Een vergelijkende studie tussen georganiseerde misdaad en terroristische groeperingen op vlak van organisatie en financiering

Nicolas
Gosselin

Een vergelijkende studie tussen georganiseerde misdaad en terroristische groeperingen op vlak van organisatie en financiering

We leven in een dynamische geglobaliseerde wereld waarin criminaliteit, al dan niet grensoverschrijdend, deel van uitmaakt. Twee grensoverschrijdende criminaliteitsvormen, namelijk georganiseerde misdaad en terrorisme, bestaan al sinds mensenheugenis en komen hierbij dagelijks in beeld. In deze masterproef bekijken we georganiseerde criminaliteit en terrorisme en vergelijken we ze om te zien waar de twee overeenstemmen en juist verschillen. Uit deze individuele criminaliteitsfenomenen en de vergelijking ertussen, trekken we aanbevelingen  naar lokaal, federaal, Europees, academisch en inlichtingenniveau. 

Terroristische groeperingen en criminele samenwerkingsverbanden hebben veel aspecten gemeen, maar verschillen ook op heel wat vlakken. Echter mag nooit uit het oog verloren worden dat elke terroristische groepering en crimineel samenwerkingsverband uniek is in al haar aspecten. Met zekerheid kan wel gezegd worden dat er een verband bestaat tussen de twee criminaliteitsfenomenen, waardoor belangenvermenging kan optreden. Terroristische groeperingen hebben financiële en materiële middelen nodig om hun strijd te kunnen voeren. Dit kan niet bereikt worden met ideologie alleen en leidt bijgevolg tot de trend dat terrorisme naast een ideologisch motief ook een winstmotief bezit. Hierdoor is het ook duidelijk dat terrorisme vaak nood heeft aan samenwerking met georganiseerde criminaliteit. Omgekeerd hoeft dit verband dan weer niet te bestaan. De Federale Gerechtelijke Politie van Bergen probeert als uniek initiatief in België georganiseerde misdaad en terrorisme aan elkaar te koppelen in de COT (Cel Organised Crime – Terrorism) waarin dadergericht wordt gewerkt. Uitbreiding van de COT’s lijkt dan ook een goede zaak, maar mag het hele model niet vervangen. Er dient steeds een middenweg gevonden te worden tussen fenomeengericht werken en dadergericht werken. Evenwel bevorderen COT’s wel de samenwerking tussen politiediensten.

Jongere terroristische groeperingen zoals Islamitische Staat (IS) verschillen niet zo zeer van andere terroristische organisaties. IS gebruikt dezelfde netwerkvormen, dezelfde financieringswijzen en dezelfde kanalen. Evenwel valt het op dat internet en media grote rollen spelen binnen IS, in vergelijking met andere terroristische groeperingen. 

IS gebruikt professioneel videomateriaal om potentiële leden te werven en mensen af te schrikken via lugubere beelden, hackt ze vaak bezochte sociaalnetwerksites om pro-terroristische slogans te posten, heeft het een eigen televisiezender en verspreidt het online magazines. Daarnaast is IS polycrimineel, een trend dat de laatste jaren meer voorkomt. Dit betekent dat de organisatie zich bezig houdt met een grote verscheidenheid aan activiteiten, waaronder het verkopen van olie, het smokkelen van pornografie en kidnapping. 

De impact die opkomende technologieën hebben zoals sociale media en internet zijn enorm, zowel voor terrorisme als voor georganiseerde criminaliteit. Media helpt onder andere bij het verspreiden van propaganda, het verspreiden van geruchten en het vinden van klanten. Internet helpt onder andere bij het verspreiden van kennis, het rekruteren van nieuwe leden, het verwerven van fondsen en het veroorzaken van schade. Bovenal is het een toegankelijk en goedkoop hulpmiddel. Dit hulpmiddel wordt meer en meer gebruikt. Hierdoor wordt het moeilijker om terrorisme en georganiseerde misdaad te bestrijden, want internet en media vergroten de speelruimte voor criminelen. Echter zijn elektronische correspondentiemiddelen zoals Whatsapp en Viber niet wettelijk geregeld en vissen politie en inlichtingendiensten daardoor achter het net. Hier dringt nationale en Europese wetgeving zich dan ook op.

Aansluitend aan het internet, kwam deze scriptie tot de vaststelling dat door middel van internet homegrown terrorism een realistische dreiging vormt binnen de Europese Unie. Internet maakt het makkelijk voor potentiële terroristen om know-how te bemachtigen zodat hij/zij weet hoe hij/zij een aanslag kan plegen. Terroristische groeperingen zoals IS en al Shabaab proberen hiertoe mensen aan te zetten om in het land waar het potentiële lid woonachtig is, aanslagen te plegen. Doorheen de aanbevelingen raden we zowel inlichtingendiensten als overheden aan om hier voldoende aandacht aan te besteden.

Wanneer het gaat over het academische luik blijkt al snel dat er nood is aan meer onderzoek. Georganiseerde criminaliteit is op een grote variëteit aan aspecten uitgebreid beschreven. Doch viel op dat dit bij terrorisme niet steeds het geval is. Zo wordt geweld nooit gekoppeld aan afschermingsmethoden, waardoor deze scriptie zoekt bij te dragen aan de academische literatuur. Er is nood aan een gefundeerd onderzoek zodat we te weten komen waarom individuen een terroristische groepering verlaten, hoe aan deradicalisatie dient te worden gedaan en wat de best practices zijn om terrorisme te bestrijden. 

George R. R. Martin (2011) schreef in zijn populaire boek ‘A Game of Thrones’ het volgende: “We hold to the belief that the man who passes the sentence should swing the sword. If you would take a man’s life, you owe it to him to look into his eyes and hear his final words. […] A ruler who hides behind paid executioners soon forgets what death is”. Hiermee proberen we duidelijk te maken dat beleidsmakers door middel van hun keuzes een enorme impact hebben op de evolutie van georganiseerde criminaliteit en terrorisme. Een beleidsmaker dient zich niet te verbergen achter personeel dat het vuile werk voor hem opknapt (lees: justitie en penitentiaire inrichtingen), maar dient mee te denken over preventieve, deradicaliserende en repressieve mogelijkheden en keuzes in samenspraak met academici, experten en indien mogelijk ex-Syriëstrijders, met als doel preventief jongeren te weerhouden te gaan strijden en terugkeerders te deradicaliseren zodat ze geen gevaar (meer) vormen voor onze maatschappij. 

Dit moet blijken uit de aanbevelingen die we geven rond gevangenisstraf, deradicaliserende en preventieve initiatieven. In eerste instantie is het van belang dat de maatschappij in eigen boezem durft te kijken wat er fout loopt in de maatschappij, vooraleer ze kijkt naar terrorisme. Hierbij dient aandacht besteed te worden aan racisme, sociaaleconomische status en werkgelegenheid. Verder dient een maatschappij zowel in te zetten op secundaire preventie, tertiaire preventie, afwering via intelligence en repressie verbonden aan begeleiding. In deze scriptie prijzen we de burgerinitiatieven inzake preventie en deradicalisatie aan, maar dient ook de overheid , zowel Europees als nationaal, hierin actief te zijn. Verder raden we ook JustUnity aan voor het preventionele luik (waarbij gederadicaliseerden gaan spreken op scholen) en exit-bewegingen (waarbij de overheid een begeleidende rol heeft bij deradicalisatie) aan voor het deradicaliserende luik.

 

 

Download scriptie (897.3 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2015
Promotor(en)
Dr. Verhage Antoinette