Wie geeft meer punten: jij of ik? Evaluatie van de kwaliteit van een tolkprestatie: een vergelijking tussen de peerevaluatie en de zelfevaluatie

Claire
Nardon

Je bent zeer trots op je prestatie en toch geven je medestudenten heel wat minder punten dan jij jezelf zou geven. Of, een pak leuker, je medestudenten zijn van mening dat je het er beter van hebt afgebracht dan je zelf in eerste instantie had gedacht. Klinkt het bekend in de oren? Of je nu het eerste type student bent of het tweede, in beide gevallen kan je leren uit de resultaten. Plotseling zal je als beginnende tolkstudent beseffen dat die regionale uitspraak die jij als ‘een unieke eigenschap’ beschouwde als storend ervaren wordt door je collega’s. En, toegegeven, misschien was die laatste ‘euh’ er toch wel te veel aan. Zowel zelf- als peerevaluatie (of, makkelijker verwoord: de evaluatie door een medestudent of collega, de zogenaamde peer) blijft met andere woorden essentieel voor de ontwikkeling van de eigen capaciteiten. Dit geldt ook binnen de tolkenwereld, waarbij de tolk als taak heeft een efficiënte en duidelijke communicatie tot stand te brengen tussen twee anderstalige gesprekspartners/partijen. Maar wie treedt in die wereld het strengst op: de tolk of zijn luisterende medestudent?

Kwaliteit

Net als bij vele andere diensten, hoort een tolkprestatie te voldoen aan de verwachtingen van de klant en moet ze kwalitatief aanvaardbaar zijn. Maar wat betekent kwaliteit? En wie mag zich uitspreken over deze kwaliteit? Wanneer mag een klant tevreden zijn met een vertolking? Deze vragen blijven tot op heden een moeilijke kwestie, om niet te zeggen: onbeantwoord. Onder meer de docent, de werkgever van de tolk, de spreker, de toehoorder, de ervaren collega-tolk of de tolk zelf worden als mogelijke beoordelaars naar voren geschoven om te oordelen over de kwaliteit van een vertolking. Wie zich ook inspant om die taak te vervullen, elk van deze beoordelaars moet in het achterhoofd houden dat een vertolking (en ook kwaliteit) een subjectief karakter heeft. Heeft de tolk op voorhand voldoende documenten gekregen ter voorbereiding? Heeft de tolk een onvoorstelbaar aantal werkuren voor de boeg? Gebruikt de spreker een verstaanbare taalvariant en spreektempo? En hoe zit het met de geluidskwaliteit? Ondanks al deze relatieve, beïnvloedende kenmerken, is het volgens onderzoekers wel degelijk mogelijk een evaluatie van een vertolking voor te leggen door gebruik te maken van welbepaalde kwaliteitscriteria (vb. in welke mate komt de inhoud van de oorspronkelijke toespraak overeen met die van de vertolking, wordt de juiste terminologie toegepast, heeft de tolk een sterk gekleurde uitspraak, komt er veel intonatie in de vertolking voor?).

Evaluatie

Uit alle mogelijke kandidaten, kiezen we de tolk (zelfevaluatie) en de medestudent (peerevaluatie) als volwaardige beoordelaars. In tegenstelling tot in vele andere richtingen wordt zelfevaluatie slechts sporadisch toegepast in de tolkenopleiding, iets waar eigenlijk verandering in zou moeten komen als de studenten zich verder willen blijven ontwikkelen. Bij het onderzoek werden acht studenten van de master in het tolken en acht studenten van het postgraduaat Conferentietolken betrokken (d.i. een extra jaar na de master om zich verder te specialiseren en zo te kunnen tolken tijdens conferenties, in Europese instellingen, enz.). De masterstudenten werden gevraagd om een toespraak te vertolken en zichzelf te evalueren op basis van een evaluatieformulier met verschillende kwaliteitscriteria en een cijferschaal van één tot vijf. Nadien moesten hun medestudenten en de postgraduaatstudenten diezelfde vertolkingen beoordelen. Bij aanvang van het experiment werd verwacht dat de masterstudenten zichzelf strenger zouden evalueren, maar wat blijkt? Een eerste vergelijking moest duidelijk maken voor hoeveel criteria de masterstudenten zich strenger zouden evalueren dan hun beoordelaars. Slechts voor zeven van de achttien kwaliteitscriteria gaven zij zichzelf een lagere beoordeling dan de mede- en postgraduaatstudenten. Bij een tweede vergelijking werden de gemiddelde scores van de zelfevaluaties naast de gemiddeldes van de peerevaluaties geplaatst. Deze keer werd de hypothese bevestigd: de masterstudenten kenden zichzelf voor maar liefst dertien criteria een lagere score toe. Voornamelijk de criteria zelfverbeteringen (d.i. wanneer de tolk zichzelf verbetert terwijl hij al een (deel van een) woord of een zin gedeeltelijk heeft uitgesproken), pauzes, aangename stem en levendige intonatie scoorden bij de zelfevaluaties het laagst. Een verklaring voor deze tegenstrijdige resultaten is de zéér strenge houding van enkele uitzonderingen die alle gemiddelde scores naar beneden haalt. Het lijkt nog steeds uitzonderlijk moeilijk om de juiste kwaliteitscriteria te definiëren om een vertolking correct te kunnen beoordelen. Zo bestaat er (nog steeds!) verwarring over de betekenis van de criteria (wanneer spreekt men van ‘een aangename stem’ of van ‘een regionaal accent’?) en de correcte manier om zichzelf of een medestudent/collega te beoordelen. Verder onderzoek en begeleiding van docenten blijft daarom noodzakelijk om studenten (de hopelijk latere professionele tolken!) verder op weg te helpen.

Aan alle toekomstige tolken dus het volgende: heeft je behulpzame medestudent je een lagere score gegeven dan jijzelf? Let dan nog eens goed op je werkpunten, wie weet kan er toch nog wat gesleuteld worden aan die tolkprestatie. Staat er een hoger cijfer op je papier dan jij jezelf toegekend hebt? Heb dan wat meer zelfvertrouwen, misschien mag je toch wat minder streng zijn voor jezelf.

Download scriptie (2.06 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Franciska Vanoverberghe