veel vragen en weinig resultaten op. Net omdat deze thesis uitgaat van een schriftelijke zekerheid, moet vastgesteld worden dat het grootste deel van de totale bronpopulatie zich in een grijze zone bevindt tussen adellijken en niet adellijken. Het is net omwille van deze moeilijke identificatie van edellieden dat we voor de kronieken niet kunnen spreken van een ridderadel, maar dat adel en ridderschap voor deze kronieken als twee verschillende zaken bestudeerd moesten worden. Waarvoor de kwantitatieve methode ook uiterst geschikt leek te zijn, was het vergelijken van verschillende aanspreektitels. Het was al snel mogelijk te zien dat elke kroniek één aanspreektitel heeft die er het meest frequent in voorkomt en het werd ook duidelijk dat chroniqueurs ridders procentueel meer aanspreektitels geven dan de rest van de totale bronpopulaties. Het lijkt hierbij alsof de chroniqueurs hierdoor de ridders een bijzondere status willen meegeven. Daarna werden nog enkele concepten rond adellijkheid bestudeerd op basis van een kwalitatief onderzoek. Hieruit bleek dat het beeld rond adeldom in de kronieken vooral gezien kan worden als een status die verbonden was aan familie en geslacht. Deze status en de eer van een geslacht leek in de kronieken het centrum te vormen van het leven van een adelman. Dit kon hij bevorderen aan de hand van glorieuze daden op het slagveld, goede en gepaste huwelijken en door het produceren van een erfgenaam.

Hierna gaat de thesis over naar het beeld van ridderschap dat de kronieken weergeven. Dit beeld werd enerzijds gekenmerkt door de weergave van het ridderlijke leven van de hertog van Brabant Jan I, waarin ridderschap werd voorgesteld als een rite de passage van mannelijkheid. Na de ridderwording doorging de jonge ridder namelijk een periode waarin hij zich diende te bewijzen. Hij behoorde niet meer tot de gewone jonge mannen, maar ook niet tot de echte mannen. Hij bevond zich in een tussenfase of liminale fase. Pas als hij zich bewezen had, werd hij door de oudere ridders aanvaard als man. Verder bleek het beeld van ridderschap vooral bepaald te zijn door de drang naar onderscheiding. Dit werd bereikt door materieel vermogen en adellijkheid, maar ook door tal van eigenschappen zoals dapperheid en hoofsheid. Opvallend was echter dat schildknapen zich op dezelfde manier trachtten te onderscheiden, een fenomeen dat niet alleen toe te schrijven is aan de late middeleeuwen in Le miroir, waarin een schildknaap een echte status wordt, maar ook in de rijmkroniek zijn tal van voorbeelden hierover te vinden. Ook wat betreft de hoofse riddercultuur is een nuancering noodzakelijk: de kronieken geven namelijk aan dat hoofsheid een eigenschap is dat een bepaald gedrag kan kenmerken. Ten eerste zijn vermeldingen van het bestaan van zo'n hoofse cultuur heel schaars, maar ten tweede komen dergelijke vermeldingen niet louter voor bij ridders, maar ook bij schildknapen. 

Aan de hand van drie kronieken kunnen in deze thesis geen grote conclusies getrokken worden die onze herdenking van de geschiedenis levensbepalend veranderen. Deze thesis moet echter beschouwd worden als een aanzet naar een grotere studie rond adeldom en ridderschap in onze streken, maar vooral ook als een middel om kronieken op een meer intensere en nieuwe manier te bestuderen.

Download scriptie (1.08 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2013
Thema('s)